• No results found

Ad 3. Opgenomen in het Natura 2000-beheerplan

5.4.14 Recreatie en Toerisme

De Centrale Beoordeling (Arcadis, 2016) bevat geen precieze beoordeling van recreatie en toerisme. Wel is een aantal meer algemene uitspraken gedaan wat betreft mogelijke verstoringsfactoren en de bijbehorende effectafstanden. Onderstaande beoordeling is gebaseerd op de rapportage (visitormanagementplan) van bureau Waardenburg/Witteveen + Bos, A&W en kenniscentrum recreatie (2009xviii) en aanvullende actuele informatie van de provincie en haar partners. In de

genoemde rapportage is uitgewerkt hoe recreatiedoelen gecombineerd kunnen worden met randvoorwaarden voor de Natura 2000-doelen. In het achtergronddocument ecologie 1 (bureau Waardenburg en Witteveen + Bos, 2008) is recreatie en toerisme beoordeeld. Individuele bedrijven zijn opgenomen in bijlage 7 voor zover deze bedrijven een SBI-code40 hebben. Het ‘cumulatieve effect’

van recreatie en toerisme in en rond De Wieden en de Weerribben is beoordeeld in deze paragraaf. De individuele bedrijven (bijlage 7) zijn als ‘groen’ beoordeeld aangezien ze op zichzelf een verwaarloosbaar klein effect hebben op de instandhoudingsdoelen. Er zijn in en rond de Weerribben en De Wieden geen recreatiebedrijven die op zichzelf een mogelijk significant effect op de instandhoudingsdoelen hebben.

De beoordeling betreft nadrukkelijk de situatie van het huidige gebruik t.a.v. recreatie. Het is mogelijk dat in de toekomst een verlenging van het recreatie-seizoen een rol gaat spelen. Dit laatste is niet getoetst in deze paragraaf.

Georganiseerde vormen van recreatie zoals festivals en evenementen vallen niet onder bestaand gebruik. Voor het organiseren van een evenement moet telkens worden beoordeeld of een vergunning noodzakelijk is. De meeste evenementen hebben, afgezien van de extra verkeersdrukte op de toevoerwegen, vermoedelijk weinig verstorende effecten voor de ecologie, omdat ze zich afspelen in de stedelijke kernen.

40 SBI: Standaard Bedrijfsindeling. Ieder bedrijf dat zich inschrijft in het Handelsregister krijgt een SBI-code. Deze

Beschrijving recreatie en toerisme

Met ruim een miljoen bezoekers per jaar is het duidelijk dat de landschappelijke en natuurwaarden zeer gewaardeerd worden. Deze waardering vormt een belangrijke basis motivatie om die waarden ook te beschermen.

De bezoekers komen vooral om van de natuur te genieten, het meest in de vorm van routegebonden recreatie zoals fietsen, wandelen en varen. Jaarlijks vinden tienduizenden vaarbewegingen plaats, van plezierjachten, kano’s, roeiboten, fluisterboten en zeilboten. Door de gebieden loopt een van de drukst bevaren toeristische noord-zuid routes, tevens onderdeel van de 'staandemast'-route. Er zijn diverse aanlegplaatsen voor boten.

Een overzicht van de meeste recreatieve voorzieningen is weergegeven in bijlage 6.

varen

De doorgaande kanoroutes, de kanoroutes in De Weerribben en bij Giethoorn, worden druk bezocht. Kano’s begeven zich zelden buiten de routes. De aantallen kanoërs in De Wieden en de Weerribben zijn vergelijkbaar. De grote plassen in De Wieden worden druk bezocht door recreatietoervaart waaronder zeilboten. Het Vollenhovermeer wordt niet bevaren, met uitzondering van de vaargeul die intensief bevaren wordt. Overigens is er een trend dat het aantal vaatbewegingen (zowel in de kleine als in de grote watersport) afneemt.

Het vaarseizoen loopt van april tot en met oktober, de piek ligt in de maanden juli-augustus (A&W, 2009).

Op grond van de verordening ‘Provinciale vaarwegen, maximumsnelheden’ mogen mechanisch voortbewegende schepen op bij de provincie Overijssel in beheer zijnde vaarwegen niet sneller varen dan 6 km per uur. Op een aantal vaarwegen mag op grond van deze verordening echter 9 km per uur worden gevaren. Het gaat om:

- De bij de provincie Overijssel in beheer zijnde vaarwegen door het Beulakerwijde, het Belterwijde en het Giethoornse meer;

- De vaarweg Beukers Steenwijk (van het Meppelerdiek via het kanaal Beukers Steenwijk naar het Steenwijkerdiep);

- De vaarweg Steenwijk De Linde, voor zover het betreft het kanaal Steenwijk Ossenzijl en de Ossenwijlersloot;

- De vaarweg mr. H.P Linthorst Homansluit Ossenzijlersloot (van de Helomavaart via De linde naar de Ossenzijlersloot);

- De vaarweg Blauwe Hand Blokzijl, voor zover het betreft het Noorderdoep en de Valsche Trog;

- De vaarweg IJssel Zwolsche Diep (van de IJssel via het Ganzendiep, de Goot en het Scheepvaartgat naar het Zwolsche Diep).

zwemmen

In De Wieden en Weerribben zijn de volgende zwemwaterlocaties aanwezig: Belterwijde (Blauwe Hand), Recreatie Veneweg (Wanneperveen) en Zwemeiland Bovenwijde (Giethoorn) (bron: provincie Overijssel).

waterskiën

Krachtens de Provinciale Vaarwegenverordening van de provincie Overijssel mag op de in Overijssel gelegen vaarwegen maximaal 6 kilometer per uur worden gevaren. Bij de beoefening van de sport waterskiën dienen echter vaarsnelheden tussen circa 30 tot 60 kilometer per uur te worden gehaald. Op het noordelijk deel van de Stille Belter (onderdeel Belterwijde) is waterskiën toegestaan. Op grond van de Regeling waterskisport Westelijke Belterwijde 2008 mag hier worden gewaterskied . Waterskieën is echter verboden:

- In de periode van 1 november tot 1 april;

- In de periode van 1 april tot 1 november des nachts (de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang);

- Voor snelle motorboten met een waterverplaatsing van meer dan 1,5 m3 en of;

- Een lengte van meer dan 6,5 meter, waarbij een eventuele buitenboordmotor niet is meegerekend.

Ook mogen alleen waterskien worden voortgetrokken en geen andere voorwerpen.

kitesurfen en windsurfen

Kitesurfen vindt plaats in het noordoostelijke deel van de Beulakerwiede (oostelijk van de lijn die de zuidwestelijke punt van Polder Giethoorn verbindt met de de zuidwestelijke punt van De Beulake).

Windsurfen vindt plaats op het Bovenwijde, Beulakerwijde, Belterwijde (waaronder Stille Belter), Kleine Belterwijde, Vollenhovermeer en Zuideindigerwijde. In principe mag windsurfen plaatsvinden waar ook gezeild mag worden, behalve daar waar het wordt aangegeven waar het verboden is, bijvoorbeeld op het kanaal. Vooral het strandje bij de Westelijke Belterwijde is in trek bij windsurfers.

fietsen

Fietsen is een veelvoorkomende activiteit. Er lopen verschillende fietsroutes door De Weerribben en De Wieden. Ook is er een meerdaagse route uitgezet die verschillende natuurgebieden (de Weerribben, de Drentse Aa en het Drents-Friese Wold) me elkaar verbindt en ook een lange afstandroute (Zuiderzeeroute) doet het gebied aan (A&W 2009).

wandelen

Door de Weerribben en De Wieden loopt een aantal is er een aantal wat kortere bewegwijzerde wandelroutes. Veel van deze routes vertrekken vanuit de bezoekerscentra van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Daarnaast is er een aantal langere wandelroutes, waarbij veel op fietspaden wordt gelopen (A&W 2009).

Jaarlijks komt er ruim een miljoen mensen naar De Wieden en Weerribben om te genieten van het landschap en de natuur (foto R. Messemaker)

Beoordeling recreatie en toerisme

Verstoring broedvogels door recreatie en toerisme

In de periode dat recreatieve activiteiten plaatsvinden (periode april t/m oktober, piek in juli/augustus) zijn gedurende een deel van die periode ook broedende vogels aanwezig in De Wieden en Weerribben. De broedperiode overlapt met de periode waarin de recreatieve activiteiten plaatsvinden in de volgende periode: april t/m 15 juli. In de meest kritische vestigingsperiode van broedvogels (tot eind april) is de recreatieve druk nog beperkt (globaal eenvijfde van de aantallen in augustus, het hoogtepunt van de recreatieve druk o.b.v. A&W, 2009). Echter, vaarbewegingen zijn verspreid in het gebied aanwezig, met concentraties op de plassen, grotere vaarten en op de kanoroutes.

In De Wieden en Weerribben broeden de vogelsoorten bruine kiekendief, grote karekiet, purperreiger, porseleinhoen, rietzanger, roerdomp, snor, watersnip, ijsvogel en zwarte stern in het gebied waarin de recreatieve bewegingen plaatsvinden. Hieronder zijn de verstoringsafstanden (in foerageergebieden en ten opzichte van nesten) weergegeven van deze vogelsoorten:

roerdomp, bruine kiekendief, watersnip en en purperreiger hebben een verstoringsafstand van 50 meter langs kanoroutes en 100 meter rond hoofdvaarwegen en andere intensief benutte vaarwegen (A&W, 2009). De rietzanger is heel beperkt gevoelig voor verstoring (minder dan 25 meter). De soorten porseleinhoen en snor ondervinden beperkte verstoring van waterrecreanten (verstoringsafstand max. 50 meter) (A&W, 2009). De grote karekiet is waarschijnlijk eveneens gemiddeld gevoelig voor verstoring, en vergelijkbaar met snor (max. 25-50 meter). Dit geldt waarschijnlijk ook voor de watersnip. Deze soort is gemiddeld gevoelig voor verstoring en vertrouwend

op zijn schutkleur vliegt de soort vaak laat op. De opvliegafstand is 10-40 meter, (Flade (1994) in: A&W, 2009). Voor de ijsvogel geldt een verstoringsafstand van 100 meter ( www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/profielen/vogels).

Deze verstoringsgevoelige moerasbroedvogels komen min of meer geconcentreerd voor in het westelijk deel van de Weerribben, in de omgeving van Nederland en in de oostrand van de Weerribben. In De Wieden komen verschillende verspreide concentraties voor, waaronder de Hoogwaterzone, de omgeving van de Bovenwijde, de Kiersche Wijde, het kraggengebied ten noorden van Zwartsluis, de Achterwijde, de omgeving van het Giethoornse meer en de oeverlanden van het Vollenhovenmeer (A&W, 2009).

Bruine kiekendief

Uit de confrontatie tussen leefgebieden en verstoringsbronnen (A&W, 2009) komt naar voren dat bruine kiekendieven deels broeden in gebieden met verstoringsrisico’s. In De Wieden broeden bruine kiekendieven voor 20% binnen gebied met verstoringsrisico’s. De soort is vooral in de eerste fasen van de broedcyclus (nestplaatskeuze, eileg) zeer gevoelig voor verstoring. Daarnaast foerageert de bruine kiekendief in het kraggengebied en het veenweidegebied, langs grotere wateren en omliggende agrarische gebieden. De bruine kiekendief heeft dus nog uitwijkmogelijkheden als het aankomt op keuze van foerageergebied op het moment dat tijdelijk verstoring van een deel van het foerageergebied plaatsvindt.

De aantallen van de bruine kiekendief liggen onder de instandhoudingsdoelstelling voor de soort. Dit betekent dat maatregelen moeten worden genomen om verstoring van de broedlocaties weg te nemen door het instellen van rustgebieden (recreatie).

Purperreiger

De purperreiger heeft een kolonie in de hoogwaterzone ten noorden van Giethoorn. Hier is geen recreatieve vaart en dus is verstoring door recreatie afwezig. Buiten deze kolonie broeden eveneens purperreigers in lage aantallen die hier wel verstoringsrisico’s ondervinden. Het betreft de oeverlanden van het Giethoornse Meer, de oeverlanden van de Zuideindiger Weide en Boschweide en de wandelroute Kiersche Wijde (A&W, 2009).

De purperreigers foerageren voor een belangrijk deel in sloten in aangrenzende poldergebieden. Vogels uit de kolonie bij de hoogwaterzone foerageren in de Zuidveense achtervenen en Brederwiede, vooral in de door Natuurmonumenten beheerde veenweiden. Buiten deze laagveenweiden worden sporadisch purperreigers foeragerend waargenomen. In de betreffende polders is geen sprake van recreatieve druk zodat verstoring door recreatie van de foerageergebieden niet plaatsvindt.

De aantallen van de purperreiger liggen onder de instandhoudingsdoelstelling voor de soort. Dit betekent dat maatregelen moeten worden genomen om verstoring van de kleine broedlocaties (oeverlanden van het Giethoornse Meer, de oeverlanden van de Zuideindiger Weide en Boschweide en de wandelroute Kiersche Wijde) weg te nemen door het instellen van rustgebieden (recreatie).

Roerdomp

De roerdomp broedt deels in gebieden die onder invloed van verstoring staan. Het betrof de afgelopen jaren onder andere een territorium in de nabijheid van de kanoroute in het noordwestelijk deel van de Weerribben, de randzones van de vaarwegen in het deelgebied bij Nederland, optische verstoring vanuit de vakantiewoningen in de oostelijke randzone van de Bovenwijde en oeverlanden van het Giethoornse Meer (bron: A&W, 2009). Op m.n. deze locaties is sprake van een verstoringsrisico. De aantallen van de roerdomp liggen onder de instandhoudingsdoelstelling voor de soort. Dit betekent dat maatregelen moeten worden genomen om verstoring weg te nemen door het instellen van rustgebieden (recreatie).

Aalscholver

De aalscholver heeft een kolonie in De Wieden in een bosje op ca 500 meter van de Bakkerskooi. De broedlocatie is voor publiek niet toegankelijk. De vogels foerageren in sloten en plassen in De Wieden, in het Zwarte Water en het Ketelmeer. Het overgrote deel van de aalscholvers foerageert (ver) buiten De Wieden en Weerribben. Verstoring als gevolg van recreatie vindt niet plaats aangezien de broedlocatie niet bereikbaar is voor publiek en De Wieden en Weerribben slechts beperkte functie hebben als foerageergebied van broedende aalscholvers.

Rietzanger, grote karekiet, porseleinhoen, snor

De rietzanger, grote karekiet, snor en porseleinhoen zijn beperkt gevoelig voor recreatieve activiteiten (verstoringsafstand is kleiner dan 25 meter voor de rietzanger en maximaal 50 meter voor de andere soorten). Rietzanger, grote karekiet, porseleinhoen en snor ondervinden nauwelijks of geen verstoring van waterrecreanten, omdat zij binnen riet- en moerasvegetatie in de directe omgeving van het nest voedsel zoeken (A&W, 2009).

Watersnip

De watersnip is beperkt gevoelig voor recreatieve activiteiten (opvliegafstand 10-40 meter; A&W, 2009). Het aantal watersnippen ligt momenteel in de Weerribben onder de instandhoudingsdoelstelling, in de Wieden er boven. De watersnip ondervindt nauwelijks verstoring van waterrecreanten gezien de korte opvliegafstand.

IJsvogel

Voor de ijsvogel is waarschijnlijk voldoende broedgelegenheid voorhanden (wortelkluiten van omgevallen bomen die aanwezig kunnen zijn tot 200 meter van water). Verstoring kan plaatsvinden als waterrecreanten lange tijd binnen korte afstand van het nest aanwezig blijven. In de praktijk zal dit niet veel voorkomen, vrijwel alle vaarbewegingen bestaan uit passerende voertuigen. Het foerageergebied kan zich uitstrekken tot op enkele kilometers van het nest.

In de foerageergebieden (kleine, visrijke wateren en oevers van grotere wateren) kan de soort herhaaldelijk worden verstoord. Het is aannemelijk dat de ijsvogel veelal gebruik zal maken van rustiger foerageergebieden in plaats van druk bevaren vaarroutes. Voor het beperkt aantal ijsvogels waarvoor het gebied De Wieden is aangewezen (10 broedparen) is voldoende ongestoord foerageergebied voorhanden.

Het aantal ijsvogels wordt vooral beperkt door het voorkomen van strenge winters waarin alle wateren dichtvriezen. De ontwikkeling is dat dergelijke winters steeds minder voorkomen en voor zullen komen. Een afname van het aantal broedpaar als gevolg van de huidige recreatieve druk is niet te verwachten.

Zwarte stern

Het aantal zwarte sterns ligt in de Weerribben net onder de instandhoudingsdoelstelling van de soort, in de Wieden er boven. Foeragerende zwarte sterns ondervinden niet zichtbaar last van waterrecreatie omdat geschikt foerageergebied (zeer ondiep waterplantenrijk water en boven bloemrijke ruigten en hooilanden) zelden bevaren wordt (A&W, 2006). De verstoringsgevoeligheid van de zwarte stern beperkt zich tot de broedplaatsen. De soort broedt verspreid in (kleine) kolonies in het kraggenlandschap, maar met name aan de randen van de grote open wateren. Op de Beulakerwijde is de grootste kolonie van Nederland gevestigd.

Voor de zwarte stern geldt dat succesvol broeden alleen mogelijk is zonder verstoring door waterrecreatie. Langdurige menselijke aanwezigheid in de vestigingsfase verhindert vestiging van broedkolonies. De legsels op nestvlotjes, drijvende wortelstokken (waterlelie, gele plomp) of modderbankjes/slootkanten kunnen door golfslag van voorbijvarende vaartuigen wegspoelen. Dit laatste is vooralsnog niet aan de orde.

Kwartelkoning en paapje

De kwartelkoning en het paapje (bloemrijke ruige grazige vegetaties en hooilanden) ondervinden nauwelijks of geen verstoring van waterrecreanten, omdat zij binnen de vegetatie in de directe omgeving van het nest voedsel zoeken.

Wegnemen van effecten van recreatie voor vogelrichtlijnsoorten

Een voorstel voor het wegnemen van effecten van recreatie en toerisme op vogelrichtlijnsoorten is gedaan door Waardenburg en Witteveen + Bos (2008), en A&W en kenniscentrum recreatie (2009). Het betreft effecten van zowel land- als waterrecreatie. Op basis van deze rapportages zijn voorstellen ontwikkeld voor een zonering van de Natura 2000-gebieden. Bij het localiseren van de locaties zijn de volgende kaders vanuit Natura 2000 gehanteerd:

- Het voorkomen van de habitattypen en soorten;

- Afstemmingskaart recreatiekaart Noordwest-Overijssel (2001). In studies uit 2009 wordt een rustgebied voorgesteld voor moerasvogels.

Het oppervlak is als volgt berekend: “Voor de roerdomp is een berekening gemaakt van het

onverstoorde gebied, dat de broedvogels nodig hebben. De verstoringsafstand voor broedende roerdompen bedraagt 200 meter. Uitgaande van een straal van 200 meter vanaf de nestplaats, bedraagt het benodigde areaal rustgebied (exclusief voedselgebied) voor de nestlocatie 12,6 ha/paar. Hiermee bedraagt het benodigde areaal rustgebied voor de Wieden (doelstelling 30 paar) 377 ha en voor de Weerribben (10* paar) 126 ha. (* in het definitieve aanwijzingsbesluit is dit aantal verhoogt

naar 14). Wanneer aangenomen wordt dat voor voldoende rust in het voedselgebied grofweg twee

maal zoveel oppervlak nodig is als voor het broedbiotoop bedragen deze waarden 754 en 251 ha. Aangenomen wordt dat dit oppervlak ook voldoende rust garandeert voor de andere moerasvogels” (pp 151, 152 achtergronddocument ecologie deel 1 Waardenburg en Witteveen + Bos, 2008).

Wanneer wordt uitgegaan van een aantal van 14 paar voor de roerdomp in de Weerribben betekent dit een oppervlak van 351 ha. Het oppervlak van de rustgebieden is met andere woorden gebaseerd op de aanname dat de gehele opgave voor de broedvogels binnen de rustgebieden zouden worden gerealiseerd. Inmiddels is dat niet meer zo.

De locatie van de rustgebieden is tot stand gekomen door verstoringszones langs (vaar)wegen en paden te vergelijken met de broedplaatsen van verstoringsgevoelige N2000-moerasvogels. Daar waar broedplaatsen geconcenteerd, en verstoring niet of nauwelijks voorkwam zijn de rustgebieden voorgesteld. Door de rustgebieden voor te stellen wordt voorkomen dat de reeds aanwezige leefgebieden van moerasvogels door de (toenemende) recreatie negatief worden beïnvloed. Omdat er inmiddels ook buiten destijds voorgestelde rustgebieden leefgebied wordt ontwikkeld ligt er binnen de rustgebieden in de eerste beheerplan perriode geen opgave om extra leefgebied te ontwikkelen. Doordat een toename van verstoring door recreatie wordt voorkomen worden de huidige populaties wel beschermd.

Voor de in kolonies broedende vogels is rust ook van belang. Voor de aalscholver geldt dat de huidige kolonie van de aalscholver in de Bakkerskooi (De Wieden) al in ontoegankelijk gebied ligt zodat opname in het rustgebied niet noodzakelijk is. De regelmatig bezette broedplaatsen van de purperreiger liggen binnen de rustgebieden. Voor de zwarte stern geldt dit maar gedeeltelijk. Door de nestvlotten op locaties te leggen met een geringe invloed van recreatie (en op een afstand van maximaal 1000 meter van potentiële foerageergebieden) kan ook voor deze soort voldoende rust worden gegarandeerd.

Verstoring niet-broedvogels (alleen De Wieden)

Zwanen, ganzen en eenden slapen op rustig open water. De overdag rustende eenden zijn gevoelig voor verstoring door recreanten. Dit geldt in het bijzonder voor de ruiperiode. In deze periode zijn de soorten in de ruigebieden zeer verstoringsgevoelig. De gevoeligheid verschilt per soort. Uit verstoringsonderzoek blijkt dat voor de groep als geheel rekening gehouden moet worden met een verstoringsafstand van 200 meter. In veel gebieden liggen de slaapplaatsen dan ook in ontoegankelijk of zelden bevaren plassen, poelen en doodlopende brede vaarten. Futen en duikeenden lijken op grotere plassen redelijk tolerant, maar verplaatsen zich bij toenemende verstoringsdruk wel naar rustige oeverdelen. De visarend is buiten beschouwing gelaten omdat het om enkele individuen gaat met een zeer groot activiteitengebied.

In het agrarisch gebied kunnen de overdag grazende watervogels verstoring ondervinden van fiets-, wandel en autoverkeer. In de maanden september en oktober betreft het grauwe gans in het agrarisch gebied ten oosten van Blokzijl. Onderzoek heeft echter laten zien dat voldoende ongestoord grasland beschikbaar is (van der Hut, 2007). Hieruit blijkt dat de huidige recreatievormen in het agrarische gebied geen knelpunt vormen voor watervogels in het najaar.

Voor de niet-broedvogels in De Wieden dient de huidige rust in de voedselgebieden en op de slaapplaatsen gehandhaafd te blijven.

De ‘moeras/landhabitattypen’ trilvenen, veenmosrietlanden, blauwgraslanden, galigaanmoerassen, veenbossen en ruigten en zomen mogen niet worden betreden door recreanten en ondervinden daarom geen direct negatief effect van waterrecreanten. Er is echter wel een connectie tussen de ontoereikende waterkwaliteit door (o.a.) opwerveling van slib door (recreatie-) scheepvaart en de kwaliteit van trilvenen.

De kwaliteit van trilvenen is de laatste jaren enigszins hersteld door verbetering van de waterkwaliteit en gerichte herstelmaatregelen. Verlandingsvegetaties (cyclisch beheer) zijn gepland buiten recreatieve zones. Een effect van dagrecreatie op het ontstaan van verlandingsvegetaties is niet aan de orde.

Vertroebeling en mechanische beschadiging waterhabitattypen

De waterhabitattypen kranswierwateren en meren met krabbenscheer zijn zeer gevoelig voor mechanische beschadiging en opwerveling van slib. Geregeld passerende vaartuigen kunnen golven produceren en slib opwervelen waardoor het water troebel wordt: onderwaterplanten ontvangen dan onvoldoende licht. Bovendien kan er fosfaat vrijkomen. De gevoeligheid hangt samen met het bodemtype en diepte en met de vaarsnelheid.

Het effect van waterrecreatie op deze twee habitattypen in De Wieden en Weerribben is onbekend (bron: PAS-gebiedsanalyse). De habitattypen kranswierwateren en meren met krabbenscheer vertoonden het afgelopen decennium een resp. licht herstel en duidelijk herstel. De maatregelen uit de PAS-gebiedsanalyse (verbeteren waterkwaliteit, jonge verlandingsstadia bevorderen) en het instellen van rustgebieden zullen leiden tot een verdere toename van deze habitattypen, waardoor