• No results found

Beheer en onderhoud waterinfrastructuur

Ad 3. Opgenomen in het Natura 2000-beheerplan

5.4.8 Beheer en onderhoud waterinfrastructuur

In De Wieden en de Weerribben bevinden zich gemeentelijke watergangen, provinciale watergangen en wateren die beheerd worden door Waterschap Drents Overijsselse Delta, Waterschap

Zuiderzeeland, Staatsbosbeheer en Vereniging Natuurmonumenten.

Beschrijving beheer en onderhoud waterinfrastructuur

De volgende activiteiten zijn opgenomen in deze paragraaf:  Baggeren van de vaarwegen

 Beheer dijken en bermen

 Aanleggen, herstellen en onderhouden van oeverbeschoeiing, faunavoorzieningen, fauna uittreeplaatsen, remmingswerken, wachtsteigers, aanmeervoorzieningen, betonning

Baggeren van vaarwegen

Voor de instandhouding van de vaarwegfunctie dient periodiek (eens per ca 6-12 jaar) gebaggerd te worden om de streefdiepte te behouden. Dat gebeurt om de vaardiepte op peil te houden. De vaargeulen worden al sinds lange tijd op de diepte gehouden zoals opgenomen in de legger. Omdat de vaargeulen al over lange periode de huidige dimensionering hebben (de streefdiepte), is de huidige natuurkwaliteit hierop aangepast.

Beheer dijken en bermen

Het beheer van dijken bestaat uit:

- De binnendijkse taluds (dijkzijde aan landkant) worden waterstaatkundig beheerd. Waar het waterschap het maaionderhoud uitvoert is het beheer natuur technisch.

- De buitendijkse taluds (dijkzijde aan waterkant) worden natuur technisch beheerd. Het natuur technisch beheer houdt het volgende in:

- Bij het maai- en hooibeheer wordt rekening gehouden met het terrein en de groeiomstandigheden (in de praktijk is dit twee keer per jaar maaien); - Afvoeren van het maaisel;

- Niet bemesten;

- Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet gebruikt: met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van (akker)distel, brandnetel en ridderzuring;

- Geen beweiding.

Waterstaatkundig beheer houdt het volgende in: - Maaien met nabeweiding door schapen;

- Wanneer geen nabeweiding plaats vindt, wordt de volgende snede(s) afgevoerd; - Er wordt geen bemesting toegepast;

- Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet gebruikt: met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van (akker)distel, brandnetel en ridderzuring.

Het beheer van bermen bestaat uit:

- Bij het maai- en hooibeheer wordt rekening gehouden met het terrein en de groeiomstandigheden (in de praktijk is dit twee keer per jaar maaien); - Afvoeren van het maaisel;

- Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet gebruikt: met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van (akker)distel, brandnetel en ridderzuring;

- Geen beweiding.

Aanleggen, herstellen en onderhouden van oeverbeschoeiing etc.

Naast het onderhoud, de aanleg en het herstellen van oevervoorzieningen (waaronder ook remmingswerken, wachtsteigers, aanmeervoorzieningen en betonning) worden plaatselijk fauna uittreeplaatsen aangelegd en onderhouden.

Beoordeling beheer en onderhoud waterinfrastructuur

Baggeren

-vaargeulen

Door het onderhoud kan voor zowel de vis- als de vogelsoorten de water- en bodemkwaliteit verbeteren door de afvoer van slib door beter doorzicht of door betere ontwikkelmogelijkheden voor onderwatervegetaties. Wel kan tijdelijk sprake zijn van extra vertroebeling, trillingen en geluid tijdens de uitvoering. Door deze verstoring kan lokaal een tijdelijk verminderd voedselaanbod optreden. De impact is beperkt door de tijdelijkheid en het lokale karakter van de hinder en omdat de hoofdgeul geen belangrijk leefgebied vormt voor de aangewezen habitatrichtlijnsoorten (waaronder diverse vissoorten, de gestreepte waterroofkever en vogelsoorten). Tevens vinden de werkzaamheden lokaal plaats, waardoor negatieve effecten op de instandhoudinsgdoelstellingen van de beide Natura 2000- gebieden uit te sluiten zijn. De bagger wordt afgevoerd of tijdelijk in de omgeving opgeslagen (lokaal en op beperkte schaal). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn dan ook uit te sluiten.

-overige watergangen

Het open houden van de watergangen draagt bij aan het behoud van leefgebied van diverse habitatsoorten. De soorten kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, gestreepte waterroofkever, gevlekte witsnuitlibel, grote vuurvlinder, platte schijfhoren en broedvogelsoorten kunnen worden verstoord bij het schonen en baggeren van watergangen. Om dit te voorkomen dient bij delen van de watergangen die vermoedelijk leefgebied zijn van deze soorten op de volgende wijze te worden gewerkt, overeenkomstig de richtlijnen in de Soortenstandaards voor bittervoorn, grote modderkruiper en kleine modderkruiper (RVO, 2014xvii), te weten:

- Faseer schonings- en baggerwerkzaamheden van een watergang in ruimte en tijd. Hierbij moet op minimaal 25% van de oppervlakte van de watergang voldoende geschikt habitat aanwezig blijven. Voer de werkzaamheden niet uit in de voortplantingstijd van deze soorten (maart tot en met augustus) en ook niet wanneer de luchttemperatuur beneden het vriespunt ligt of er ijs in de watergang aanwezig is.

- Gebruik apparatuur waarmee de hoeveelheid slachtoffers zo beperkt mogelijk is. Voor baggeren is de beste methode werken met een zuiger/pomp. Bagger niet met apparatuur met vleugels die materiaal naar binnen schuiven (zie ook de genoemde Soortenstandaards).

- Werk bij het baggeren in de richting van open water en bagger, in watergangen die geen hoofdtaak hebben als waterafvoer, maximaal 50% van de oppervlakte.

- Ter plaatse van habitattypen is het niet toegestaan om bagger op de kant te brengen vanwege het optreden van eutrofiëring en ophoging.

Tot slot moet op de kant gebrachte bagger van plekken waar veel grote modderkruipers aanwezig zijn direct doorzocht worden op de aanwezigheid van deze dieren en deze moeten in de gespaarde delen van de watergang teruggezet worden.

Voor deze beheermaatregelen moet het gebied betreden worden en moeten machines het gebied in. Dit kan leiden tot verstoring door geluid, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten. Deze beheermaatregelen vinden met een lage frequentie plaats, waarbij het gebied hooguit enkele dagen per jaar wordt betreden. Significant negatieve effecten als gevolg van optische verstoring, verstoring door geluid of verstoring door mechanische effecten zijn daardoor uitgesloten op broedvogels. Gezien de lage frequentie worden effecten op niet-broedvogels eveneens uitgesloten.

Beheer dijken

Aangewezen habitattypen komen niet voor op de dijken, waardoor negatieve effecten niet aan de orde zijn.

De dijken vormen ten tijde van de periode dat beheer plaatsvindt, leefgebied van rietvogels, in het bijzonder de grote karekiet. De grote karekiet zit plaatselijk in waterriet langs dijken. Het (natuurtechnische) beheer van de dijken aan de waterzijde vindt tweemaal per jaar plaats waarbij de ‘verblijfsduur’ van de machines op een locatie beperkt zijn. Waterriet wordt niet meegemaaid, wel

wordt door het maaien voorkomen dat te veel verbossing optreedt. De grote karekiet en andere rietvogels kunnen hierdoor tijdelijk verstoord worden. Gezien de korte duur van de verstoring en de lage frequentie worden significant negatieve effecten op deze soorten niet verwacht. De dijken zelf vormen geen leefgebied van de aangewezen (niet-)broedvogels, waardoor van negatieve effecten geen sprake is. Van significant negatieve effecten op de instandhoudinsgdoelstellingen als gevolg van het beheer op de dijken is geen sprake. Overigens vindt onderzoek plaats (paragraaf 6.2.5) naar het optimale beheer voor de grote karekiet langs het Vollenhovermeer. Dit kan doorwerking hebben op het beheer van o.a. dijken.

Aanleggen, herstellen en onderhouden van oeverbeschoeiing etc.

Voor deze maatregelen moet het gebied betreden worden en moeten machines het gebied in. Dit kan leiden tot verstoring door geluid, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten. Deze beheermaatregelen vinden met een lage frequentie plaats, waarbij het gebied hooguit enkele dagen per jaar wordt betreden. Significant negatieve effecten als gevolg van optische verstoring, verstoring door geluid of verstoring door mechanische effecten zijn daardoor op broedvogels te verwaarlozen. Gezien de lage frequentie worden effecten op niet-broedvogels eveneens uitgesloten.

Voorwaarden

Bij delen van watergangen (niet: de hoofdwatergangen) die vermoedelijk leefgebied zijn van bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, gestreepte waterroofkever, gevlekte witsnuitlibel, grote vuurvlinder en platte schijfhoren dienen:

- Schonings- en baggerwerkzaamheden van een watergang in ruimte en tijd te worden gefaseerd. Hierbij moet op minimaal 25% van de oppervlakte van de watergang voldoende geschikt habitat aanwezig blijven;

- De werkzaamheden niet uitgevoerd te worden tussen 1 maart en 31 augustus en ook niet wanneer de luchttemperatuur beneden het vriespunt ligt of er ijs in de watergang aanwezig is; - Apparatuur gebruikt te worden waarmee de hoeveelheid slachtoffers zo beperkt mogelijk is en

de opwerveling van slib zoveel mogelijk wordt voorkomen;

- Bij het baggeren in de richting van open water te worden gewerkt en in watergangen die geen hoofdtaak hebben als waterafvoer maximaal 50% van de oppervlakte te worden gebaggerd; - Gevangen vissen (waaronder de N2000-aanwijzingssoorten) terug te worden gezet in gespaarde

delen van de watergang.

Conclusie beheer en onderhoud waterinfrastructuur

Groen Onderhoud dijken en aanleggen, herstellen en onderhouden van oeverbeschoeiing, faunavoorzieningen, fauna uittreeplaatsen, remmingswerken, wachtsteigers, aanmeervoorzieningen, betonning

Geel Het beschreven bagger-beheer kan worden voortgezet onder bovengenoemde voorwaarden