• No results found

Projecten vanuit het grotestedenbeleid

In document Gezondheid in de grote steden | RIVM (pagina 81-85)

F. van der Lucht, S.L.N Zwakhals, C Schoenmakers

3 WAT DOEN WE AAN DE PROBLEMEN IN DE GROTE STEDEN?

3.4 Samenhang tussen landelijk en lokaal beleid

3.5.3 Projecten vanuit het grotestedenbeleid

Tot nu toe heeft het accent in de beschrijving van interventieprojecten sterk gelegen bij projecten die vanuit de gezondheidssector zijn gestart. Men kan zich ook de vraag

stellen welke mogelijkheden er bestaan om vanuit de gezondheidszorg aan te sluiten bij projecten die vanuit andere sectoren binnen het grotestedenbeleid (GSB) zijn inge- bracht. De beste mogelijkheden voor de gezondheidssector om aansluiting te zoeken bij bestaande GSB-projecten liggen binnen de sociale pijler van het GSB. Op verzoek van de steden zelf heeft het onderzoeksbureau AEF een analyse van de lokale plannen bin- nen de sociale pijler gemaakt (AEF, 1999). AEF heeft daarbij gekwantificeerd hoeveel steden aandacht besteden aan de hoofd- en subthema’s binnen die pijler. De resultaten staan vermeld in tabel 3.4 en 3.5.

De geïdentificeerde hoofdthema’s zijn een mengeling van doelgroepen en beleids- velden. Dit weerspiegelt deels de spanning tussen een doelgroep- en een probleemge- oriënteerde benadering en beschrijving van projecten. Langdurig werklozen, jeugd/ onderwijs, veiligheid/leefbaarheid en kwetsbare groepen worden door meer dan de helft van de G21 en door alle G4 genoemd. De geïdentificeerde subthema's laten een grote variatie zien. Er is keuze in aansluitingsmogelijkheden genoeg. Anderzijds laten de geï-

Tabel 3.4: Hoofdthema’s binnen de sociale pijler van de stedelijke ont- wikkelingsprogramma’s 1999-2003 (Bron: AEF, 1999).

Hoofdthema’s Aantal steden

Langdurig werklozen 22 Jeugd/onderwijs 19 Veiligheid/leefbaarheid 19 Kwetsbare groepen 16 Integratie/participatie 11 Wijken 9 Voorzieningen/sociale infrastructuur 6 Minderheden 5 Sport/cultuur 4 Inkomen 3

Tabel 3.5: Subthema’s binnen de sociale pijler van de stedelijke ontwikkelingsprogramma’s 1999-2003 (Bron: AEF, 1999).

Aantal steden Subthema’s

Zeer veel (meer dan 17 steden) schoolverlaten, activering langdurig werklozen, sociale activering, armoede, ouderen, daklozen, wijkveiligheid. Veel (13-17 steden) brede school, sluitende aanpak, jeugd en veiligheid,

verslavingszorg, sociale voorzieningen in de wijk, verenigingsleven, breedtesport.

Niet zo veel (8-12 steden) voorschoolse opvang, opvoedingsondersteuning, kwaliteit onderwijs, aansluiting onderwijs-arbeid, gesubsidieerde arbeid, integrale jongerennetwerken, psychiatrische patiënten, drugsoverlast, gezondheidszorg, cultuurparticipatie,

dentificeerde subthema's ook zien dat niet alle onderwerpen in alle steden even hoog op de agenda staan, hetgeen de keuzemogelijkheden binnen elke stad afzonderlijk weer beperkt.

De AEF-studie is in een vroeg stadium verricht en is daardoor noodgedwongen gericht geweest op een analyse van de voorgenomen en niet van de daadwerkelijk uitgevoerde plannen. Niet alle plannen zullen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Sommige plannen zullen wellicht minder uitgebreid worden uitgevoerd dan was voorgenomen of in een enkel geval helemaal niet van start gaan. Over de effecten van de projecten kan deze studie daarom helaas nog niets zeggen, en dus zeker niet over de mogelijke gezondheids- effecten ervan.

Bij de meeste projecten die in het kader van de sociale pijler van het grotestedenbeleid worden uitgevoerd, ligt het initiatief buiten de gezondheidssector. Het is goed denkbaar dat het tot stand brengen van een betrokkenheid van de gezondheidssector bij die projec- ten ook tot gezondheidswinst voor betrokken doelgroepen zou kunnen leiden. Verzui- mende scholieren kunnen bijvoorbeeld moeilijk door de jeugdgezondheidszorg bereikt worden. Door samenwerking met schoolverzuimprojecten zou de jeugdgezondheidszorg die moeilijk bereikbare doelgroep wellicht beter kunnen bereiken dan door middel van de gangbare methode. Een zelfde gedachtengang is voor de andere projecten in de socia- le pijler mogelijk. Hetzelfde geldt voor projecten binnen de economische en fysieke pij- ler, zoals bijvoorbeeld werkgelegenheidsprojecten of openbaar vervoerprojecten. De relevantie voor gezondheidsbeleid stopt niet bij de sociale pijler. Het vergt een aparte exercitie om ook die samenwerkingsmogelijkheden en de gezondheidswinst die daarvan te verwachten is, beter in beeld te krijgen. Zo’n exercitie zou zeker nut kunnen afwerpen.

3.5.4 Conclusie

Er is in de grote steden een grote variëteit in tijdelijke interventieprojecten die de bevordering van de gezondheid tot doel hebben. Het merendeel daarvan is gericht op gezond gedrag, een kleiner deel op een gezonde sociale omgeving en een zeer beperkt deel op een gezonde fysieke leefomgeving. Er is een grote verscheidenheid aan doel- groepen. Een deel van de projecten wordt in achterstandswijken van grote steden uit- gevoerd. Intersectorale samenwerking komt regelmatig voor. Het initiatief voor deze projecten ligt merendeels bij de preventieve gezondheidszorg (GGD'en) en soms bij de curatieve gezondheidszorg.

De mate waarin de bevolking erbij betrokken wordt, verschilt tussen projecten. Het aan- tal wijkgerichte projecten dat uitgaat van een community intervention benadering is nog beperkt. Sommige daarvan nemen de bevordering van gezond gedrag als vertrekpunt, andere de problematiek die in de eerstelijnsgezondheidszorg wordt gesignaleerd en een enkele de algemene achterstandsproblematiek in de wijk of buurt. Een aantal van deze projecten is ook opgenomen in de Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) van de betreffende gemeente.

Binnen elke GSB-gemeente worden in het kader van het MOP veel projecten uitge- voerd, waarvan het initiatief buiten de gezondheidssector ligt. Het zou een nuttige exercitie zijn om per gemeente deze projecten langs te lopen en te zien waar mogelijkheden voor een nuttige inbreng van de preventieve gezondheidssector liggen.

3.6 Conclusie

De analyse van het landelijke en lokale gezondheids- en grotestedenbeleid en van de uitvoering daarvan, levert het volgende beeld op. Er wordt zowel in het landelijke als in het lokale beleid aandacht besteed aan de problematiek in achterstandswijken van grote steden, zowel aan de gezondheidsproblemen als aan andere problemen die daar spelen. Er is echter geen voor de hand liggende oplossingmethode om de complexe achter- standsproblematiek op te lossen. Wel is duidelijk dat minstens een deel ervan op het lokale niveau, in de buurten en in de wijken opgelost moet worden. Ook duidelijk is dat de gezondheidsproblemen met de problemen in andere sectoren zijn verweven. Dit resulteert in een groot scala aan, vaak tijdelijke, projecten en een accent op het bevorde- ren van samenwerking. De samenhang en afstemming tussen de projecten is echter nog ontoereikend. Dat komt onder meer doordat de beleidsdoelen tussen het algemene ach- terstandsbeleid, het grotestedenbeleid en het gezondheidsbeleid nog niet overal goed zijn afgestemd. Verder zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden over en weer niet altijd duidelijk. Tenslotte is er nog te weinig wetenschappelijk onderbouwde kennis over succes- en faalfactoren van interventies en de effecten daarvan op de gezondheid. Wel is er veel praktijkkennis beschikbaar, die onmisbaar is om interventieprojecten suc- cesvol op te zetten en deze af te stemmen op de specifieke (gezondheids)problematiek in de verschillende wijken. Verbeteringen zijn mogelijk door uit te gaan van een pro- bleemgerichte en integrale benadering, beleidssectoren onderling beter te laten afstem- men, meer continuïteit te brengen in wijkgerichte projecten samen met voldoende flexi- biliteit in de uitvoering, lopende interventies beter te documenteren, en door op een aantal punten meer onderzoek te verrichten.

In document Gezondheid in de grote steden | RIVM (pagina 81-85)