• No results found

Lokaal gezondheidsbeleid

In document Gezondheid in de grote steden | RIVM (pagina 64-67)

F. van der Lucht, S.L.N Zwakhals, C Schoenmakers

3 WAT DOEN WE AAN DE PROBLEMEN IN DE GROTE STEDEN?

3.2 Landelijk beleid

3.3.1 Lokaal gezondheidsbeleid

Collectieve preventie

Gemeenten voeren de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) uit. Daar- onder vallen de bestrijding van infectieziekten, vaccinatieprogramma's, de jeugdge- zondheidszorg, screening op erfelijke ziekten en aangeboren afwijkingen, bevolkings- onderzoek naar borst- en baarmoederhalskanker, gezondheidsbevordering door gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, en gezondheidsbescherming tegen bedreigin- gen vanuit de leefomgeving.

De collectieve preventie heeft de gehele gemeentelijke bevolking als doelgroep. GGD'en hebben een traditie om zich extra inspanningen te getroosten om kwetsbare en moeilijk toegankelijke groepen te bereiken. Wanneer de deelname aan collectieve pre-

De grote steden verschillen in de mate waarin het gezondheids- en groteste- denbeleid op elkaar betrokken zijn. Met andere woorden, aanzetten om de wederzijdse betrokkenheid te vergroten zijn in wisselende mate aanwezig.

ventie programma's onder bepaalde groepen lager is, zoeken zij oplossingen om deze deelname te verhogen. Dat is niet altijd volledig succesvol. Daarom wordt (nog) steeds gezocht naar betere methoden om personen met een lage SES, allochtonen en bewoners van achterstandswijken beter te bereiken.

Gezondheidsfacetbeleid

In het RvZ-advies over gezondheidsfacetbeleid wordt behalve op het belang van lande- lijk facetbeleid ook op het belang van lokaal facetbeleid gewezen. Belangrijk instru- menten voor facetbeleid zijn de Gezondheidseffectscreening (GES) en de Gezondheids- effectrapportage (GER). De RvZ beveelt onder andere aan dat de GES op lokaal niveau door de wethouder van volksgezondheid, maar ook door andere gemeentelijke diensten en door de gemeenteraad moet kunnen worden geïnitieerd (RvZ, 2000).

Op lokaal niveau bestonden er ook al vóór de komst van het grotestedenbeleid vormen van intersectorale samenwerking tussen de volksgezondheidssector en andere gemeen- telijke sectoren. De grote steden vervullen daarbij vaak een voorbeeldfunctie. Nieuwe ontwikkelingen in het lokale facetbeleid betreffen onder andere projecten rond Gezond Bouwen en Wonen, Stad en Milieu, en Zorg en Welzijn (Koornstra et al., 1997; Fast et al. 2001; Driest, 2001). Dit zijn lokale projecten die wijkoverschrijdend kunnen zijn, maar ook binnen (achterstands)wijken worden uitgevoerd. In bijlage 9 worden deze drie typen projecten kort besproken. Deze projecten zijn nog lang niet overal verspreid. Met de toename van decentralisatie van bevoegdheden van de landelijke overheid naar gemeentelijk niveau, zoals bijvoorbeeld de belangrijke rol die gemeenten de afgelopen tien jaar hebben gekregen bij de vermindering van onderwijsachterstanden, de inscha- keling van werkzoekenden en de activering van bijstandsgerechtigden, nemen de moge- lijkheden en de noodzaak van lokaal gezondheidsfacetbeleid toe. Het is daarom van belang dat ook de instrumentontwikkeling verder gaat. Een logische stap is om instru- menten die al voor het landelijke niveau ontwikkeld zijn, toepasbaar te maken voor het lokale niveau, zoals onder andere een Quick Scan op beleidsvoornemens (Van Herten, 2001), en de zogenaamde 'omgekeerde GES' (zie hiervoor ook paragraaf 3.2.1). Een voorwaarde is wel dat de instrumenten op lokaal niveau zo eenvoudig mogelijk moeten zijn en juist al vroeg in de planfase van beleid moeten kunnen worden toegepast.

SEGV-beleid

In de grote steden (evenals in andere gemeenten) wordt vanouds door GGD'en veel aan- dacht besteed aan mogelijkheden om de gezondheid van lage SES- en andere achter- standsgroepen te beschermen en te bevorderen. Dat gebeurt onder andere door binnen de collectieve preventie extra inspanningen te leveren om moeilijk bereikbare groepen in voldoende mate te bereiken, door aparte projecten voor hen te organiseren, en door het concentreren van activiteiten in achterstandswijken. Daarnaast organiseren GGD'en de vangnetzorg voor mensen die maatschappelijk buiten de boot vallen. Het lokale SEGV-beleid is in oorsprong vooral een doelgroepenbeleid, maar combineert dat in toe- nemende mate met een wijkgerichte benadering.

De les die in de afgelopen decennia vaak en vooral ook op het lokale niveau geleerd is, is dat gezondheidsbevorderingsprojecten die gericht zijn op de algemene bevolking, de mensen met een lage SES niet voldoende bereiken. Mede daardoor dreigen gezond- heidsverschillen soms eerder toe te nemen dan af te nemen. In dit verband zijn de aan- bevelingen van de commissie Albeda van belang. Veel landelijke maatregelen die de commissie Albeda voorstelt om SEGV te verminderen, hebben ook een lokale compo- nent doordat zij lokaal uitgevoerd moeten worden of doordat de gemeente aanvullende maatregelen kan nemen. Voorbeelden zijn te vinden in het project Armoede en Gezond- heid in Breda, de Operatie Tegengif op scholen op (i)vbo en mavo-niveau (waarin leer- lingen klassikaal een overeenkomst afsluiten om vijf maanden niet te gaan roken) en de lokale zorgnetwerken in verschillende grote steden (Programmacommissie SEGV II, 2001).

De commissie Albeda heeft twaalf (lokale) interventieprojecten geëvalueerd. Een aantal interventies vindt de commissie zodanig succesvol dat landelijke implementatie aan- bevolen wordt. Het meest onvoorwaardelijk is de aanbeveling tot landelijke implemen- tatie van de experimenten met zorgnetwerken (gericht op vroegsignalering van ernstige psychiatrische problematiek), planmatige gezondheidsbevordering op scholen, bestaande effectieve interventies gericht op verbetering van arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld gericht op afname fysieke belasting), en uitbreiding van praktijkver- pleegkundigen in de huisartsenpraktijk. Positief ten opzichte van verdere experimenten of implementatie, maar met de eis van begeleidend onderzoek naar de voorwaarden voor succesvolle implementatie is de commissie met betrekking tot migrantenvoorlichting, screening op armoede door de jeugdgezondheidszorg, en community interventies gericht op bevordering van gezond gedrag.

Bij de meeste van bovengenoemde interventies kunnen gemeenten een rol spelen. Het plan bestaat om komend jaar alle voorstellen die de commissie Albeda voor het landelij- ke SEGV-beleid doet ook voor het lokale niveau uit te werken (Stuurgroep Nationaal Contract OGZ, 2001). Daarbij zal men moeten nagaan op welke terreinen gemeenten voldoende bevoegdheden hebben of invloed kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijskansen, werkgelegenheidsprojecten, financiële bijstand, woning- bouwplannen, de openbare ruimte, veiligheidsbeleid, integratiebeleid van minderheden en andere gemeentelijke beleidsterreinen. In de paragraaf over het landelijke SEGV- beleid is al ingegaan op de voorstellen van de commissie ten aanzien van het groteste- denbeleid (zie paragraaf 3.2.1).

Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) heeft in april van dit jaar het Steunpunt Lokale Aanpak Gezondheidsverschillen (SLAG) opgericht. SLAG heeft als doel ondersteuning te bieden aan lokale gezondheidsprofes- sionals die zich richten op het verminderen van gezondheidsverschillen. SLAG zal diverse vormen van ondersteuning aanbieden: een actueel overzicht van lokale gezond- heidsprojecten, een netwerk van professionals, trainingen Lokale Aanpak Gezondheids- verschillen, en het toegankelijk maken van internationale 'good practices' op het gebied van lokale gezondheidsbevordering. Het steunpunt treedt ook op als pleitbezorger van

de lokale aanpak van gezondheidsverschillen bij de centrale overheid en de politiek (www.nigz.nl, april 2001).

In document Gezondheid in de grote steden | RIVM (pagina 64-67)