• No results found

5. Conflictscheppend en -oplossend potentieel van beelden

5.3 Niet mogen tonen van beelden: angst voor de confrontatie?

Uit dit voorbeeld blijkt dat het tonen van beelden een paradoxale werking kan hebben. Enerzijds dient het ook hier om een conflict op te lossen, wat lukte. Anderzijds waren de beelden juist ook voor dat conflict verantwoordelijk. Meer precies: het achtereen vertonen van twee verschillende fragmenten. Of Sap de informatie uit deze twee beeldfragmenten nu bewust samenvoegde en daarmee verwarring én een conflict creëerde of niet, het gevaar van het tonen van meerdere fragmenten aaneen is duidelijk geworden. Dit pleit voor een terughoudender gebruik van meerdere beeldfragmenten achtereen.

5.3 Niet mogen tonen van beelden: angst voor de confrontatie?

Uit de tot dusver geanalyseerde interviewfragmenten, blijkt dat politici indien geconfronteerd met beelden weinig opties hebben tegen deze beelden in te gaan. Het beeld spreekt als het ware voor zich – discussies daarover dragen immer het gevaar in zich als leugenaar of tenminste als realiteitsafkerig gezien te worden door het publiek. Het staat politici open hier een onorthodoxe maatregel tegen te nemen. Juist omdat vóór de uitzending overlegd wordt voor welk onderwerp een politicus uitgenodigd is, is het mogelijk eisen te stellen aan de gespreksthema’s en/of de vertoning van de beelden. Dit gebeurt in het volgende fragment. John Leerdam wordt door Pauw en Witteman geïnterviewd. Hij is even tevoren afgetreden als PvdA-Kamerlid, vanwege een interview dat hij aan een (radio-)journalist gegeven had. Daarin liet hij zich onder andere verleiden uitspraken te doen

68

over de niet-bestaande terrorist Joel Jablabla en over een plan van de Israelische politicus Ariël Sharon, terwijl deze in werkelijkheid al jaren in coma ligt. In het interview bij Pauw en Witteman gaat het over zijn keus hierop terug te treden. Nadat de interviewers het thema geïntroduceerd hebben, verschijnt op de schermen in de studio een beeld waarop Leerdam met de interviewer te zien is (zie de still hieronder).

In het interview beweert hij wel degelijk geweten te hebben dat de aangesneden thema’s fictief waren. Hij zou slechts geantwoord hebben om het ‘spel mee te spelen’ – later zou hij ‘geframed’ zijn. Hij impliceert hiermee dat hij er ingeluisd is. De kijker zou hierover zelf een oordeel kunnen vormen, als de beelden getoond zouden worden. Hier had Leerdam echter geen zin in, blijkt in de uitzending.

Fragment 30a. PW.01.05.2012 13.53-14.43

W: We hadden hier graag de fragmenten laten zien maar u heeft gezegd ik kom alleen als ik die fragmenten niet NOG een keer onder ogen hoef te zien

L: Hm mm

W: daar heb ik geen zin in. Op die voorwaarde zijn wij akkoord gegaan, MAAR we hebben wel naar het materiaal gekeken ook naar het RUWE materiaal wat in z’n totaliteit wel een minuut

--> of tien in beslag nam en daar is ECHT niet waarneembaar dat u een spelletje speelt

L:-->> Nou ik speelde WEL een spelletje, in die zin dat ik op een gegeven moment echt wel doorhad dat ’t euh echt niet ’t waren niet normale vragen [en de manier] waarop die jongen die

W: [nee maar ]

L: jongen begon en hij begon we gaan het even zo doen en hij ging me een beetje ophemelen P: prominent PvdA-er

L: prominent PvdA noemen en dat een paar keer herhalen en euhhh op een gegeven moment een paar vragen stellen op zo’n dergelijke manier en toen dacht ik van pf (trekt nochalant gezicht) , wat is dit? En toen dacht ik oké toen ik het terugzag dacht ik dit is gewoon een zure les

De interviewers en de politicus verschillen duidelijk van mening over het beeld, dat niet getoond mag worden als gevolg van afspraken tussen beide. Het onderwerp van geschil is geen kleinigheid, het is

69

nota bene de aanleiding tot het gesprek: in hoeverre kwamen Leerdams antwoorden voort uit onwetendheid of, zoals hij zelf beweert, uit spielerei?

In de eerdere fragmenten zagen we dat als er een conflict kwam over een fragment tussen politicus en interviewer(s), de geïnterviewde een niet-geaccepteerde want aantoonbare onjuiste weergaven van de beelden gegeven had. Dat hij op deze onjuistheid gewezen wordt is, zoals reeds vastgesteld, slecht voor zijn eigen gezicht, voor dat van zijn partij en ook voor mensen om hem heen. Het doet hem tenminste wereldvreemd overkomen, vasthoudend of koppig, of zelfs onwetend. Allemaal eigenschappen die niet passen bij een politicus – tenminste niet bij de eisen die het publiek aan politici stelt. Dat Leerdam het uitzenden van de beelden niet toestaat, is in dit licht bezien erg begrijpelijk. Het is nu zijn woord tegen dat van de interviewers, voor de kijker blijft ook na de uitzending in het midden wie gelijk heeft. Pauw en Witteman lijken, hoewel ze erg stellig beweren (-- >) dat Leerdams uitleg van ‘het spel meespelen’ ongeloofwaardig is wanneer het materiaal bekeken is, gaan er dan ook niet op door. De interviewers proberen niet, zoals in eerdere fragmenten wel gebeurde, duidelijk te maken dat de interpretatie van de politicus van de beelden onjuist is – simpelweg omdat dit niet kan, de beelden zijn immers niet toegankelijk.

Leerdam bereikt er mee dat het niet lang over het fragment zelf gaat, maar eerder over de lessen die hij uit de situatie getrokken heeft. Het zorgt er voor dat hij over andere, door hem

geprefereerde onderwerpen kan praten. Niet alleen voor de kijkers is deze uitkomst onbevredigend, dit geldt zeker voor de interviewers. Zij kunnen niet aantonen het gelijk aan hun zijde te hebben en belangrijker, ze kunnen Leerdam ook niet aan de tand voelen over zijn ‘speluitleg’. Anders gesteld, het doel van nieuwsgaring raakt danig in het gedrang. Los van deze nadelen, levert het niet mogen tonen van het gewraakte fragment ook praktische moeilijkheden voor de interviewers op. Als ze op hun eigen kijken van de beelden teruggrijpen ontstaat er een conflict over de volgorde waarin de onderwerpen in het oorspronkelijke interview door Leerdam besproken waren.

Fragment 30b. PW.01.05.2012 22.00-22.15

P: Het ging eerst een tijdje over Sharon[ waarvan waarvan jawel]

L: [nee het ging ]over Jablabla [het ging over

P: [ja maar daarvoor ging het over Sharon

L: en daarNA ging het over Sharon

P: En en het ging BEST lang over Sharon ook L: Ja

P:--> En dan kun je toch gewoon zeggen van ja euh ’t is ook helemaal niet erg dat je het NIET weet maar het is dan toch niet per se een GRAP als je later zegt dat je het niet wist?

L:-->> Ja maar ik heb het wel zo gevoeld en euh en we kunnen heel veel kijken van hoe het was maar ik denk dat het veel belangrijker is oké dat is gebeurd daar zetten we een streep onder dan kijken we naar de toekomst

70

De bovenstaande still is van tijdens Leerdams laatste reactie. Zijn ergernis over het niet staken van dit onderwerp ergert hem zienderogen. Opvallender nog is dat hij in zijn uiting zegt: ‘we kunnen heel veel kijken van hoe het was’, terwijl dit nu juist is wat hij niet wil. Feitelijk geeft hij, in weerwil van zijn eigen wensen, hiermee op verbale wijze uitdrukking aan de kracht van non-verbale, beeldende middelen in talkshows.

De onenigheid over de volgorde waarin de onderwerpen aan Leerdam voorgeschoteld zouden zijn doet voor het interview aan tafel bij Pauw en Witteman niet eens erg ter zake, al is ze voor de tv- kijker al verwarrend. Belangrijker is dat Pauw probeert van Leerdam te weten te komen of hij zijn ‘speluitleg’ zelf wel geloofwaardig vindt, door hem een alternatieve verklaring aan te bieden,

namelijk: toegeven dat Leerdam gewoon kennis te kort kwam (-->). Merk op dat dit precies in de lijn ligt van de eerdere uitspraak van de interviewer dat het ‘écht niet waarneembaar was dat hij een spelletje speelde’, nu wordt slechts de gevolgtrekking hieruit getrokken: Leerdam zou simpelweg niet hebben geweten waarover hij sprak.

Weer volhardt de politicus in zijn oorspronkelijk antwoord, ditmaal met argumentatie dat hij het wel zo ‘gevoeld’ heeft. Dit is in essentie waar beeld het verschil had kunnen maken en in andere in deze scriptie geanalyseerde fragmenten ook daadwerkelijk maakte. Niemand kan betwisten of Leerdam het zo voelde of niet, zelfs in een getoond beeld niet. Dit is echter ook niet de kwestie, het gaat erom hoe zijn antwoorden in elkaar staken, hoe zijn houding was, hoe zijn toon was etc. Met andere woorden: hoe hij zich zicht- en of hoorbaar gedroeg – niet wat hij voelde. Aan de hand daarvan had eenieder vast kunnen stellen of hij gelijk had. Het gevoel van Leerdam is daarvoor een slechte graadmeter. Zoals in het eerste fragment komt Leerdam met deze uitleg weg en verlegt hij de agenda: hij wil praten over de toekomst.

71

Duidelijk moge zijn dat de keuze het fragment op basis waarvan iemand is uitgenodigd niet uit te zenden ten minste ongelukkig is- zeker omdat het ook elders niet in de openbaarheid te zien is geweest is. Het geeft interviewers te weinig handvatten kritisch te ondervragen, daar het studiopubliek en, belangrijker nog, de tv-kijkers te weinig kennis hebben om te oordelen of die kritische vragen op feitelijkheden berusten. Een goed ‘overlooker’ design komt hiermee in het gedrang.

Let wel, niet alleen voor de interviewers en de kijkers is deze gang van zaken allerminst preferabel, ook voor de politicus geldt dit. Weliswaar bereikt Leerdam in het interview er zijn korte-termijndoel mee, namelijk het praten over de toekomst en het niet hoeven praten over gemaakte fouten, op de lange termijn toont hij zich vooral intransparant – allerminst een eigenschap die van een politicus geëist wordt. Dientengevolge hoeft het geen verbazing te wekken dat Leerdam in dezelfde uitzending desgevraagd aangeeft niet in de Tweede Kamer terug te hoeven komen, ook na nieuwe verkiezingen niet. Hij verlaat de politiek, wat hem minder kwetsbaar maakt voor verwijten van intransparantie en koppigheid – hij kan er door het kiezerspubliek in ieder geval niet op afgerekend worden.

72

6. Resultaten

6.1 Bevindingen bij inzet van beelden ter introductie en explicatie van een