• No results found

Productie en gebruik 1 De kleurstofindustrie

2. Rode kleurstoffen in de negentiende eeuw

2.2. Productie en gebruik 1 De kleurstofindustrie

De negentiende eeuw wordt gekenmerkt door de mechanisatie van de samenleving en de opkomst van de industrie. De bevolking groeide, de welvaart nam toe en de vraag naar

producten groeide. Alles werd in grotere hoeveelheden en steeds goedkoper geproduceerd. De textielindustrie was een dominante sector binnen de industrie en een van de belangrijkste drijvende krachten achter de Industriële Revolutie, waarbij steeds meer door stoom

aangedreven machines werden ingezet.211 Ook de katoenindustrie kwam in de negentiende eeuw in een stroomversnelling. Zonder de komst van de synthetische kleurstoffen had men nooit aan de groeiende vraag naar kleurstoffen kunnen voldoen. De Britse krant The Times schrijft in 1884: 'The suggestion that the use of the dyes should be abandoned in favour of

cochineal, indigo, madder and other animal or vegetable substances, is unpractical, because the supply of these substances is limited, and has been far outgrown by the demand for coloured goods.''212

Synthetische versus natuurlijke kleurstoffen

In welke mate de synthetische kleurstoffen de traditionele kleurstoffen verdrongen, is moeilijk vast te stellen. Verschillende auteurs melden dat aan het eind van de negentiende eeuw 90% van de kleurstoffen synthetisch was. Maar waar dergelijke getallen op gebaseerd zijn is vaak

208

Van Bommel et.al. 2007, p.261; Lehne 1893

209 Baker 2011, p.89. Hesse noemt dit aantal in een artikel in The Journal of Industrial and Engineering Chemistry 6, 1914, pp.1013-1027

210 Baker 2011, pp.88-89

211 Aan het begin van de achttiende eeuw werkte bijna een derde van de Nederlandse beroepsbevolking in het

textiel. Zie www.textielnet.nl. (bekeken op 28 maart 2015). De stoommachine werd gepatenteerd in 1775 en om maar enkele andere belangrijke uitvindingen te noemen: in 1764 de 'Spinning Jenny', een mechanisch aangedreven weefgetouw, in 1801 de Jacquard weefmachine met het ponskaartensysteem. Machinaal aangedreven naai- en borduurmachines kwamen breed beschikbaar vanaf halverwege de negentiende eeuw

onduidelijk.213 De gegevens over de ineenstorting van de meekrapindustrie zijn duidelijker. Engeland, de grootste importeur van meekrap, importeerde tussen 1859 en 1868 jaarlijks zo'n 17.500 ton meekrap, bestemd voor de wol en katoenindustrie. Tien jaar later, in 1876, was dit geslonken tot een kwart daarvan, 4.400 ton.214 Een 'quintal' meekrap in poedervorm kostte in 1865 nog 200 francs en tien jaar later nog maar 25 francs.215 De voornaamste

meekrapproducerende regio's in Europa stopten allemaal binnen enkele jaren volledig met hun productie.216

Hieruit blijkt dat een van de belangrijkste natuurlijke kleurstoffen voor rood binnen enkele jaren vrijwel volledig van het toneel verdween en vervangen werd door synthetische kleurstoffen. De enorme productiestijging van synthetische alizarine bevestigt dit beeld: Perkin produceerde in 1871 200 ton alizarine, in 1872 was dit 300 en in 1873 al 435 ton.217 De cijfers in Duitsland waren nog spectaculairder: in 1871 werd 15 ton geproduceerd, in 1877 was dat 750 ton.218

Productielanden

Van oudsher waren Engeland en Frankrijk de belangrijkste kleurstofproducten. Met de

ontwikkeling van de synthetische kleurstoffen verschoof het zwaartepunt van de productie naar Duitsland en in mindere mate naar Zwitserland.219 In 1894 werden 116 van de 142 nieuwe synthetische kleurstoffen ontwikkeld door Duitse bedrijven, 15 door bedrijven uit Basel en slechts 11 door Engeland en Frankrijk samen.220 Volgens de meeste publicaties produceerde Duitsland rond 1900 tussen de 80 en 90% van de wereldwijd geproduceerde synthetische kleurstoffen.221 Een grafische weergave uit 1937 toont dat Duitsland in 1913 88,3% van de

213

Dit getal wordt bijvoorbeeld genoemd door Souto 2010 en Christie 2001. Souto noemt hierbij als bron Schweppe 1987, maar in die publicatie heb ik dat getal niet terug kunnen vinden. Souto 2010, p.24. Christie zegt dat binnen vijftig jaar na de de uitvinding van Perkin's Mauveine 90% van de textielverven synthetisch was, maar hij noemt hierbij helemaal geen bron. Christie 2001, p.6. Ook Baker constateert dat het niet duidelijk is hoe snel de nieuwe synthetische kleurstoffen werden omarmd. Baker 2011, p.3

214 Garfield 2000, p.90

215 Chenincer 2000, p.265. Het gewicht van een 'quintal' kan nogal variëren per plaats en tijd, maar een Marseille quintal was 38,8 kg. Zie Chenincer 2000, p.299

216 Zie ook de paragraaf 2.1.2 over synthetische alizarine 217 Garfield 2000, p.96

218 Andersen en Spelsberg 1990, p.112

219 Dit had te maken met een veelheid aan factoren: politieke keuzes, aandacht voor het onderwijs, gunstiger patentwetten, het al dan niet in bezit hebben van koloniën en daarmee de beschikking hebben over grondstoffen, de publieke opinie, etc. Vooral het betere academische onderwijssysteem in Duitsland wordt vaak aangewezen als een bepalende factor. Baker 2011 besteedt veel aandacht aan de factoren die maakten dat Duitsland dominant werd over Engeland. Ook de conservatieve klassenmaatschappij in Engeland speelt volgens haar een rol. Voor de gunstige factoren in Basel, zie Dettwiler 2014, p.12. Hij wijst met name de ongunstige patentwetten in Frankrijk als schuldige aan, waardoor veel Franse kleurstofproducenten met hun kennis naar Basel vertrokken. Daarnaast wordt opleiding ook hier als een van de belangrijkste factoren genoemd

220

Dettwiler 2014, p. 32. In Duitsland was Frankfurt am Main een belangrijk centrum voor de kleurstofindustrie. Enkele van de belangrijkste kleurstoffabrikanten in Duitsland waren: de Badische Anilin und Soda Fabrik (BASF), opgericht in 1861; Farbenwerke Hoechst, 1862, met als merknaam Meister, Lucius & Co; Bayer en Co, opgericht in 1860; en Aktien Gesellschaft fur Anilin Fabrikation (AGFA) in 1867. Bronnen: Rappoport 2007, p.78; Baker 2011, pp.34-35. In Zwitserland waren de belangrijkste kleurstoffabrikanten allemaal in en rond Basel gevestigd: het Gesellschaft für Chemische Industrie in Basel opgericht in 1884 (vanaf 1945 officieel afgekort als CIBA); de Basler Chemische Fabrik, uit 1892; Gerber & Uhlmann, opgericht in 1864 (in 1898 opgegaan in CIBA); Durand & Huguenin, opgericht in 1871; J.J. Müller & Cie in 1860; en Kern & Sandoz opgericht in 1886. Al deze bedrijven zijn uiteindelijk samengegaan en vallen tegenwoordig onder het farmaceutische bedrijf Novartis, dat nog steeds in Basel is gevestigd. Dettwiler 2014, pp.10-12

221 Volgens Kay-Williams produceerde Duitsland in 1881 de helft van alle wereldwijd geproduceerde synthetische kleurstoffen en was dit rond 1900 opgelopen tot 80%. Kay-Williams 2013, p.147. De herkomst van deze cijfers is echter onduidelijk: zij noemt als bron Garfield 2000, p.97, maar het enige cijfer dat in Garfield terug is te vinden, is dat in 1914 80% van de kleurstoffen die in Engeland werden geïmporteerd uit Duitsland afkomstig was.

wereldmarkt in synthetische kleurstoffen beheerste, tegen 9,9% door Zwitserland en slechts 1,8% door Engeland (afb.55).222 Hoewel de herkomst van de cijfers die in de literatuur genoemd worden niet allemaal even helder zijn, is de algehele tendens eenduidig.

Afb.55 Het aandeel van de Duitse industrie in synthetische kleurstoffen op de wereldmarkt in 1913, weergave uit 1937 (Bron: Andersen en Spelsberg 1990, p.19)

In de jaren zestig van de negentiende eeuw maakte Alizarine Rood de helft van de

kleurstofproductie in Duitsland uit.223Heel veel synthetische kleurstoffabrikanten in Frankrijk, Duitsland en Zwitserland begonnen als 'fuchsinefabriek': veel van de chemische bedrijven die we tegenwoordig nog kennen, zijn ooit begonnen met de productie van deze rode kleurstof.224 In Duitland waren dat Bayer, AGFA en BASF.225 Ook Meister, Lucius & Brüning (het latere Hoechst) begon als 'Rotfabrik'.226 In Zwitserland waren dat CIBA, Durand & Huguenin en Gerber & Uhlmann.227

Aan het eind van de negentiende eeuw hadden synthetische kleurstoffen de markt wereldwijd veroverd. Zwitserse producenten exporteerden al vanaf 1870 naar Noord-Amerika en naar Aziatische landen als India, Japan en China (afb.56-57).228

Garfield 2000, p.146. In Rappoport 2007 wordt een bron uit 1914 geciteerd waarin een spreker op een bijeenkomst van de Kamer van Koophandel in Leeds zegt dat 90% van de kleurstoffen geïmporteerd wordt uit Duitsland en dat dit ook voor de rest van de wereld geldt. Rappoport 2007, p.79

222

Andersen en Spelsberg 1990, p.19 223 Andersen en Spelsberg 1990, p.105

224 In Frankrijk leidde dit in 1860 tot de oprichting van een fabriek met de naam 'Societé de La Fuchsine' in Lyon. Zie ook Brunello 1973, p.280. De concurrentie was moordend en verschillende fabrieken waaronder die in Lyon, dolven al snel het onderspit in dit geweld. Zie Baker 2011, pp.83-84

225 BASF begon in 1861 als de Chemische Fabrik Dyckerhoff, Clemm & Co. in Mannheim met de productie van Fuchsine. Volgens Kay-Williams was BASF tot 1914 de belangrijkste kleurstofproducent. Kay-Williams 2013, p.148

226 Baker 2011, pp.34-35; Andersen en Spelsberg 1990, pp.103-105

227 In Basel startte Alexandre Clavel een fuchsinefabriek. Vanaf 1884 heette deze fabriek Gesellschaft für

Chemische Industrie in Basel, het latere CIBA. Gerber & Uhlmann, opgericht in 1864 in Basel, begonnen ook met een variant van fuchsine, zij noemden dit 'azaleine'. Dit bedrijf werd in 1898 opgekocht door CIBA. Durand & Huguenin (1881) begon ook uitsluitend met de productie van fuchsine. Zie Dettwiler 2014, pp.10-12 en p.30. Zie ook Brunello 1973, p.280

228 Dettwiler 2014, p.24. Dettwiler toont veel afbeeldingen van hele vroege kleurstoflabels, waarin de kleurstoffen al vanaf 1880 compleet verpakt werden voor de Aziatische markt. Deze labels werden speciaal ontworpen voor de specifieke markt waar ze naartoe gingen. Uit onderzoek naar kleurgebruik in etnografisch textiel uit gebieden als

Afb.56 Geigy label voor India, 1889 (Bron: Dettwiler 2014, p.25)

Afb.57 Label van Bindschedler & Busch later CIBA) voor India, 1873–1884

(Bron: Dettwiler 2014, p.27)

De thuisverver

De eenvoudiger toepassingen maakten de synthetische kleurstoffen ook bereikbaar voor een geheel nieuwe doelgroep: de huisvrouw. Al in 1861 verschijnen er advertenties in kranten en periodieken die speciaal gericht waren op deze nieuwe consumenten.229 Hierin worden onder meer de kleuren Mauve en Magenta aangeprezen (afb.58). De kleurstoffen waren

waarschijnlijk bij de apotheek te koop.230 Op een iets latere advertentie is een dame te zien die aan een andere vrouw een jakje laat zien dat ze zelf knalrood heeft geverfd (afb.59).

Afb.58 Advertentie uit de Amerikaanse krant Evening Star, Washington D.C. 6 oktober 1865, voor Judson's Dyes,

met de slogan 'Any one can use them'. (Bron: http://chroniclingamerica.loc.gov,

gedownload d.d. 29 maart 2015)

Afb.59 Advertentie uit ca. 1910 voor thuisverven. (Bron: Andersen en Spelsberg 1990, p.144)

Zaïre, Micronesië, Thailand, textiel van de Navajo Indianen, Turkmeense tapijten en dekens uit Transsylvanië, blijkt dat ook in die veraf gelegen gebieden al heel vroeg synthetische kleurstoffen werden toegepast, vaak in combinatie met natuurlijke kleurstoffen. Barnett 2007, pp.71-73

229 Baker 2011, pp.52-53 230

Barnett noemt twee Amerikaanse huishoudelijke encyclopedieën van na 1870 waarin instructies staan voor het thuisverven met synthetische verfstoffen. Barnett 2007, p.71

2.2.2. De praktijk

Tot halverwege de negentiende eeuw beschikte men over een beperkt aantal kleurstoffen. Vooral het bedrukken van katoen, waarbij de stof bedrukt werden met verschillende kleuren en motieven, was een ingewikkeld proces. Daarvoor waren veel handelingen nodig:

voorbehandelen, drukken, beitsen, opbrengen en verwijderen van druk- en reserveringspasta's, verven, spoelen, bleken, etc.231 Met de introductie van de synthetische kleurstoffen veranderde dit. 232 Het verfproces werd vereenvoudigd, de kleurstoffen waren puur en altijd van dezelfde kwaliteit, de kleuren waren helderder en intenser en op den duur werden goedkopere

mogelijkheden ontwikkeld voor de toepassing op plantaardige vezels zoals katoen.233 Het vereenvoudigde verfproces maakte de kleurstoffen veel goedkoper, waardoor kleuren toegankelijk werden voor de grote massa.234

Toch veranderde de verfpraktijk in de nieuwe fabrieken niet direct. In het begin speelden 'toeval, geluk, intuïtie' en 'Fingerspitzengefühl' een grote rol in het productieproces:

‘Erfahrung und Augenmaß bestimmten die notwendigen Mengen.’235

Het werk in de fabrieken bestond grotendeels uit handenarbeid, de werkmethodes waren primitief en tijdens het verven werd volop geëxperimenteerd (afb.60).236 Een chemicus afkomstig van de universiteit die zijn eerste werkdag in 1888 bij Bayer beschrijft, verbaast zich hierover: 'Es wurde vielfach weder gewogen, noch genau gemessen, schaumige Kupplungen wurden nach Augenmaß in zwei Hälften geteilt und dan weiter verarbeitet'.237 Nog in 1885 werd bij de Duitse kleurstoffabriek

Bayer per ongeluk een nieuwe kleurstof ontdekt, doordat een laboratoriummedewerker voor het weekend vergeten was een bekerglas schoon te maken.238Pas tegen het eind van de

negentiende eeuw zou de praktijk meer gesystematiseerd worden.239 Maar zelfs in de zoektocht naar synthetische indigo, waar BASF zich jarenlang doelbewust en systematisch op toelegde, betekende de breuk van een thermometer waarbij kwik vrijkwam, in 1891 een cruciale doorbraak in het onderzoek.240

231 Sorber 2004, p.17 232

Brunello 1973, p.275

233 Bijvoorbeeld Congo Rood van AGFA, Andersen en Spelsberg 1990, p.114

234 Brunello 1973 p.296-297. Spelsberg spreekt van een 'Verbilligung' van kleuren, Andersen en Spelsberg 1990, p.38

235

Andersen en Spelsberg 1990, p.24. Ook Dettwiler spreekt van 'luck' en 'intuition' in de beginperiode van de productie van synthetische kleurstoffen. Dettwiler 2014, pp.31-32

236 Garfield 2000, p.98: 'The chemistry was very sophisticated, but the technology was often not.'

237 Geciteerd uit Andersen en Spelsberg 1990, p.27. In datzelfde boek wordt een uitgebreide beschrijving van het productieproces van fuchsine geciteerd uit het dagboek van E. Lucius, een van de grondleggers van Hoechst, uit 1874. Andersen en Spelsberg 1990, pp.87-88

238 Dit was de kleurstof 'Benzopurpurin 4B', dat de concurrentie aan kon met het zo succesvolle Congo Rood van concurrent Agfa. Andersen en Spelsberg 1990, p.30

239

Andersen en Spelsberg 1990, p.33 240 Andersen en Spelsberg 1990, p.30

Afb.60 Fuchsine smelterij, bij Hoechst rond 1895

(Bron: http://www.frankfurt-live.com/front_content.php?idcatart=150527, gedownload d.d. 27 maart 2015)

Kinderziektes

De allereerste synthetische kleurstoffen waren vaak niet goed bestand tegen licht en wassen. Daardoor kregen de nieuwe kleurstoffen bij het publiek al snel een slechte reputatie en ontstond de uitdrukking ‘as fleeting as an aniline dye’.241 Met name in Engeland ontstonden bewegingen die zich tegen de synthetische kleurstoffen keerden. Maar de voordelen van helderder kleuren, eenvoudiger toepassing en een goedkopere prijs, wogen op tegen de nadelen.242

Een ander probleem waar het publiek zich zorgen over maakte was de gezondheid. Al in 1869 ontstonden er klachten over Aniline Rood, dat met arseenzuur gemaakt werd. Mensen klaagden over huidaandoeningen die veroorzaakt zouden zijn door het dragen van kleding dat met Fuchsine of Coralline geverfd was.243 Maar dergelijke klachten werden niet bewezen en de zorgen doofden uit.244 Ingrijpender waren de klachten over vervuiling van de omgeving door kleurstoffabrieken, waardoor omwonenden ziek werden. Aniline Rood werd vaak met

arseenzuur geproduceerd. Verschillende fabrieken werden gedwongen uit de stad te vertrekken, voor sommigen betekende dat hun faillissement.245

De ontevredenheid over de kwaliteit van de nieuwe synthetische kleurstoffen werd deels ingegeven door groepen die belang hadden bij de productie van natuurlijke kleurstoffen, omdat die bedreigd werden in hun bestaan.246 Het was een laatste poging om onder meer de

meekrapproductie te beschermen.247

241

Brunello 1973, p.283

242 Barnett 2007, p.70. In Groot Brittanië was de tegenbeweging het sterkst, met name vanuit de Arts and Crafts Movement, onder leiding van William Morris. Zie Baker 2011, pp.56-64

243 Kay-Williams 2013, pp.143-144; Garfield 2000, pp.106-108 244

Baker 2011, p.54; Garfield 2000, p.106

245 Bayer, die Aniline Rood produceerde met arseenzuur, moest om die reden de fabriek in de jaren zestig van de negentiende eeuw verhuizen. Baker 2011, p.34. Hetzelfde gebeurde Alexandre Clavel, die vanaf 1859 als eerste in Zwitserland Fuchsine produceerde in Basel. In 1863 werd hij door de stad gedwongen de productie buiten de stad voort te zetten vanwege de vervuiling die het proces met zich meebracht. Dettwiler 2014, p.14. J.J. Müller & Cie in Basel, die Fuchsine, Mauve en nog enkele andere kleurstoffen produceerde, werd in 1864 aangeklaagd omdat mensen uit de buurt ziek werden van het vervuilde water, wat leidde tot het faillisement van het bedrijf. Garfield 2000, p.100; Dettwiler 2014, p.11

246

Chenincer 2000, p.263 247 Garfield 2000, p.109

2.2.3. Gebruik

Uit voorgaande is gebleken dat synthetische kleurstoffen in rap tempo de natuurlijke kleurstoffen vervingen. Toch zijn hier wel wat kanttekeningen bij te plaatsen. Zo was de verdringing van natuurlijke kleurstoffen verschillend per kleurstof. De meest succesvolle synthetische kleurstoffen waren die welke natuurlijke kleurstoffen vervingen, zoals meekrap, dat in 1868 gesynthetiseerd werd.248 Synthetische indigo kwam pas in 1897 op de markt, daarom werd natuurlijke indigo nog gedurende de hele negentiende eeuw veel gebruikt.249

Receptenboeken

Wanneer gekeken wordt naar receptenboeken voor het verven van textiel uit de tweede helft van de negentiende eeuw, wordt het beeld dat synthetische kleurstoffen de natuurlijke binnen enkele jaren verdringen, enigszins genuanceerd. Baker analyseert twee Engelse receptenboeken uit 1885 en 1893.250 Een groot deel van deze receptenboeken is nog gewijd aan natuurlijke kleurstoffen.251 Per kleur zijn echter grote verschillen. De hoeveelheid synthetische rode kleurstoffen die in 1893 in het boek is opgenomen stijgt ver uit boven alle andere kleuren en het aantal is enorm toegenomen ten opzichte van 1885. Maar zelfs in 1893 worden nog

recepten opgenomen voor het verven met meekrap.252 Cochenille werd nog altijd gebruikt voor het verven van wol. Baker concludeert op basis hiervan dat de natuurlijke kleurstoffen

gedurende de hele negentiende eeuw naast, of zelfs in combinatie met, synthetische kleurstoffen werden gebruikt.253

Een receptenboek uit een iets vroegere periode, van de Engelse chemicus F. Crace- Calvert, uitgegeven in 1876, toont een vergelijkbaar beeld. De eerste tien hoofdstukken zijn gewijd aan natuurlijke kleurstoffen, te beginnen met maar liefst twee hoofdstukken over meekrap (afb.61). Ook cochenille en kermes krijgen hun eigen hoofdstuk. Maar in het hoofdstuk over meekrap zijn ook al een paar recepten opgenomen voor het drukken met 'artificial alizarin'.254 Het patent van Caro, Graebe en Liebermann van 25 juni 1869 op

synthetische alizarine, is zelfs compleet afgedrukt.255 Vijf hoofdstukken zijn gewijd aan aniline kleurstoffen, waarvan één over 'Magenta'. Coralline wordt behandeld in het laatste

hoofdstuk.256 Ponceau wordt genoemd, maar is nog een 'secret process'.257 Toch wordt meekrap nog steeds aangeduid als 'the most important of all dyestuffs employed by Calico printers'.258 Over het belang van de meekrapproductie in de Vaucluse in Frankrijk wordt gezegd dat 'The

quantity grown in this department alone represents a value of about a million sterling.'259 Ook

248 Daarnaast kan orseille genoemd worden, dat door Mauve werd vervangen. Baker 2011, p.65 249

Zo vermeldt Wizinger dat campêchehout voor het verven in zwart in tegenstelling tot bijvoorbeeld meekrap nog heel lang gebruikt werd, zowel in de wol als de zijdeververij. Volgens hem was dit omdat het zeer goedkoop was, de procedure eenvoudig was en de kleurstof verzwarende eigenschappen heeft, een wenselijke

bijkomstigheid voor het verven van zijde. Wizinger 1973, p.17 en p.25 250

Baker 2011, pp.36-37. De bronnen die zij gebruikt zijn: J.J. Hummel, The Dyeing of Textile Fabrics, London 1885 en E. Knecht, C. Rawson & R. Loewenthal, A Manual of Dyeing: for the Use of Practical Dyers,

Manufacturers, Students and all those interested in the Art of Deying, Londen 1893 251 Baker 2011, pp.65-66

252

Baker 2011, p.68

253 Baker 2011, p.69 en p.188

254 Crace-Calvert 1876, pp.100-101. Volgens Crace-Calvert zijn de belangrijkste producenten van alizarine: Perkin in Engeland; op het continent Gessert Frères in Ebelfert; Meister, Lucius & Co. van Hoechst bij Frankfurt; en de Badische Anilin und Soda Fabrik in Mannheim. Crace-Calvert 1876, pp.54-55

255 Crace-Calvert 1876, pp.50-54 256 Crace-Calvert 1876, pp.459-464 257 Crace-Calvert 1876, p.382 258 Crace-Calvert 1876, p.22 259 Crace-Calvert 1876, p.23

meekrap uit Nederland en Avignon komt aan bod. Van een bedreiging of zelfs ineenstorting van de meekrapmarkt is in het boek nog geen sprake.

Afb.61 Drukken met meekrap, 'Garancine style', Crace-Calvert 1876, p.87

Objecten

Onderzoek van de afgelopen jaren naar kleurstofgebruik in objecten heeft uitgewezen dat tot laat in de negentiende en zelfs tot in de twintigste eeuw natuurlijke kleurstoffen werden gebruikt, vaak in combinatie met synthetische kleurstoffen. Diverse studies komen tot deze conclusie.260

Uit de analyse van de kleurstoffen in de borduurgarens van borduurwerken van Emile Bernard uit 1892, 1904 en 1927 kwam naar voren dat die allemaal geverfd waren met een mix van natuurlijke en synthetische kleurstoffen.261 In de rode garens werden verschillende

synthetische zure kleurstoffen aangetroffen in combinatie met cochenille. Opmerkelijk is dat kleurstoffen die verschillende verfmethodes verlangen, zoals zure, basische en

beitskleurstoffen, samen op een enkel garen werden aangetroffen.

Onderzoek aan blauwe kostuums uit de tweede helft van de negentiende eeuw uit de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam, kwam tot dezelfde bevindingen.262 In de meeste kostuums werden synthetische, halfsynthetische en natuurlijke kleurstoffen aangetroffen.263 In de kostuums werden ook rode kleurstoffen gevonden, naast Fuchsine werd een paar keer cochenille geïdentificeerd.264 Net als in de borduurgarens van Emile Bernard, werden ook hier kleurstoffen die normaliter een verschillende verfmethode verlangen, zoals basische en zure kleurstoffen, door elkaar gebruikt.265

Barnett vraagt zich af waarom textielververs zo lang vluchtige kleurstoffen bleven gebruiken, ondanks dat ze wisten dat deze hun kleur snel verloren. Zij beargumenteert dat ververs om te kunnen overleven in de competitieve kleurstofindustrie, gedreven werden door economische redenen. Dit verklaart volgens haar het gebruik van kwalitatief slechte