• No results found

Propositie van de beelden door politici betwist op epistemische gronden

5. Conflictscheppend en -oplossend potentieel van beelden

5.1 Propositie van de beelden door politici betwist op epistemische gronden

5. Conflictscheppend en -oplossend potentieel van beelden

In het vorige hoofdstuk is vastgesteld dat het tonen van beeldfragmenten bij talkshowinterviews met politici ingezet wordt om de agenda te bepalen alsook om binnen dat agendapunt een gedeelde kennis tussen de gespreksdeelnemers (interviewer(s) en geïnterviewde) en studiopubliek en tv-kijker te creëren. Daarnaast werd het procedé ingezet om de neutraliteit van de interviewers te behouden, gasten te confronteren en/of te verrassen. Door deze beeldfragmenten op studiomuren te projecteren, zijn ze voor alle actoren te zien, dus óók voor het kijkerspubliek. In de besproken gevallen werden de fragmenten an sich, of de inhoud ervan, niet ter discussie gesteld. Er zijn gevallen waarin dit wel gebeurd. In dit hoofdstuk wordt bezien hoe beelden voor een conflict kunnen zorgen en, vervolgens, al dan niet bijdragen tot het oplossen daarvan. Ook hierbij wordt bezien hoe dit in beeld gebracht wordt, dus hoe de tv-kijkers dit te zien krijgen: welke uitwerking heeft dit op het ‘overlooker’ design?

5.1 Propositie van de beelden door politici betwist op epistemische gronden

In het volgende interview wordt VVD-Kamerlid Charlie Aptroot ondervraagd over de problemen die de NS als gevolg van het winterweer ondervonden en over infrastructuurbeheerder ProRail. De interviewers tonen een beeldfragment waarin een collega-parlementariër onder meer de VVD aanwrijft verantwoordelijk te zijn voor de ‘ellende’ op het spoor, omdat ze daarop als coalitiepartner bezuinigen. Hij noemt de verontwaardiging van die partij dan ook ‘hypocriet’. Witteman grijpt dit aan om een vraag over de bereidheid tot spoorinvesteringen aan Aptroot te stellen. De geïnterviewde gaat echter eerst in op het fragment, waarvan hij de inhoud betwist.

Fragment 25. PW.14.02.2012 7.31-8.22

W: Want stel nou dat ’t een miljard zou kosten om al die goeie wissels, honderden goeie wissels en al ’t andere materieel dat er voor nodig is, wat met een mooi woord logistiek wordt genoemd om dat te bekostigen. Zou u dat er voor over hebben?

A:--> Mja, ik ga even terug naar de opmerking van euh college Verhoeven[ van D66 ]

W: [da’s wel jammer]

A:--> Ja maar dat laat ik euh niet zo euh los gezegd zijn omdat het euh gewoon niet KLOPT. Inderdaad, wij willen dat het spoor wat efficiënter werkt[ ]dat moet per saldo zo’n honderd miljoen W: [hm mm]

A: per jaar opleveren maar we geven voor infrastructuur STRUCtureel vijfhonderd miljoen per jaar extra uit en dan gaat EENderde naar TWEEderde naar de wegen EENderde naar het spoor dus uiteindelijk krijgen ze voor nieuwe investeringen meer terug, maar ze moeten wel op de lopende kosten een beetje zuinig zijn. Per saldo hebben we d’r extra geld voor over[ want ]

W: [GOED]

A:--> en dat is in deze tijd op bijna alles is bezuinigd beHALve op infrastructuur, op wegen en spoor

Let op de reactie van Aptroot op het videofragment als hij de zin ‘dat laat ik euh niet zo euh los gezegd zijn’ uitspreekt, in de still hieronder weergegeven.

58

Zoals eerder bij het fragment waarin Samsom gevraagd werd op een debat van Wilders met Cohen te reageren, verwijst ook Aptroot in zijn reacties letterlijk naar de studiomuur waarop de

beeldfragmenten geprojecteerd waren – en daarmee dus terug op het fragment. Ook hij voegt zich hiermee naar het specifieke ‘overlooker’ design van de talkshow Pauw en Witteman, zoals

schematisch weergegeven in het theoretisch kader. Waarmee andermaal onderstreept wordt dat de beeldfragmenten een essentiële, niet te onderschatten invloed hebben op de loop van het interview. Het interviewfragment laat voorts zien dat het tonen van een fragment tot verzet bij de

geïnterviewde kan leiden, die de voortgang van het interview belemmert. Waar de interviewer, zoals in het vorige hoofdstuk bezien, de informatie gebruikt om agendasetting zowel als common ground te creëren, is hier te zien dat de geïnterviewde dit niet zonder meer hoeft te accepteren. In de frases met pijltje (-->) is te zien hoe Aptroot de propositie van de spreker in het getoonde fragment betwist. Dit leidt tot duidelijke teleurstelling van de interviewer (‘da’s wel jammer’), die de voortgang van het gesprek in gevaar ziet. Merk op dat dit echter geen sanctie is! Hij staat het verzet in dit geval namelijk toe, al probeert hij het wel te beëindigen (eerst door zijn teleurstelling te tonen dat Aptroot niet op de vraag ingaat en vervolgens door te trachten die ontwijking te onderbreken (‘GOED’) om terug te komen op zijn eigen vraag. Voor hem was de betwisting van (de inhoud van) de getoonde beelden een afleiding van zijn vraag, die hij vervolgens nogmaals stelt - ditmaal duidelijk afgebakend met de woorden ‘laten wij ons concentreren op’:

P: Laten wij ons concentreren op de problemen rond sneeuw, ijs en kou. Stel nou dat het nodig is om een miljard, en dat wordt berekend, dat heb ik niet zomaar uit de lucht gehaald, een miljard extra uit te trekken om DIE problemen, die natuurlijk toch nooit langer dan een week of wat duren, om die op te lossen. Zou u dat ervoor over hebben?

Interessant is dat de interviewers niet ingaan op de kritiek van Aptroot op het filmpje. Dit

is ook lastig, daar deze de inhoud van de beelden betwist. Het ligt in de lijn der verwachting dat hij hier meer kennis van heeft dan de interviewers – zij kunnen zijn stelling moeilijk weerleggen of accepteren, laat staan dat de kijker dit kan. In gesprekanalytische termen is Aptroots toegang tot

59

de propositie groter (Roth, 2002: 362). Hij weet wat de plannen van de VVD zijn, de interviewers en het publiek niet tot in detail : hun epistemische kennis is kleiner. Het getoonde fragment heeft deze kloof niet kunnen verkleinen. Het tonen van beelden is met andere woorden voor de interviewers ook hier nog steeds een goed middel als het gaat om agendasetting, maar kan te kort schieten als het om het extern toegankelijk maken van common ground gaat, zowel voor studiopubliek als voor de tv- kijkers.

Precies hetzelfde gebeurt bij een interview met minister Edith Schippers (Volksgezondheid, VVD). Het vraaggesprek gaat over het bezuinigen op huisartsen. Er zou sprake van zijn dat deze per praktijk twintigduizend euro gekort zouden worden. Schippers krijgt van de interviewers een filmpje te zien, waarin een huisarts een vraag rechtstreeks tot haar richt. De vraag die deze stelt is: ‘Minister, geen enkele huisarts heeft twintigduizend euro over. Welke zorg wilt u dat wij dan niet meer

leveren?’

Na het stellen van de vraag is de vragenstelster op de achtergrond in de studio te zien. Pauw herhaalt voor de kijker nog eens de vraag, met toelichting voor de kijker.

Fragment 26. PW.06.10.2011 24.09-24.30

P: --> Die bezuiniging betekent eigenlijk dat er per huisarts ongeveer twintigduizend moet worden ingeleverd van wat ze kregen. [Welke zorg]

S: [ja ]Ik heb vandaag dat veel

gehoord he[van euh] wij gaan zorg niet meer leveren en dat vind ik veel te kort door de P: [ja ]

S: bocht, want je gaat toch kijken als je euh de broekriem aanhalen is wat heel veel bedrijven organisaties euh euh beroepsgroepen moeten doen (vervolgt antwoord).

De minister betwist de propositie van de spreker uit het filmpje als zou er op te leveren zorg bezuinigd moeten worden, iets wat door de interviewer overgenomen was. Haar kennis over dit terrein is groter van de interviewers, wat te zien is aan het feit dat deze haar verklaring dat het niet meer leveren van zorg niet per se nodig is accepteren. De interviewers kunnen dit niet tegenspreken, temeer het ongewis is wie van beide partijen (de minister of de huisarts in het filmpje) gelijk heeft: het gaat immers om nog te treffen bezuinigingen. Los van een epistemische achterstand zoals ook

60

bleek uit het fragment met Aptroot, blijkt hieruit dat politici de inhoud die uit beelden spreekt af kunnen wijzen zolang de informatie die daarin gepresenteerd wordt over toekomstige zaken gaat. Niet alleen toont dit dat, zoals zo-even bij het interview met Aptroot vastgesteld, dat de

agendasetting wel, maar de common ground niet te realiseren was. Daarenboven toont het dat het spreken over zaken die in de toekomst spelen op basis van een getoond fragment de politicus in kwestie veel mogelijkheden biedt de (inhoud van die) beelden af te wijzen. Merk op dat hiermee het mogelijk confronterende karakter van de beelden tezelfdertijd verdwijnt. Het ontneemt de

interviewers zo een kans van de politicus nieuwe, eventueel spraakmakende informatie los te krijgen – wat toch één van de eigenlijke doelen van politieke interviews is.