• No results found

5. Conflictscheppend en -oplossend potentieel van beelden

7.3 Beantwoording hoofdvraag

spagaat tussen (direct) antwoorden, zonder uitspraken te doen die één van deze drie gezichten schaadt. Overigens is dit niet onoverkomelijk. Zoals Gnisci en Bonaiuto (2003: 409) vaststelden, hebben politici in de loop van carrière namelijk aangeleerd om indirect en ambigu taalgebruik te bezigen, onder meer vanwege vijandige interviewers.

Idealiter kiest de politicus in zulke situaties voor snel accommoderen aan confronterende vragen op basis van beelden. Door bijvoorbeeld te lachen om een ongelukkig fragment van zichzelf, toont een politicus zich aan de tv-kijker als ontspannen persoon die bereid is toe te geven dat hij dingen anders of zelfs beter kan doen – als mens kortom. Belangrijker: hij accommodeert zich op deze wijze aan het televisieformat dat van een dergelijke inzet van beelden uitgaat, die een reactie van hem vraagt. Dit getuigt tenminste van een zekere wereldwijsheid – je niet laten verrassen door het format, waar je als je je succesvol wilt zijn sowieso vaker deel van zult moeten aanmaken.

Natuurlijk is dit advies tamelijk kort door de bocht. Evenwel staat politici indien geconfronteerd met beelden weinig andere opties open om tegen deze beelden en/of de vragen gebaseerd op die beelden in te gaan. Dit kan alleen als de politicus een kennisvoorsprong heeft of bij onderwerpen die in de toekomst zullen spelen en dus nog onzeker zijn. In alle andere gevallen spreekt het beeld als het ware voor zich – discussies daarover dragen immer het gevaar in zich als leugenaar of tenminste als realiteitsafkerig gezien te worden door het publiek.

7.3 Beantwoording hoofdvraag

De hoofdvraag binnen deze scriptie was: hoe worden (bewegende) beeldfragmenten binnen talkshows ingezet om de tv-kijkers beter te bereiken dan met spraak alleen, dat wil zeggen bij te laten dragen aan een beter ‘overlooker’ design? Het blijkt dat beeldfragmenten essentieel zijn voor een goed ‘overlooker’ design, maar vooral waarop de inzet daarvan vastgelegd wordt. Door middel van projectie van een stilstaand beeld (of still van een bewegend beeld) op de studiomuren worden bijvoorbeeld politici in beeld genomen mét die projectie op de achtergrond, wat de samenhang tussen de verbale en non-verbale reactie van de politicus en dat beeld zeer duidelijk aan de tv-kijker toont. Bij bewegende beelden kan de politicus in split screen getoond worden, hoe hij (in de praktijk altijd non-verbaal) reageert op die beelden tijdens het afspelen daarvan. Ook dit geeft dit de tv-kijker een manier extra informatie tot zich te nemen. Beide manieren geven het ‘overlooker’ design een specifieke, dynamische invulling, die het volgen van de talkshow voor de tv-kijker aantrekkelijk maakt.

In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten naast elkaar gezet, die vervolgens in de hierboven beschreven adviezen hebben geresulteerd. Vraag daarbij is echter in hoeverre hier bewust naar toe gewerkt is. Het blijkt dat de inzet van beeldfragmenten in de dagelijkse praktijk van Nederlandse talkshows met politici weinig gestructureerd gebeurd. De verschillende strategieën om tot nieuwswaardige informatie te komen, zoals hierboven in paragraaf 7.1 beschreven, lijken tamelijk ad hoc toegepast te worden. Wel is duidelijk dat beeldfragmenten naast het agenda-bepalende doel, waarmee tegelijkertijd common ground gerealiseerd wordt, vooral ingezet worden om tot confronterende vragen gekomen te worden. Voor het de tv-kijker is dit een interessante manier. Mensen zijn zeer gericht op beeld en zullen de informatie waarop de vraag gebaseerd is dus sneller tot zich nemen dan wanneer dit via (louter) talige weg zou gebeuren. Daarenboven behouden

78

interviewers hun neutraliteit ermee, wat de sfeer ten goede komt. Eerder is dit niet benadrukt, maar dit is niet alleen belangrijk voor de voortgang van het interview, maar kan ook positief uitwerken op het interview zelf. Stel omgekeerd eens voor dat de sfeer dikwijls heel snel negatief zou worden door het stellen van niet-neutrale vragen, die niet op enigerlei voor het publiek toegangbare informatie gebaseerd waren. Het kan er toe leiden dat de politicus door vragen heen gaat praten, waardoor een chaos ontstaat en het onderwerp voor moeilijker te volgen is.

De inzet van beeldfragmenten leidt tot een hogere dynamiek van het vraaggesprek, mede doordat de vele camera’s in de studio constant de reactie van politici, in woord én gebaar, kunnen peilen. Dit maakt dat de inzet van beeldfragmenten, zowel stilstaand als bewegend, zelfs als het weinig gestructureerd gebeurt, bij kan dragen aan de multimodaliteit van talkshows, in casu vooral Pauw en Witteman. De inrichting van de studio met muren (Sauer 2012b) waarop de beeldfragmenten uitgezonden worden én vervolgens stills van die beeldfragmenten te zien zijn, draagt hieraan bij, en daarmee tezelfdertijd aan het ‘overlooker’ design: het beter bereiken van het kijkerspubliek thuis.

79

9. Discussie

In het conceptueel kader is verantwoord waarom in dit onderzoek het beeldvullende uitzenden van beeldfragmenten niet onderzocht is. Voor wanneer dit niet gebeurt, is voor de tv-kijker is hier de werking van beeldfragmenten op het overlooker design goed te zien: de reactie van de politicus in kwestie, vooral non-verbaal, wordt direct op hem overgebracht. Dit maakt echter niet dat onderzoek naar deze beeldvullende manier van in beeld brengen overbodig is. Mogelijk zit er verschil tussen de reacties van politici op beeldfragmenten als ze tijdens het uitzenden daarvan niet (via split screen) in beeld genomen zijn. Als dit zo blijkt te zijn, kan dit weer invloed hebben op de manier waarop dit in beeld gebracht wordt door de regie – hoe proberen ze dan meer primaire reacties als chagrijn en vrolijkheid te vangen?

Een tweede aanleiding tot verder onderzoek ligt erin dat in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt is tussen gesprekken over de beelden zelf en die over de inhoud van die beelden. Ook op dit punt zal een verfijning in deze categorieën mogelijk ander licht werpen op de invulling die aan het overlooker design gegeven wordt. Hoe reageren gespreksdeelnemers op discussies over beelden uit de eerste categorie en hoe op die uit de tweede. Belangrijker: hoe brengt de regie dit in beeld en komt dit dus op de kijker over?

Een interessante observatie van dit onderzoek, is dat er weliswaar veelvuldig gebruik gemaakt wordt van beeldfragmenten bij de ondervraging van politici, maar dat dit op een tamelijk vrijblijvende manier gebeurd. Dat wil zeggen: in praktisch alle bekeken interviews dienen de beeldfragmenten louter ter introductie van een onderwerp. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van de functies die beeld daarnaast kan vervullen – zoals besproken in deze scriptie. Dientengevolge is dit onderzoek dan ook voor alles te zien als aanbeveling aan de programmamakers cq interviewers van talkshows als Pauw en Witteman om de bevindingen tot zich te nemen en de inzet van het beeld daar op aan te passen. Op die manier kan gerichter toegewerkt worden naar nieuwsgaring. Daarenboven zou het vaker toepassen van deze procedés een prikkel vormen tot het verder exploreren van dit onderzoek – waarmee recht wordt gedaan aan de noodzaak tot een multi-modale analyse van talkshows op televisie.

Wat opvalt aan de hierboven meermaals aangehaalde spagaat van politici tussen direct antwoorden en het niet willen schaden van het eigen of andermans gezicht, is dat deze in de hand wordt gewerkt door het gedrag van diezelfde politici zowel als van interviewers. Politici zijn getraind in het ontwijken van onwelgevallige vragen, terwijl politici er omgekeerd in geprofessionaliseerd zijn de vinger op dat ontwijken te leggen en ze daarvoor te sanctioneren. Met de inzet van beeldfragmenten kan deze wisselwerking verstoord worden. Waar het voor interviewers, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, vóór alles een wapen is om sneller tot beantwoording te komen, ook van confronterende vragen, ontneemt het politici mogelijkheden tot ambigu taalgebruik.

Hier verder onderzoek naar doen is meer dan aanbevelingswaardig. De vele mediatrainingen die politici volgen kunnen er hun voordeel mee doen. Is niet-reageren onder de condities van confrontatie met talloze, in theorie oneindige, beeldfragmenten nog wel haalbaar? Zonder het te dramatiseren wijst veel daarop. Paradoxalerwijze zouden tactieken die tot dusver bruikbaar geweest

80

zijn voor politici om niet op moeilijke vragen in te gaan, zichzelf zo in hun eigen staart kunnen bijten. Immers, als niet wordt ingegaan op vragen gebaseerd op een voor iedereen te volgen bron als een beeldfragment zorgt er óók voor dat politicus een gezicht schaadt, namelijk dat van hemzelf. Hij komt te boek te staan als niet-open, iemand die geen verantwoording wenst af te leggen over zaken. Deze tactiek zou er in het ergste geval voor kunnen zorgen dat het niet langer interviewers hoeven te zijn die politici ‘grillen’, zoals Gnisci en Bonaiuto (2003) in hun titel stellen, maar dat zij dat vóór hen doen!

Dit is zeer ongewenst, daarom dienen vooral politici zich terdege van onderzoeken als deze bewust te zijn. Ze dienen zich te realiseren dat met de opkomst van multi-modale strategieën bij nieuwsprogramma’s oude gespreksanalytische resultaten minder opgeld doen. ‘Avoidance-avoidance’-conflicten zoals die altijd al bestaan hebben, worden enkel groter en latenter. Niet alleen daarom doen ze er goed de tenminste resultaten van nieuwe bevindingen als in deze scriptie tot zich te nemen. Ook de opkomst van organisaties als de Piratenpartij die succesvol voor meer transparantie in de (Duitse) politiek pleit en het wereldwijde verzet tegen wetsvoorstellen die de internetvrijheid aan banden leggen, wijzen in de richting dat misschien wel simpelweg meer en sneller openheid van zaken geven, zoals de meeste mogelijkheden van beeldfragmentinzet ook vereisen, bij interviews de ‘oplossing’ is. In navolging van Hamo, Kampf en Shiftman (2010) dient de politicus een voortdurende reflectie op zijn eigen gedrag te tonen alsook op de impact daarvan op het publiek, zonder zich daarbij al te veel van de stijl en de woorden van de interviewers los te maken. Hij dient zich dus normatief te oriënteren op de nieuwe werkelijkheid van televisie-interviews waarin het gebruik van beeldfragmenten belangrijk is.

81

Literatuur

Atkinson, Max 1984. Our masters’ voices. The language and body-language of politics. Londen: Methuen.

Bavelas, Jeanet Beavin, Alex Black, Nicole Chovil en Jennifer Mullett 1990. Equivocal communication. News Bury Park, CA: Sage.

Bell, Allan 1984, ‘Language style as audience design’. Language in society 13: 145-204.

Bell, Allan 1991, ‘Audience accommodation in the mass media.’ In: Howard Giles, Justine Coupland en Nikolas Coupland (eds.) Context of accomodation. Studies in emotion and social

interaction. Cambridge university press: Cambridge, 69-103.

Benjamins, Jan 2012, 4 augustus. ‘De slag om de late avond.‘ NRC Handelsblad, p.22-24 . Berry, Colin 1988. Rundfunknachrichtenforschung. Ein Beitrag zur Klärung der Wirkung von

Präsentation und Motivation. Media Perspektiven 3: 166-175.

de Boer Connie en Swantje I. Brennecke 1998. Media en publiek. Theorieën over media-impact. Boom: Amsterdam.

Bubel, Claudia M. 2008, ‘Film audiences as overhearers’. Journal of pragmatics 40: 55-71.

Bull, Peter 2002. Communication under the microscope. The theory and practice of microanalysis. New York: Routledge.

Bull, Peter 1994. ‘On identifying questions, replies and nonreplies in political interviews’. Journal of language and social psychology 13: 115-132.

Bull, Peter en Judy Elliott, Derrol Palmer en Libby Walker 1996. ‘Why politicians are three-faced: the face model of political interviews. British journal of social psychology 36: 267-284.

Bull, Peter en Kate Mayer 1993. How not to answer questions in political interviews. Political psychology 14: 651-66.

Clark, Herbert H. 1996. Using language. Cambrdige: Cambrdige university press.

Clayman, Steven E., 1988. Displaying neutrality in television news interviews. Social Problems 35: 474–492.

Clayman, Steven E. 2007. ‘Speaking on behalf of the public in broadcast news interviews’. In: Elizabeth Holt en Rebecca Clift (eds.) Reporting talk. Reported speech in

interaction. Cambridge: Cambridge university press, 221-243.

Clayman, Steven E. 1991. News interview openings: aspects of sequential organization. In: Paddy Scannel (ed.), Broadcast Talk. Londen: Sage, 48-75.

Clayman, Stephen E. 2001. ‘Answers and evasion’. Language in society 30: 403-442.

Clayman, Stephen E. en John Heritage 2002. The news interview: Journalists and public figures on the air. Cambridge: Cambridge University.

Ekström, Mats 2001. ‘Politicians Interviewed on Television News’. Discourse en Society 12: 563 - 584. Giora, Rachel 1994. On the political message: Pretending to communicate. In: Herman Parret (ed.),

Pretending to communicate. Berlin: de Gruyter, 104-123.

Gnisci, Augusto en Marino Bonaiuto 2003. ‘Grilling politicians - Politicians' answers to questions in television interviews and courtroom examinations.’ Journal of Language and Social Psychology 22: 385-413.

Goffman, Erving 1979. ‘Footing.’ Semiotica 25: 1–29.

Goodwin, Charles 1997. ‘The blackness of black: color categories as situated practice.’ In: Lauren B. Resnick, Roger Säljö, Clotilde Pontecorvo en Barbara Burge (eds.) Discourse, tools and reasoning: essays on situated cognition. Berlin, Heidelberg, New York: Springer, 111-140.

82

Graber, Doris 1990. ‘Seeing is remembering: how visuals contribute to learning from television’. Journal of communication 40: 134-55.

Greatbatch, David 1988. ‘A turn-taking system for British news interviews’. Language in society 17: 401-430.

Haan, Marieke 2009. ‘Audience design in documentaire-interviews’. Een onderzoek naar hoe

gesproken teksten en bijbehorende beelden in documentaire-interviews ontworpen zijn voor de kijker. Masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen.

Hamilton, Mark A. en Paul James Mineo 1998. ‘Framework for Understanding Equivocation’. Journal of Language and Social Psychology 17: 3-35.

Hamo, Michal, Zohar Kampf en Limor Shifman 2010. ‘Surviving the "Mock Interview": Challenges to political communicative competence in contemporary televised discourse. Media, Culture and Society 32: 247-266.

Harris, Sandra 1991. ‘Evasive actions: how politicians respond to questions in political interviews’. In: Paddy Scannel (ed.) Broadcast talk. Londen: Sage, 76-100.

Heinemann, Trina 2006. ‘Will you or can’t you’: Displaying entitlement in interrogative requests. Journal of Pragmatics 38: 1081-1104.

Heritage, John 1985. ‘Analyzing news interviews: aspects of the production of talk for an overhearing audience.’ In: Teun A. van Dijk (ed.), Handbook of discourse analysis 3.

Londen: Academic Press, 95-116.

Heritage, John 1988. Explanations as accounts: a conversation analytic perspective. In: C.Antaki (ed.) Analyzing everyday explanation. A casebook of methods. London: Sage, 127-144.

Heritage, John en David Greatbatch 1991. ‘On the institutional character of institutional talk: The case of news interviews.’ In: D. Boden, D. H. Zimmerman (eds.) Talk and social structure. Berkeley:University of California Press, 93-137.

Hermes, Joke en Maarten Reesink 2003. Inleiding televisiestudies. Amsterdam: Boom. Holly, Werner 2004. Fernsehen. Tübingen: Niemeyer.

Holly, Werner 2012. ‘Medienlinguistische Anmerkungen zu einer Form von ‘Bild-Sprach- Transkription‘‘. (forthcoming).

Johnstone, Barbara 2000. Qualitative methods in sociolinguistics. New York: University Press. Kress, Gunther 1998. ‘Visual and verbal modes of representation in electronically mediated

communication: the potentials of new forms of text.’ In: I.Snyder (ed.) Page to screen, taking literacy into the electronic era. Londen: Routledge, 53-79.

Lauerbach, Gerda 2006. ‘Discourse Representation in Politicial Interviews: The Construction of Identities and Relations through Voicing and Ventriloquizing.’ Journal of Pragmatics 38: 196-215.

Lodewick, Aurélie 2010. Ontwijkend antwoordgedrag van politici: Een onderzoek naar het antwoordgedrag van Bart De Wever en Yves Leterme in (politieke) interviews. Masterscriptie Erasmushogeschool– Universitaire Associatie Brussel.

Mazeland, Harrie 2003. Inleiding in de conversatie-analyse. Bussum: Coutinho. Montgomery, Martin 2007. The discourse of broadcast news. A linguistic approach.

Londen: Routledge.

Munson, Wayne 1993. All talk. The talkshow in media culture. Philadelphia: Temple university press. Neufeld, Johannes 2008. Interaction in politischen Talkshows. Eine Inhaltsanalyse der Formate ANNE

WIL, hartaberfair und Maybrit Illner. Frankfurt am Main: Grin.

83 355-381.

Sauer, Christoph 2007. ‘Christmas messages by heas of state: multimodality and media adaptations’. In: Anita Fetzer en Gerda Lauerbach (eds.) Political discourse in the media.

Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, 227-273.

Sauer, Christoph 2012b. ‘Framing in talk shows and its visualisation’. (forthcoming).

Sauer, Christoph 2012a. ‘Weihnachtsansprachen im Fernsehen: Sprache und Multimodalität‘. In: Armin Burkhardt en Kornelia Pollmann (eds.): Globalisierung: Sprache – Medien – Politik. Bremen: Hempen. (forthcoming).

Spinder, Kim 2005. “Daar gaat het nu niet over.”: Een onderzoek naar het antwoordgedrag van politici in het kamerdebat over terrorismebestrijding. Masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen.

Stöckl, Hartmut 2004. ‘In between modes: language and image in printed media.‘ In: Eija Ventola, Cassily Charles en Martin Kaltenbacher (eds.) Perspectives on multimodality.

Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins, 9-30.

Tannen, Deborah 1998. The argument culture. Changing the way we argue and debate. New York: Random House.

Thornborrow, Joanna en Martin Montgomery 2010. ‘Special issue on personalization in the broadcast news interview’, Discourse & Communication 4: 99-104.

Watzlawick, Paul, Janet Beavin Bavelas en Don D. Jackson 1967. Pragmatics of human communication: A study of interactional patterns,

pathologies, and paradoxes. New York: W. W. Norton.