• No results found

De receptie van Max Havelaar in Zweden

Het literaire veld in Zweden rond de eeuwwisseling

Het literaire polysysteem1.

in Zweden is in de negentiende en twintigste eeuw nauw verbonden met het Europese mega-polysysteem: romantiek, realisme, naturalisme, doorbraak van het modernisme, liberaal radicalisme, neoromantiek.

De doorbraak van het modernisme in Zweden wordt in 1879 ingeluid met de roman

Röda rummet (De rode kamer) van Strindberg, een realistische, maatschappijkritische

roman over de ontwikkelingsgang van een jonge man. Naast de introductie van het nieuwe paradigma kwamen vormen voor als parodie en ironie, mengeling van stijlen, historische roman, familieroman, realisme, tendensroman en emancipatieroman.

De ideoloog van het nieuwe ideeënparadigma was de Deense literatuurcriticus Georg Brandes. Hij vertegenwoordigde in navolging van Comte, Taine, Mill en Spencer de droom van een nieuwe en gelukkige maatschappij gebaseerd op gelijke rechten van alle mensen, vrijheid van gedachte en gelijkheid tussen mannen en vrouwen in het huwelijk en op de arbeidsmarkt. De Zweedse generatie van Tachtig streefde eveneens naar vrijheid en gelijkheid. De tendensroman viert hoogtij, de persoonlijkheid van de schrijver wordt belangrijk geacht. De taal wordt vrijgemaakt uit de retoriek en aangepast aan de werkelijke manier van spreken. Opvallend vaak gaan romans over een jonge man die in opstand komt tegen zijn naaste omgeving, de familiekring en de autoriteit van de vader, of over een idealist die de maatschappij uitdaagt.

In de jaren negentig komt er een reactie op. Tot de personen die van richting veranderen, behoort de vooraanstaande criticus, dichter en hoogleraar literatuur in Stockholm, Oscar Levertin, ‘rood’ begonnen in de jaren tachtig, nu een Negentiger. In protest tegen de grauwe jaren tachtig wordt een uitstervende boerencultuur bezongen door neoromantische schrijvers als Heidenstam en Selma Lagerlöf, en door de dichters Fröding en Karlfeldt.

Eerste receptieperiode van Multatuli: 1899-1906 introductie

De eerste publicatie in het Zweedse literaire veld van een tekst van Multatuli is

Auktoritet, die op 13 augustus 1899 zonder commentaar of inleiding in de zondagse

bijlage van Svenska Dagbladet wordt afgedrukt. De les luidt dat kinderen niet door dwang en bijbelspreuk van hun ouders zullen blijven houden maar

alleen door de liefde die ze krijgen. In datzelfde jaar had Wilhelm Spohr in Duitsland zijn grootse presentatie van Multatuli gepubliceerd. In die tijd was de kennis van het Duits bij Zweedse intellectuelen aanzienlijk beter dan nu. De roem en het tekstje van Multatuli waren waarschijnlijk uit Duitsland overgewaaid.

De tweede tekst die geïntroduceerd wordt is de vertaling van Max Havelaar in 1902. De vertaling was gemaakt door Petrus Hedberg (1849-1926), leraar, journalist en vertaler. Het boek verscheen bij Wilhelm Silén te Stockholm, een uitgeverij van romans en praktische handboeken. Hedberg had voor Silén onder andere Bunyan (The Pilgrim's Progress), Tolstoj (Oorlog en vrede, waarschijnlijk niet uit het Russisch), Scott (Ivanhoe) en Mark Twain (Tom Sawyer en Huckleberry Finn) vertaald. Hij was redacteur van twee christelijk conservatieve tijdschriften, Vårt Land en Svea, het laatste een geïllustreerd weekblad. Hedberg speelde geen opvallende rol binnen het literaire systeem. De publicaties van de uitgeverij en de titels die Hedberg vertaalde doen vermoeden dat Max Havelaar ter vertaling was uitgekozen om het publiek romantische, (ont)spannende en exotische lectuur aan te bieden. De tendens van het boek is door de vertaling sterk verdoezeld, zoals blijkt uit het zeer negatieve oordeel van Bernt Luger (1973) over deze vertaling.

Luger toont aan dat de Deense vertaler, Carl Michelsen, veel uit de tekst van 1881 (5edruk) heeft weggelaten. De typografie van de tekst is veranderd en de Maleise woorden zijn vertaald weergegeven, zodat de couleur locale verloren is gegaan. Veel achtergrondinformatie over Indië en de bestuurstructuur van de kolonie behoort tot de weglatingen. Er zijn ook banaliserende veranderingen en weglatingen in de weergave van het karakter van Havelaar. Ook de kritiek op de Kerk in het laatste stuk van het verhaal van Saïdjah en Adinda is geschrapt.

De Zweedse vertaling is volgens Luger ‘een schaamteloos plagiaat van de Deense’. Hedberg liet nog meer weg dan Michelsen en voegde een paar leesfouten toe aan de tekst. Tot de weglatingen behoorden bijvoorbeeld passages die kritiek op de Lutherse religie uitdrukten.

Over de bespreking van het werk in Svenska Dagbladet (zie hieronder) door Oscar Levertin is Luger echter zo gelukkig dat hij het hele essay vertaalt in het Nederlands. In een recente biografie over Levertin (Shachar 2006) wordt uitvoerig op zijn joodse afkomst ingegaan. Zijn voorouders hadden ooit in Leeuwarden gewoond, vandaar de naam Levertin. De voorouders waren volgens het familieverhaal via Duitsland en Denemarken doorgetrokken naar Zweden, waar in 1779 een edict van

geloofsvrijheid was uitgevaardigd. Maar zijn herkomst van Leeuwarden was nauwelijks de reden waarom Levertin zijn recensie schreef. Svenska Dagbladet was een krant die in die tijd de ideeën van Negentig vertegenwoordigde, gericht was op kunst en minder op politiek, vrij conservatief maar toch met een zekere belangstelling voor sociale hervormingen. In dat blad presenteerde Levertin de moderne literatuur uit binnen- en buitenland. Levertin was centraal gepositioneerd in het literaire polysysteem in Zweden, hij bewoog zich op het breukvlak tussen de Zweedse Tachtigers en Negentigers (zie boven).

Hoewel Max Havelaar in veel opzichten een roman is voor de Zweedse jaren tachtig - tendensroman, jonge man in opstand tegen een autoriteit - verschijnt de vertaling pas in 1902. Men mag vermoeden dat de Zweedse uitgever het boek niet zozeer liet vertalen omdat het in de tijdgeest paste maar vooral omdat het in Duitsland opgang had gemaakt. Het was een ‘beroemd’ boek en diende dus vertaald. Maar het moest aangepast worden aan de veronderstelde wensen van het publiek. Het niveau ervan werd in de vertaling verlaagd naar meer ‘populair’. Luger heeft aangetoond dat et in de bespreking van Levertin veel citaten en gegevens uit Spohrs Auswahl2.

staan en dat hij stukken uit Max Havelaar citeert die door de Zweedse vertaler waren weggehaald. Lugers vondsten doen vermoeden dat Levertin Multatuli bekeek door de ogen van Spohr, niet door de ogen van Hedberg en dat hij niet de Zweedse maar de Duitse uitgave had gelezen. In de bibliotheek van de Universiteit van Stockholm, waar Levertin hoogleraar was, staat inderdaad de eerste uitgave van Spohrs Auswahl, verschenen in Minden in 1899.

Recensies

De eerste recensie van Max Havelaar verscheen op 18 februari 1902 in Dagens

nyheter. Dit landelijke blad was toen liberaal, radicaal op cultureel gebied en richtte

zich tot brede lagen van de bevolking. De (anonieme) recensent rangschikt Multatuli onder de grote schrijvers van zijn rijd. Hij constateert dat Dekker reeds tot een oudere generatie behoort. Zijn snelle carrière in het Nederlands-Indische bestuursapparaat wordt geschetst en daarna zijn plotselinge afscheid omdat hij het doel van het kolonialisme niet aanvaardde: het uitzuigen van de bevolking, wier protesten in bloed werden gesmoord. In het boek zit leven, vaart, couleur locale, gevoel en sarcasme. De vormeloosheid maakt niet uit. Dekkers humor wordt vergeleken met die van Dickens. Ook Heine wordt genoemd en Dekker wordt een voorloper van Nietzsche genoemd. De invloed van het werk op de Nederlandse literatuur wordt geconstateerd en overige werken van de schrijver worden opgesomd. De recensent beveelt

geïnteresseerden aan om het essay van Lublinski in de verzamelbundel Moderne

Essays zur Kunst und Litteratur te lezen.

De tweede bespreking verschijnt een paar dagen later in twee delen (op 23 en 25 februari) in Stockholms dagblad, een conservatieve krant. De recensent S.S.-m vertelt dat de Duitse geleerde Wilhelm Spohr het werk van Multatuli voor Europa heeft ontdekt, en dat er daarom nu in Duitsland een Multatuli-cultus heerst, dat hij met Nietzsche vergeleken wordt en zelfs beter dan deze wordt bevonden. De recensent is het daar niet mee eens. Multatuli is wél een originele en belangrijke persoonlijkheid, een agressieve revolutionair, een subjectieve natuur, een vat vol tegenstrijdigheden, een idealistische pessimist als Tolstoj. Met de egoïstische hoogmoed van een nietzscheaan strijdt hij voor het geluk van de mensen en plaatst zichzelf daarbij voortdurend in het middelpunt. De recensent ergert zich over Multatuli's eigenwaan, zijn grenzenloze martelaarschap, maar stelt ook vast dat Dekker een bekwaam bestuurder was en

ontsla-gen werd toen hij opkwam voor de belanontsla-gen van de inlanders. Max Havelaar wordt vergeleken met De hut van oom Tom, met het voorbehoud dat Max Havelaar niet tot verbeteringen van de omstandigheden, de mishandeling en uitbuiting van de Javanen, heeft geleid. De Nederlandse regering en de pers hebben de aanvankelijke verontwaardiging over de misstanden gesust. De recensent uit scherpe kritiek op de Zweedse tekst. Bij de vertaling werd een methode gebruikt die men alleen voor middelmatige, onpersoonlijke ontspanningsliteratuur mag gebruiken; vooral de weglatingen en de verdwenen couleur locale worden gelaakt. De recensent gaat eveneens in op Minnebrieven, waarin een ik-cultus wordt vastgesteld, en op deel 7 (1877) van de Ideën, waarin Dekkers veelzijdigheid en kennis op verschillende gebieden ter sprake komt. Van alle werken worden de titels in het Duits genoemd, wat aantoont dat de recensent zijn informatie uit Duitse teksten heeft gehaald.

Een maand later, op 11 maart, staat een bespreking in Socialdemokraten. De recensent N.W. gaat in op de schokkende toestanden in de Nederlandse koloniën in Indië en noemt het boek een kreet om gelijkheid en rechtvaardigheid voor de arme Javanen die worden uitgezogen door zowel binnenlandse als buitenlandse heren. De Nederlandse regering smoorde de belangstelling die door het boek opgeroepen werd. Alleen de socialisten wisten Dekker te waarderen. Wilhelm Spohr wordt gepresenteerd als ‘jonge socialist’, medewerker van Der Sozialist in Berlijn. De recensent merkt de verminking van de tekst door de vertaler op en noemt die onvergeeflijk bij een schrijver van rang, zoals Multatuli. Hij mist ook een karakteristiek van de schrijver en een verslag over de omstandigheden waaronder het boek tot stand was gekomen, zoals in de Duitse uitgave. Multatuli tekent op geniale wijze hoe het hele gebouw van de maatschappij ineenstort door de geniale verkondiging van de gelijkheid der mensen. De figuur Droogstoppel is een meesterwerk: de moderne burgerman met zijn beperkte horizon en gebrek aan altruïsme. Ook de weergave van de preek van Wawelaar over de inlanders is geniaal in zijn sarcasme: de lompe verkondiger van de religie in dienst van het kapitalisme.

Levertins recensie in Svenska Dagbladet verschijnt als laatste op 5 en 7 april. Later zal het als essay worden herdrukt in zijn Samlade skrifter (1907). Levertin plaatst Multatuli in de positie van ideeënrijkste en boeiendste schrijver van zijn land in de negentiende eeuw. De bevolking van dat land schetst hij als flegmatiek, farizeïsch en bigot. Schaamteloos buit het zijn koloniën uit. Hij verwijst naar de editie van Spohr en diens levensbericht over Multatuli. Hij vermeldt dat Multatuli in Duitsland wordt geplaatst naast Ibsen en Nietzsche. Levertin voegt daar Strindberg aan toe maar is wel van oordeel dat Multatuli door al deze veelzijdige schrijvers wordt overtroffen. Over stijl en personages gebruikt hij woorden als ‘hartstochtelijk’, ‘allerminst objectief’ en ‘Don-Quichot-achtig’ en hij beklemtoont dat Multatuli niet op zijn literaire waarde wilde worden beoordeeld maar dat hij in de eerste plaats verandering tot stand wilde brengen. De persoon Dekker wordt gekarakteriseerd als iemand met een opborrelend rechtvaardigheidsgevoel, een strijdvaardige

heersersnatuur die door zijn twee vrouwen van de ondergang wordt gered. Multatuli's fascinatie voor ‘het offer’ in

Oosterse zin boeit Levertin, die zich ook zelf door het Oosten voelt aangetrokken. De receptie van Max Havelaar in eigen land wordt geschetst, de oppressie van bovenaf, gesteund door Van Lennep, de toenemende verbittering van Dekker, zijn grandioze persoonlijkheid. Levertin vergelijkt hem met de Zweedse schrijver C.J.L. Almqvist, die ook graag voor geluksbrenger wilde spelen. Dan volgt een weergave van de inhoud van Max Havelaar, zijn meest evenwichtige en heldere werk, en een beschrijving van het systeem van uitzuiging en uitbuiting in Nederlands-Indië. Over Multatuli's volgende werken is Levertin niet enthousiast, hij noemt Minnebrieven nerveus, zelfs spasmodisch.

Als derde manifestatie van de receptie van Multatuli doet zich een recensie voor van Frauenbrevier van Multatuli, uitgegeven door Wilhelm von [sic!] Spohr in 1905. De recensie werd in twee afleveringen, op 3 en 4 april 1906 in Svenska Dagbladet gepubliceerd en draagt de titel En kvinnobok (‘Een vrouwenboek’). Ze was geschreven door de eerste professionele recensente van kinder- en jeugdboeken in Zweden, Gurli Linder. Linder noemt Dekker een ‘apostel’, een ‘Don Quichot’, ‘in Zweden bekend door het essay van Levertin’. Spohrs vertaling beslaat 300 pagina's die betrekking hebben op de vrouw en de liefde, ‘nu eens overspannen dromerig, dan weer giftig honend, soms verwarrend als vuur, soms koud flinkerend als vuurwerk’. Linder gebruikt uitdrukkingen als ‘paradoxale originaliteit’ en spreekt van een ‘hypermoderne schrijver’ die zijn tijd vooruit was en ze vergelijkt Dekker met Ellen Key.3.

‘Vreugde is deugd en de liefde is het belangrijkste van alles.’ Linder haalt ook Dekkers opvatting over de nonchalante behandeling van het kind aan (‘kinderen houdt ieder’), zijn kritiek op het schoolwezen en zijn pleidooi voor het kiesrecht der vrouwen. Zijn werk bevat veel hoon maar Gurli Linder drukt de schrijver de hand vanwege de vele liefde die er ook een belangrijke rol in speelt. Alle titels van werken worden in het Duits genoemd.

Samenvattend kun je vaststellen dat Multatuli door het hele spectrum van

vertegenwoordigers van politieke richtingen wordt gerecipieerd, maar dan via het Duits, niet in Zweedse vertaling. Ook de kennis over Dekker wordt aan Spohrs introductie ontleend. Alle recensenten zijn het eens over het heldhaftige en rechtmatige van Dekkers strijd tegen de koloniale uitbuiting van de bewoners van Java maar één recensent ergert zich aan Dekkers eigenwaan. De vrouwelijke recensent legt de nadruk op zijn uitspraken over vrouwen en kinderen, die door de heren niet genoemd worden. De allereerste introductie van Dekker geschiedde trouwens, zoals we hebben gezien, binnen het discours ‘positie van het kind’.

Entourage

In deze eerste decade van de twintigste eeuw vindt men in 1903 ook een recensie van Van Eedens De blijde wereld en in 1906 twee recensies van de Zweedse vertaling daarvan (En lycklig värld. Tankar om människan och samhället). In datzelfde jaar verschijnen vier recensies van Ut bland människorna (De kleine JohannesII), in

van Heijermans' Diamantstaden. Couperus werd vóór deze periode reeds

geïntroduceerd en gerecipieerd. Veel belangstelling was er ook in de pers voor Tine van Berkens Mijn zusters en ik.

Leerboeken en naslagwerken

In een leerboekje Nederlands voor Zweedse germanisten van de Nederlander N.C. Stalling (1910) staat De Japansche steenhouwer van Multatuli in het tekstgedeelte. In het korte overzichtje van de letterkunde wordt over hem medegedeeld dat hij een speciale plaats inneemt in de Nederlandse letterkunde.

Ook in het naslagwerk Nordisk familjebok (1904-1926) vindt men het trefwoord

Dekker (deel 6, 1907, 37 regels,4.

met portret). Daar wordt vermeld dat hij zijn baan moest opgeven vanwege zijn oppositie tegen de koloniale regering. Van zijn werken wordt als eerste Max Havelaar vermeld (met een korte karakteristiek ‘merkwaardige roman’, ‘grotendeels autobiografie’, ‘egoïsme en systematisch systeem van uitbuiting van de Hollanders’. Multatuli wordt geciteerd: ‘In Holland heerst alleen het geld’. Zijn stijl wordt ‘vulkanisch’ genoemd. Als bronnen van het artikel worden publicaties aangegeven van Jonckbloet, Spohr en Kok.

In het stuk over de Nederlandse literatuur (‘Holländska litteraturen’, 1909) is er sprake van ‘een tendensroman van grote betekenis [...] het meesterwerk van E. Douwes Dekker [...] Max Havelaar [...] dat in de levendigste kleuren de sociale misstanden in de Nederlandse koloniën afschildert.’

In Svensk uppslagsbok (1929-1937) vindt men eveneens het trefwoord Dekker (deel 6, 1931, 23 regels). Ook daar is sprake van ‘meedogenloos uitbuiten van de inlanders op Java door de Nederlandse regering’, zoals beschreven in Max Havelaar. Multatuli's overige werken worden genoemd, maar stilistisch minder bevonden dan de gepassioneerde, schitterend geschreven Max Havelaar.

In het stuk over de Nederlandse literatuur (‘Holländska litteraturen’, deel 13, 1932) is sprake van Multatuli, ‘een van de meest geniale schrijvers van de negentiende eeuw in Holland’, die de roman Max Havelaar uitgaf ‘waarin hij de wrede politiek van de Hollandse regering op Java hekelt’.

De nadruk ligt in deze eerste Zweedse receptie sterk op de meedogenloze uitbuiting van de Javanen door Nederland, de levendige stijl van Dekker, zijn moed, zijn carrière en zijn latere moeilijke levensomstandigheden gesymboliseerd door de naam ‘multa tuli’.

Tweede receptieperiode van Multatuli in Zweden: 1945

Tussen 1943 en 1946 laat uitgeverij Natur och Kultur in een serie van dertig volumes een keuze van klassieke werken uit de moderne wereldliteratuur het licht zien. In deel 22 (1945) staan in één volume samengebonden Lord Jim van Joseph Conrad en

gedeelte-lijk af in Nederlands-Indië, maar het is geen tendensroman. Wat Max Havelaar betreft is het Hedbergs vertaling die nu opnieuw wordt uitgegeven maar deze keer met een nawoord van Artur Lundkvist (1906-1991), die tot de gecanoniseerde modernistische dichtergeneratie Fem unga (‘Vijf jongeren’) uit de jaren dertig behoorde. Hij speelde een belangrijke rol in het Zweedse literaire veld en zou in 1968 tot lid van de Svenska

Akademien worden gekozen. Het feit dat Max Havelaar in deze serie werd opgenomen

met een nawoord van de centraal in het literaire veld gepositioneerde dichter en criticus Lundkvist toont aan dat het werk nu wordt geacht te behoren tot de onsterfelijke internationale canon.

Lundkvist trekt parallellen tussen Multatuli en de Zweedse dichter Almqvist, eveneens een meester van de grillige compositie. Lundkvist acht de ongelijkmatige constructie van Max Havelaar uiterst doeltreffend, vooral dat Droogstoppel als initiator van het boek wordt voorgesteld is van betekenis: ‘In deze grootse karikatuur van een spitsburger vind je de hele achtergrond van de koloniale ellende, de

onbeschrijfelijk zelfingenomen leugenachtigheid die het krasse materialisme, de nietsontziende uitzuiging, nauwelijks kan verdoezelen.’ De tegenstelling tussen de geslaagde dikhuidige Droogstoppel en de vernederde idealist heeft een vernietigende ironische uitwerking. ‘Havelaar is een oprechte, levendige en geniaal begaafde persoonlijkheid die nog steeds toverkracht bezit hoewel hij voor de huidige smaak als al te edel wordt voorgesteld.’ Lundkvist besluit met de conclusie dat Max Havelaar nog steeds de hoogste actualiteit bezit, dat de tendens ervan nog steeds in hoge mate geldig is. In 1955, na een periode van reizen over de wereld, publiceert Lundkvist een revolutionaire dichtbundel over de bevrijding van volkeren uit honger, geweld en onderdrukking. Alweer past Max Havelaar uitstekend in de tijdgeest. De nieuwe uitgave verschijnt immers op het moment dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog in Zweden bekend begonnen te worden. Het engagement voor de onderdrukten wordt uitgebreid en gaat ook de volkeren buiten Europa omvatten.

Het thema van de Nederlandse koloniën was in Zweden al geactualiseerd door vertalingen van werken van Madelon Székely-Lulofs. Rubber (1931) en Koelie (1932) werden beide in 1933 voor het eerst vertaald en Rubber beleefde in datzelfde jaar nog drie herdrukken en in het jaar daarop nog een vijfde druk. Een nieuwe uitgave van Rubber verscheen in 1944, herdrukt in 1947. Ook van De hongertocht (1936) verschenen twee drukken in het Zweeds (1936 en 1937). Het zal echter voornamelijk het spannende en exotische karakter van haar werken zijn geweest wat het grote publiek aantrok, en niet zozeer de sociale verontwaardiging. Van Koelie verscheen immers maar één druk.5.

Literatuurgeschiedenis van Martha A. Muusses