• No results found

De Balabán-vertaling

De vier levens van Multatuli in het Hongaars Inleiding

2. Systemische context 1 De Bartos-vertaling

2.4 De Balabán-vertaling

Met een zeer korte uiteenzetting van het pseudoniem Multatuli vat Róna in haar nawootd de inhoud van het boek samen. Ze citeert het voorwoord van D.H. Lawrence in de Amerikaanse uitgave uit 1927 waarin de Engelse auteur het boek een satire op de Hollandse burger noemt. Róna gaat kort in op de eerste Nedetlandse receptie van het boek om daarna de vele buitenlandse vertalingen re noemen. Ze stelt vast dat deze Hongaarse uitgave de derde (!) vertaling van het boek is. Ook weet Róna te melden dat Multatuli met zijn nieuwe, eenvoudige, naar spreektaal neigende stijl de tot dan toe heersende, bombastische literaire taal helemaal vernieuwd heeft. Tot slot komt de levensbeschrijving van Multatuli waarin het einde van de relatie met Tine wordt geformuleerd als: ‘hij heeft zich door de vele zorgen en de vele verhuizingen van zijn gezin vervreemd. Na de dood van Tine in 1874 trouwt hij opnieuw met Mimi Hamminck Schepel die hem trouwhartig tot zijn dood verzorgt.’ Merkwaardig is dat in alle voor- en nawoorden iets over de relatie met Tine verteld wordt, maar dat nergens melding wordt gemaakt van het feit dat Mulatuli zijn eerste vrouw na de geboorte van hun tweede kind verlaten heeft en met verschillende andere vrouwen een verhouding heeft gehad. De schijn wordt gewekt alsof Mimi braaf na de dood

van Tine in het leven van Multatuli gekomen is. Ontrouw in het huwelijk paste niet in het Hongaarse beeld van de heroïsche strijder voor gelijkheid, vrijheid en

emancipatie (onder meer van de vrouw). Wel wordt gesuggereerd dat Tine hem in de moeilijke omstandigheden in de steek had gelaten. We weten dat niets minder waar is.

Het nawoord eindigt met het noemen van de belangrijkste werken van Multatuli zoals De Eerloze, de Minnebrieven, de Ideeën, Vorstenschool en Woutertje Pieterse. Róna meldt de opening van het Multatuli Museum in 1910 in het gebouw van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam dat later naar het geboortehuis van de schrijver overgeplaatst is.

In zijn monografie over het uitgeversbeleid in de Kádár-era stelt Bart (2002) vast dat de status van de klassieke buitenlandse literatuur het meest bepalend was voor de keuze van uitgevers. Dit was door de eerdere canonisatie vanuit het officiële politieke standpunt van het heersende systeem ook de veiligste keuze. Vandaar het project van uitgeverij Európa om verschillende reeksen van de wereldliteratuur uit te geven. De reeks waarop men zich ook abonneren kon en waarin de Max Havelaar is verschenen, was al de tweede reeks in zijn soort. Het gaf de Max Havelaar zeker een prestigieuze status. Interessant is de vaststelling dat in de zeer gedetailleerde en zorgvuldige monografie van Bart noch de uitgave van Nederlandse literatuur in het algemeen noch de Max Havelaar in het bijzonder ter sprake komt. De absolute voorkeur van het uitgeversbeleid werd gevormd door de contemporaine Sovjet- en andere Oostblok-literatuur, aldus Bart. De tweede plaats was voor de klassieken weggelegd. De gevaarlijkste bron van verzet tegen de communistische ideologie was de contemporaine Hongaarse literatuur. Daarom is de verhouding van vertaalde letterkundige werken van alle gepubliceerde bellettrie in Hongarije tussen 1945 en 1987 52 procent tegenover 48 procent Hongaarse literatuur. (Bart 2002:77)

Bart weidt uit over de praktijk van ‘nawoorden’. Die praktijk hebben de uitgeverijen er bij wijze van zelfverdediging op na gehouden. In een verordening van de Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij (MSZMP) uit 1957 stond: ‘Twijfelachtige werken met onjuiste standpunten moeten van het nodige marxistische voorwoord voorzien, tegelijkertijd moeten vijandige werken volstrekt afgewezen worden.’ Later werd het schrijven van nawoorden vooral bij het uitgeven van de wereldliteratuur een algemene praktijk die niet meer of niet alleen praktische of literatuurpolitieke functies heeft vervuld. Zelfs teksten die de Kádár-era als politiek neutrale werken bestempelde, zoals de gecanoniseerde klassieken, zijn met een nawoord gepubliceerd. Op die manier heeft het nawoord zich tot een autonoom kritisch genre ontwikkeld van waaruit zelfs de Hongaarse receptie van een buitenlandse auteur te reconstrueren valt. (Bart 2002:45)

Waarom na de prachtige vertaling van Faludy nog een nieuwe vertaling het licht moest zien, kan ik alleen maar raden. Faludy was in 1981 nog steeds een verboden, dissidente auteur die in het buitenland verbleef. Hoewel het

vertaal-beleid in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Hongarije al liberaler en opener was geworden, kon de prestigieuze uitgeverij het zich toch niet veroorloven om het boek van Multatuli in de vertaling van een politiek niet geaccepteerde vertaler te publiceren.

Uitleiding

Het verhaal van de vier vertalingen toont aan dat niet alleen boeken hun eigen lot hebben - habent sua fata libelli - maar ook hun vertalingen. Wat, wanneer, waar en hoe vertaald wordt, heeft alles te maken met ideologie die op haar beurt het

vertaalbeleid bepaalt. Het verhaal van de Hongaarse vertalingen herhaalt symbolisch het verhaal van Max Havelaar en Droogstoppel: vrijheid van de mens en van meningsuiting, politieke censuur, onderdrukking en de relatie tot de ander spelen in het vertaal-verhaal net zo'n belangrijke rol als in de roman zelf. Wat op het eerste gezicht toeval lijkt, blijkt aan de ongeschreven wetten van de geschiedenis te gehoorzamen.

Eötvös Loránd Tudományegyetem (ELTE) Centrum voor Neerlandistiek

gera@cns.elte.hu

Mede tot stand gekomen met de steun van de HongaarseOTKA-beursT/F047131.

Bronnen

Faludy 2005 - György Faludy, Pokolbeli napjaim után. Budapest: Alexandra. Multatuli - Multatuli, Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse

Handelmaatschappij. Volledige Werken. I. (redactie Garmt Stuiveling.) Amsterdam:

G.A. van Oorschot, 1950. Multatuli 1 - Multatuli, Max Havelaar. Vert.: Zoltán Bartos. Budapest: Népszava-Könyvkereskedés 1924.

Multatuli 2 - Multatuli, Jáva gazdag és éhezik. Vert.: niet vermeld. Budapest: Szikra 1950.

Multatuli 3 - Multatuli, Max Havelaar. Vert.: György Faludy. Budapest: Új Magyar Könyvkiadó 1955.

Multatuli 4 - Multatuli, Max Havelaar avagy a Holland Kereskedelmi Társaság

kávéaukciói Vert.: Péter Balabán. Budapest: Európa 1981.

Nagy 1907 - Zsigmond Nagy, ‘Németalföldiek’. In: Heinrich, G. (red), Egyetemes

irodalomtörténet. Harmadik kötet. Budapest: Franklin-Társulat, p. 345-398.

Over Nagy, Zs zie:

http://www.dbnl.org/tekst/-jaaoo3192301-01/-jaaoo3192301-01-0012.htm Szalay 1925 - Károly Szalay, Holland költökböl. Vert. en samengesteld door K. Szalay. Budapest: Királyi Magyar Egyetemi Nyomda.

Geraadpleegde literatuur

Bart 2002 - István Bart, Világirodalom és könyvkiadás a Kádár-korszakban. Budapest: Osiris.

Even-Zohar 1990 - Itamar Even-Zohar, Polysystem Studies. Poetics Today, Volume 11, number I, Spring. Tel Aviv: The Porter Instituite for Poetics and Semiotics.

Lambert & Van Gorp 1985 - José Lambert & Hendrik van Gorp, ON DESCRIBING TRANSLATIONS. In: T. Theo Hermans (ed.), The Manipulation of Literature.

Studies in Literary Translation.

London/Sidney: Croom Helm, p. 42-53.

Toury 2004 - Gideon Toury, ‘De aard en de rol van normen in vertaling’. In: Ton Naaijkens et al (eds.): Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt, p. 163-174.

Pusztai & Termorshuizen 2001 - Gábor Pusztai & Gerard Termorshuizen, ‘Erno Zboray: Een Hongaar op Java’. In: Herbert van Uffelen et al (eds.), Acta

Neerlandica. Bijdragen tot de neerlandistiek Debrecen 2001/1. Debrecen:

Debreceni Egyetem, p. 195-214.

Rádai - Andrea Rádai, De receptie van Herman Heijermans' toneelstukken in

de eerste helft van de twintigste eeuw in Boedapest. (Doctoraalscriptie)

Beschikbaar via

http://www.ned.univie.ac.at/CMS/Comenius/Amos/Scripties/R-dai-Andrea-De-receptie-van-Herman-Heijermans-toneelstukken-in-de-eerste-helft-van-de-twintigste-eeuw-in-Boedapest/

Eindnoten:

1. Een vertaling van het verhaal van Saidjah en Adinda is al in 1901 verschenen bij uitgeverij Lampei in de vertaling van Gábor Ignác.

2. Ondanks het verbluffende feit dat in die tijd meerdere Hongaren naar Nederlands-Indië gingen om te werken, onder wie Erno Zboray en László Székely, de man van Madelon Székely-Lulofs. Zie hierover onder andere: G. Pusztai-G. Termorshuizen: ‘Erno Zboray: Een Hongaar op Java’. In: Acta Neerlandica, 1 Debrecen 2001, p. 195-214.

3. ‘Wie niet meer geeft dan hy ontving, is... nul, En deed met z'n geboorte onnodig werk’ (VW VI: 22).

4. Zsigmond Nagy was studiegenoot van Adriaan Beets, de zoon van Nicolaas Beets. Hij was theoloog die met het Stipendium Bernardium in Utrecht kwam studeren, daarna keerde hij terug naar Hongarije. Hij was te gast bij de Beetsen. Hij heeft Vondels Lucifer in het Hongaars vertaald (1913). Hij was het eerste Hongaarse lid van de Maatschappij der Nederlandse Taal- en Letterkunde. Een van de eerste vertalers van de Hongaarse literatuur, mevrouw H.A.C. Beets-Damsté (1871-1954), heeft van Zsigmond Nagy Hongaars geleerd.

5. Zie de anthologie van Károly Szalay uit 1924.

6 . Dit gedicht werd in de anthologie van Szalay niet opgenomen en een Hongaarse vertaling is mij niet bekend.

7. Over de Hongaarse receptie van Herman Heijermans zie de doctoraalscriptie De receptie van

8. János Kádár (1912-1988) was tussen 1956 en 1988 eerst secretaris, later secretaris-generaal van de Hongaarse Socialistische Partij, dus de belangrijkste politicus in Hongarije in deze tijd. Deze periode werd naar hem genoemd omdat hij in alle opzichten zijn politieke stempel op het land heeft gedrukt.

9. Dit weet ik zeker: deze mevrouw was in de jaren zeventig een van mijn naaste collega's bij uitgeverij Magvetö.