• No results found

Beeldfragmenten om de neutraliteit van interviewers te behouden

4. Beeldfragmenten ter introductie en explicatie van onderwerp

4.2 Beeldfragmenten om de neutraliteit van interviewers te behouden

Beeldfragmenten kunnen niet alleen behulpzaam zijn bij het introduceren van een gesprek, ook kunnen interviewers hun vragen baseren op de informatie uit die beelden. Hiermee vermijden ze dat ze hun neutraliteit, een groot goed bij het interviewen, verliezen. Persoonlijke opinies, waarde-oordelen of op verkeerde informatie gebaseerde veronderstellingen bijvoorbeeld schaden deze neutraliteit (Westerstahl 1983). Zonder de inzet van beeldfragmenten gebeurt dit gemakkelijk, zoals in het interview met Tweede Kamerlid Ad Koppejan van het CDA. Als Zeeuws Tweede Kamerlid wordt hij aangesproken op het besluit de Hedwigepolder in Zeeland voor dertig procent onder water te zetten, waar hij oorspronkelijk tegen was. Pauw vraagt: ‘Is het nou een pijnlijk dag voor u dan eigenlijk, dat u denkt: toch verloren?’

Fragment 10. PW.19.04.2012 3.39-3.50

K: Dat doet pijn, dat zeg ik in alle eerlijkheid, maar euh je moet ook je winst neme[n, ik]

P: [jaaa]

K: bedoel, een polder, waar gewoon JAren strijd voor geweest is, die blijft gewoon overeind P: Het klinkt toch een beetje als euh als een Duitser die na de oorlog zegt, we zijn toch tweede

geworden. (Gelach in de studio)

Koppejan ontkent dat hij verloren heeft, maar dit wordt door Pauw niet geaccepteerd. Uit zijn langgerekte ‘jaaa’ blijkt al dat hij de uitspraak niet voor waar aanneemt. Als Koppejan vervolgens uitgepraat is, maakt Pauw hem ronduit belachelijk met een wrange Tweede Wereldoorloggrap. Belangrijker: duidelijk is dat de interviewer Pauw het interview niet neutraal ingegaan is. Hij heeft de stelling betrokken dat Koppejan verloren heeft en ondanks diens ontkenning daarvan, drijft hij zijn eigen standpunt door. Deze vooringenomenheid in de gesproken teksten gaat ten koste van de neutrale positie van de interviewers, iets waar het kijkerspubliek wel op gerekend had.

Hoewel het logisch en zelfs onontkoombaar is dat interviewers zelf ook aannames doen vooraleer ze tot vragen komen, vooral wanneer het om confronterende vragen gaat, kunnen die aannames wanneer ze als onjuist gezien worden óók leiden tot irritatie bij de geïnterviewde politicus. Dit is naast het verlies aan neutraliteit een belangrijk nadeel aan deze strategie, zo zien we aan onderstaand interviewfragment. SP-fractieleider Roemer heeft gesproken over waarom hij zich in 2013 niet aan de Europese begrotingsnorm van drie procent wenst te houden, waarop Witteman de volgende uiting doet:

Fragment 11. PW.09.05.2012 14.53-15.15

W: Nog even een vraag. Euhm de PVV is ook tamelijk anti-Europees [niet op dezelfde wijze als u ] R: [ik weet niet waarom u OOK zegt] W: Nou omdat u ook een beetje anti[-europees] bent, dat blijkt uit wat we over die drie procent R: [NEE ]

33

R: (zacht) nee

W: Is een combinatie van u met de PVV onderhandelbaar?

Tot driemaal toe verwerpt Roemer de suggestie dat de SP anti-Europees is.

Op de still hierboven is te zien dat het chagrijn over de aanname van Witteman van zijn gezicht te lezen is. Dit alles geschiedt aan het einde van het interview, waardoor van een verslechterde sfeer verder weinig te merken is, maar voor de tv-kijker is ook nu duidelijk dat de interviewers de politicus in een hoek neer (willen) zetten met uitspraken die niet direct op feiten of, belangrijk in deze paragraaf, op uitspraken van anderen gebaseerd zijn. Ze engageren zich daardoor zelf te veel in het gesprek, waardoor ze hun neutraliteit verliezen.

Een volgend voorbeeld van vertrouwen in de neutraliteit van interviewers dat een knauw krijgt wanneer deze niet ondersteund wordt door beeldfragmenten, komt voor in het eerder aangehaalde interview met Koppejan, wanneer interviewer Witteman een onjuiste aanname maakt en daar door de politicus op wordt aangesproken.

Fragment 12. PW.19.04.2012 10.49-12.00

W: Stel er komt straks uit het Catshuis, en dat weten we al, er komen bezuinigingen op

--> ontwikkelingssamenwerking, daar bent u tegen, dat weten we ook, want dat zegt u met enige regelmaat

K:-->> Nou, wacht even, nu gaat u mij woorden in de mond leggen euh die ik niet [gezegd heb ]

W: [u bent NIET ] tegen

bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking?

K: We staan voor een geweldige opgaven en d’r zal bezuinigd moeten worden en dat zal iedereen raken, dat zal alle posten raken en ik sluit ook geen ENkel post uit en ook niet ontwikkelingssamenwerking, het zal alleen wel professioneel moeten zijn nou ja

W: vijfhonderd miljoen vindt u acceptabel?

K: Ach, ik ga me helemaal over bedragen uitlaten echt niet

P: U wordt wel voorzichtig geworden he, dat u denkt ik ga natuurlijk niet drie keer in een uitzending dat krijgen (gelach in de studio)

34

K: U kunt vragen wat u wilt maar ik ga over m’n eigen antwoorden

De interviewers verliezen in dit fragment hun neutraliteit. De uiting van Witteman, die hij waarschijnlijk als inleiding op een vraag inzette, (-->) is niet op aantoonbare feiten gebaseerd en Koppejan voelt zich daardoor aangevallen. Eerder in het interview had Witteman al gesuggereerd dat Koppejan weliswaar niet verantwoordelijk gehouden kon worden voor de vrije val van diens partij in de peilingen, maar dat een samenhang vanwege diens weinig standvastige gedrag toch wel voor de hand lag. Die opmerking werd door Koppejan nog geaccepteerd, al werd de sfeer zienderogen vijandig. Nu ziet hij zich evenwel werkelijk genoodzaakt de interviewer te corrigeren en te berispen(-->> ‘Nou, wacht even’). Het hoofdschudden van Koppejan, zoals in de still hieronder getoond, geeft hier uiting aan.

Let daarnaast ook op het stilstaande beeld op de studiomuur achter Koppejan, waar het hoofd van vluchteling Mauro te zien is. Los van het verlies van neutraliteit toont dit interview zo ook in één shot de werking van de in het theoretisch kader vastgestelde drie pijlers van ‘overlooker’ design en de rol die beeldfragmenten daarin spelen: de deelnemers hebben zowel verbaal als non-verbaal invloed op wat het studio- maar vooral ook kijkerspubliek meekrijgt, maar daarenboven worden vanuit de regieruimte stilstaande beeldfragmenten geprojecteerd die nota bene achter de politicus te zien zijn terwijl hij praat, die ook voor een belangrijk deel betekenis toevoegen. Immers, het beeld van Mauro dat we in een eerder fragment al zagen, heeft feitelijk niks met ontwikkelingssamenwerking te maken en is derhalve vrij manipulatief ingezet. Dit doet echter niks aan de kracht ervan af: de jongen heeft een traan in zijn oog, waardoor op alle tv-kijkers overgebracht wordt hoe hard uitzettingsbeleid en een in veler ogen minder humane omgang met vluchtelingen kan uitpakken.

Wanneer we terugkeren naar het opgelopen neutraliteitsverlies van de interviewers als gevolg van vooringenomen uitspraken, blijkt dat als Witteman vervolgens doorvraagt hoeveel er dan precies bezuinigd mag worden, Koppejan de interviewer er in andere bewoordingen op wijst dat als ze iets willen weten, ze het hem vragen moeten, maar dat ze in ieder geval niet zaken moeten impliceren of aannemen die op onjuistheden, tenminste niet op zijn antwoorden, zijn gebaseerd. Dit is niet alleen

35

pijnlijk voor de interviewers daar deze hun feiten niet op orde hebben, ook creëert het een vijandelijke sfeer aan tafel die niet bevorderlijk is voor het verdere interview (Clayman 1988: 480-481) – waarbij het van belang dat een politicus zich coöperatief opstelt, opdat tot nieuwswaardige informatie gekomen kan worden. Merk op dat dit ongemak goed in beeld gebracht wordt, waardoor de tv-kijker ook deelgenoot wordt van het neutraliteitverlies van de interviewers

Wanneer vragen letterlijk gebaseerd zijn op beelden, speelt het probleem van neutraliteitsverlies als gevolg van geuite teksten, zoals in de fragmenten met Roemer en Koppejan, niet. Immers, er worden beweringen van derden overgenomen, waarover de interviewers zelf geen mening hoeven te hebben. Dit zagen we bij de vraag gebaseerd op een tweet van Wilders aan minister Leers hierboven al. Iets soortgelijks gebeurt wanneer staatssecretaris van Natuur Bleker toelichting geeft op het uitbreken van het vogelgriepvirus op een Limburgse boerderij, waarbij alle ruim veertigduizend kalkoenen uit voorzorg geruimd zijn. De interviewers laten ter introductie van het thema een beeldfragment van de Limburgse omroep zien. Aan het einde hiervan komt de burgemeester van de betreffende gemeente in beeld. Hij noemt de sfeer slecht: ‘Men is verdrietig en boos, de vragen komen op: is deze rigoureuze maatregel onontkoombaar?’ De interviewer grijpt dit aan voor precies dezelfde vraag. Vervolgens gebruikt hij de woorden van de burgemeester (-->) om door te vragen over de door de burgemeester geschetste emoties in het dorp. Op de still hieronder is te zien dat als Bleker aan zijn antwoord begint, hij door de camera’s in beeld genomen wordt met op de achtergrond een stilstaand beeld uit het fragment dat tevoren getoond is. Het laat het kijkerspubliek nogmaals zien, zoals ook bij fragmenten met Sterk en Leers in de vorige paragraaf vastgesteld, dat de geïnterviewde politicus geacht wordt te reageren op het vertoonde (bewegende) beeldfragment, meer dan het geval geweest zou zijn wanneer de vraag slechts via woorden geuit was.

Fragment 13. PW.19.03.2012 7.24-8.20 W: Geeft u het antwoord ‘ns?

B: Ja dat is onontkoombaar. En op zichzelf euh de boer en de boerin die begrijpen dat ook wel, het is uiteindelijk [een ]

36

B: [ja] na dat heb ik in ’t gesprek dat ik ik ben er toch zeker anderhalf bij de familie geweest, ik heb ze vanavond om een uur of zeven heb ik ook nog even met de boerin gebeld, hoe de stand van zaken was. Kijk, zij begrijpen wel dat dat, het gaat hier uiteindelijk om een milde variant, die kan euh heel snel veranderen in een euh ernstige agressieve variant die ook voor EN voor de dieren EN voor mensen gevaar oplevert, die zich ook heel snel kan verspreiden en dan is het standaard, uit VOORzorg om dus ook in geval van die milde variant om alle dieren euh te ruimen op ’t euh betreffende bedrijf en euhm

De aanname dat de bevolking boos en verdrietig is, die tot de vraag leidt of de maatregel wel noodzakelijk is, wordt door de staatssecretaris niet betwist. Hadden de interviewers deze vraag gesteld zonder het ter introductie de beelden te tonen, dan was dat wel goed mogelijk geweest. Immers, de staatssecretaris was die dag nog op de betreffende boerderij geweest en wist beter welke gevoelens daar speelden dan de interviewers (of het grootste deel van het kijkerspubliek), die daar niet geweest waren. Door de vraag uit een beeldfragment over te nemen, vermijden de interviewers deze correctie.

Bleker ging akkoord met de term ‘boos en verdrietig’, maar in zijn eerste uiting verwerpt hij dat er onbegrip zou zijn. Weer kunnen de interviewers terugvallen op een uiting van de burgemeester (-->), ze wagen zich dus niet zelf aan een oordeel. Wel brengen ze de contrasterende mening van de burgemeester nogmaals in herinnering: ze presenteren de visie van ‘de ander’ (Clayman 1988: 483) – een belangrijk instrument voor interviewer. Bleker is het met die laatste omschrijving van onbegrip niet eens, maar neemt het de interviewer niet kwalijk – het was immers niet diens aanname.

Een laatste voorbeeld om aan te tonen dat het tonen van beeldfragmenten gebruikt kan worden om een uitspraak, waarop gereageerd dient te worden door de politicus aan tafel, op te baseren kmot voor als Belgische minister-president Yves Leterme bij Pauw en Witteman zit. Ze laten hem een beeldfragment zien, waarin Yves Desmet, hoofdredacteur van Vlaams dagblad De Morgen, de aanstaande premier Elio di Rupo omschrijft als ‘homoseksueel, dandy, ijdel, beetje dramaqueen en [iemand met] ongelooflijk veel geduld’.

Fragment 14. PW.28.11.2011 17.57-18.44

P:--> Is dramaqueen een goed kenmerk voor een premier in België? L: Wat bedoelt u met een dramaqueen?

P:--> Nou ja dat werd door euh door euh de hoofdredacteur net gezegd

L: Wel ’t is juist dat euh[ ]wat Elio de Rupo betreft en dat is vaak belangrijk in de P: [paTHEtisch]

L: politiek ik heb die gave veel minder, dat is dat Elio de Rupo d’r in slaagt om euhh

Leterme vraagt wat ‘u’ bedoelt met de term dramaqueen, alsof Pauw deze term zelf gemunt zou hebben. In lijn met bovenstaande bevindingen zou dit diens eigen neutraliteit schaden, wat maakt dat hij de politicus er op wijst dat deze uitspraak niet van hem afkomstig is, maar van de zojuist vertoonde hoofdredacteur Desmet. Zowel voor de politicus als het kijkerspubliek is het belangrijk dat door deze formulering over te nemen van iemand anders, geen enkele vooringenomenheid kan blijken, zoals dat bij het interview met Koppejan wel het geval was.

37

Benadrukt moet worden dat het belang van de beeldfragmenten die Leterme en Bleker voorgehouden werden er niet slechts in ligt dat er een citaat uit gekozen wordt waarover vervolgens voortgesproken wordt – de al eerder vastgestelde inleidende functie van beeld die bestaat uit het vaststellen van de agenda en extern maken van common ground. Zoals beschreven dragen de beelden van die fragmenten zoals geprojecteerd op de studiomuren daarnaast bij aan de noodzaak tot antwoorden van de politici en, belangrijker nog, het inzichtelijk maken daarvan voor het televisiekijkend publiek. Het toont daarmee op zeer directe wijze de kracht en mogelijkheden die het tonen van beeldfragmenten aan politici heeft voor het verloop van het programma. Simpel gesteld geeft het het programma een grotere dynamiek en komt het tegemoet aan de nadruk op beeld die televisiekijkers sowieso a priori vertonen (en die in de toekomst enkel groter lijkt te worden, cf. de inleiding). Activiteiten zoals introductie van een onderwerp en aangeven waarvan informatie die achter een vraagstelling besloten ligt vandaan komt, kunnen door beeldfragmenten overgenomen worden – die vervolgens voor zowel de deelnemers, het studiopubliek als de tv-kijker zichtbaar zijn, waarmee aan een specifiek ‘overlooker’ design invulling gegeven is.

Uit deze paragraaf rijst het beeld dat de inzet van beeldfragmenten de interviewers een extra instrument geeft hun complex taak, zoals geformuleerd door Clayman (1988: 490) van enerzijds interactioneel tegenoverliggende standpunten ten opzichte van de politicus in te nemen (wat soms kan leiden tot een zekere vijandigheid) en anderzijds officieel neutraal blijven, te vervullen. Anders gesteld: om een standpunt in te nemen dat die van de politicus tegenspreekt, zonder dit als persoonlijke uiting te presenteren, maar juist als manier om meer van de politicus zelf over de kwestie los te krijgen. De drie talige opties (statements in vragen verpakken; uitspraken toeschrijven aan een derde partij, afzwakken van een uitspraak) die Clayman (1988) onderscheidde worden daardoor niet minder geldig, maar de problemen die met die opties samenhangen, zoals geschetst vooral de schijn van neutraliteitsverlies alsook de mogelijk slechte sfeer aan tafel, blijken deze optie met beeld tot een voor interviewers aantrekkelijke variant te maken. De projectie van een specifiek beeld (dat verwisseld kan worden) uit een beeldfragment als achtergrond bij een politicus die reageert op datzelfde beeldfragment, maakt daarenboven voor de kijker thuis uitstekend inzichtelijk hoe dit procedé werkt: alle partijen nemen kennis van een beeldfragment, de interviewers stellen op basis daarvan hun vraag, waarna de politicus, zeker met het beeld letterlijk nog in zijn rug, daar op moet reageren.