• No results found

Bloedend rood. Uitlopende rode kleurstof in textiel rond 1900

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bloedend rood. Uitlopende rode kleurstof in textiel rond 1900"

Copied!
128
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BLOEDEND ROOD

Uitlopende rode kleurstof in textiel rond 1900

Masterscriptie, Universiteit van Amsterdam

drs. Marijke de Bruijne

Studentnr.: 6423604 / 10165436

Opleiding: Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed, Specialisatie Textiel

Begeleider: Drs. D.O.R. (René) Lugtigheid Tweede lezer: C.C. (Clara) von Waldthausen MA

(2)

Foto omslag: Kazuifel Sint Bavo Haarlem, voorzijde

Fotoverantwoording:

(3)

'Terwijl ik kleur geef zeg ik tegen de wereld 'besta!' en dan bestaat de wereld door mijn kleur van bloed. Wie het niet ziet, zal het ontkennen, maar ik ben overal.'

(4)

Woord vooraf

Tijdens het doen van dit onderzoek bleef één vraag steeds in mijn hoofd rondzingen: Waarom is het juist de kleur rood die zo vaak bloedt? Rood staat nog altijd bekend als een kleur die vaak problemen geeft in de was. Wanneer ik mensen vertelde dat mijn onderzoek ging over

uitlopende rode kleurstoffen, ging het al gauw over witte sokken die roze uit de was komen door toedoen van een rood kledingstuk. De huidige industrie biedt allerlei commerciële middeltjes om dit probleem tegen te gaan.

Tijdens het uitvoeren van dit onderzoek heb ik lang gedacht dat op deze vraag geen bevredigend antwoord te geven is. Ik vermoedde dat we alleen dénken dat juist rood altijd problemen geeft, omdat rood zo'n prominente kleur is. In een van de objecten uit het onderzoek is ook een gele kleur aangetroffen die uitloopt, maar deze valt veel minder op dan de uitgelopen rode kleuren.

Nu het einde het onderzoek is bereikt, ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat dit probleem wel degelijk specifiek is voor rode kleurstoffen. Veel rode kleurstoffen behoren tot een kleurstofklasse die niet waterecht is en dus uitloopt in de was. Veel van de rode kleurstoffen die werden aangetroffen in de historische objecten van dit onderzoek, zijn nog altijd in de handel. Wie weet zijn de kleurstoffen die onze sokken verpesten nog wel precies dezelfde als waarmee de objecten uit dit onderzoek werden geverfd….

(5)

Dankwoord

Voor het uitvoeren van dit onderzoek ben ik veel mensen dank verschuldigd.

Allereerst natuurlijk mijn begeleider drs. René Lugtigheid, voor haar enthousiasme, tips en aangename gesprekken. Zij liet mij bovendien delen in haar enorme kennis over kerkelijk textiel. Daarnaast mijn docenten Emmy de Groot en drs. Lisca Wurfbain, die voor mij naar objecten met bloedend rood speurden. Van de UvA dank ik ook dr. Rene Peschar, die altijd klaarstaat voor studenten, dr. Marjolijn Bol voor de tips bij het schrijven en prof. dr. ing.

Maarten van Bommel, voor de uitvoering van de kleurstofanalyse, maar ook voor zijn adviezen en bereidheid om mee te denken in verschillende stadia van het proces.

Voor de uitvoering van de kleurstofanalyse konden we gebruikmaken van de faciliteiten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Verschillende medewerkers van de RCE wil ik in het bijzonder noemen: ing. Suzan de Groot, voor het meedenken over testen met relatieve luchtvochtigheid, dr. Han Neevel voor de interessante gesprekken over kleurstoffen en Birgit Reissland die voor ons op speurtocht ging naar monsterbuisjes. En vooral ook de

bibliothecarissen van het RCE, Julian van den Berg, Roland Huguenin en Cor Smulders, die altijd zo enorm behulpzaam zijn.

Dank ook aan Het KathedraalMuseum Nieuwe Bavo Haarlem, die het kazuifel van de Sint Bavo ter beschikking stelde voor het onderzoek, in het bijzonder aan de collectiebeheerder van het museum, de heer A.M. Numan, voor het beantwoorden van mijn vragen. Bep de Haan-Appel van de parochie Sint Jans Geboorte te Hoogwoud, dank ik voor het ter beschikking stellen van de vaandels van de parochie en het beantwoorden van mijn vragen, en haar dochter Mariët voor het brengen van de vaandels.

Verder bedank ik Martin de Rijk, algemeen medewerker van de Afdeling Erfgoed in Kerken en Kloosters (EKK) van het Catharijneconvent, voor het zo spoedig aanleveren van informatie uit de database van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN) en dr. Marike van Roon, voor het snelle beantwoorden van mijn mail met vragen over het kazuifel in de Sint Bavo, dat mij vruchteloze zoektochten in het parochiearchief bespaarde.

Met mijn medestudenten Textiel, Sjoukje Telleman en Renate van Oosterhout, heb ik altijd zeer prettig samengewerkt. Zij waren nooit te beroerd om te helpen en mee te denken.

Tot slot dank ik vooral Fenna Dunning, de trouwste vriendin die iemand zich maar kan wensen, waarmee ik op mijn zesde jaar al ijsbaantje gleed en die spontaan aanbood om haar professionele oog over mijn hele scriptie te laten gaan. Heel veel dank ben ik verschuldigd aan mijn ouders, die mij al vroeg de liefde voor cultuur meegaven en zonder wie dit alles niet mogelijk was geweest. En natuurlijk aan Frans Franssen, voor zijn eindeloze geduld, begrip en flexibiliteit, en vooral ook voor zijn kritische vragen, die mij altijd weer even op een ander spoor zetten. Hij bracht mij ook de vele broodnodige kopjes koffie tijdens het werken aan deze scriptie.

(6)

Samenvatting

Een regelmatig voorkomend probleem in textiel uit de late negentiende eeuw is dat rode kleurstoffen uitlopen. Objecten waarin dit probleem zich manifesteert worden ontoonbaar en verliezen daarmee hun waarde. Inzicht in dit probleem is daarom van belang voor de

conservering van historische objecten. Voor het onderzoek naar de oorzaak van het uitbloeden van de kleur rood diende een kazuifel van de Sint Bavo in Haarlem als uitgangspunt. Twee vaandels uit de parochie van Sint Jans Geboorte in Hoogwoud, dienden ter vergelijking. De objecten dateren van rond 1900. De bronnen van rode uitloop in deze objecten zijn de rode voeringen en verschillende rode borduurgarens.

Voor het onderzoek werd literatuuronderzoek gedaan naar de ontwikkeling van vroeg-synthetische rode kleurstoffen, naar de oorzaken van het bloeden van kleurstoffen en naar behandelingsmogelijkheden. Er werden testen uitgevoerd op waterechtheid en met relatieve luchtvochtigheid. De objecten werden visueel onderzocht en er werd een kleurstofanalyse uitgevoerd op zeven monsters van de objecten. De analyse vond plaats met hoge prestatie vloeistofchromatografie met Photodiode Array Detector (HPLC-PDA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Extractie vond plaats in twee stappen met dimethylsulfoxide (C2H6OS)

en zoutzuur (HCl). Analyses werden uitgevoerd met tetra butyl ammonium hydroxide (C16H37NO) en mierenzuur (CH2O2).

De kleuruitloop is veroorzaakt doordat de objecten tussen 2001 en 2013 per ongeluk in aanraking kwamen met water, terwijl de gebruikte rode kleurstoffen niet waterecht zijn. Uit de kleurstofanalyse is gebleken dat de objecten geverfd zijn met diverse vroeg-synthetische zure kleurstoffen en enkele basische rode kleurstoffen. Deze staan bekend om hun slechte

waterechtheid. Fast Red AV (C.I. Acid Red 88, Caro 1877) werd aangetroffen in vier van de zeven monsters. Deze kleurstof scoort zeer slecht op waterechtheidstesten. Er werd één monster onderzocht dat niet was uitgelopen, hierin werd alizarine geïdentificeerd. Dit is een

beitskleurstof met een goede waterechtheid. Kleurstoffen die verschillende verfmethodes vereisen, werden samen op één drager aangetroffen. Identieke borduurmotieven op de voor- en rugzijde van het kazuifel bleken met verschillende kleurstoffen te zijn geverfd.

Een andere belangrijke factor bij het bloeden is het droogproces. Of de verschillende dragers ook een rol spelen bij het bloeden kon niet worden vastgesteld. De vraag of

kleurstoffen al kunnen uitlopen bij een hoge relatieve luchtvochtigheid kon binnen dit onderzoek niet beantwoord worden.

Op basis van het onderzoek is een hypothese opgesteld voor een mogelijke

behandelingsmethode voor objecten met uitgelopen zure rode kleurstoffen. Met het oog op preventieve conservering is het van belang om de precieze omvang van dit probleem te inventariseren. Daarbij is de vraag of dit probleem specifiek is voor religieus textiel en vaandels uit de periode rond 1900 en of andere soorten textiel uit diezelfde periode ook risico lopen op het uitbloeden van rode kleurstoffen. Daarnaast is het van belang om vast te stellen of een hoge relatieve luchtvochtigheid kleuruitloop kan veroorzaken. Hier zal vervolgonderzoek zich op moeten richten.

Trefwoorden: rood, vroeg-synthetische kleurstoffen, kleurstofanalyse, HPLC-PDA, bloeden, uitlopen, waterechtheid, drogen, luchtvochtigheid, kerkelijke textiel, vaandels

(7)

Abstract

Bleeding Red. Red Dye Migration in Textiles around 1900

Master thesis University of Amsterdam, Conservation and Restoration of Cultural Heritage, Specialisation Textiles, drs. Marijke de Bruyne, June 2015

Red dyes in textiles of the late nineteenth century often show dye migration. Objects in which this problem evolves cannot longer be displayed and loose their value. Understanding this problem is therefore of great interest for the conservation of historical objects. A chasuble of de Saint Bavo church in Haarlem was taken as starting point for this research. Two banners of the church of the Nativity of Saint John the Baptist in Hoogwoud, were used as comparison. All three objects date from around 1900. The source of the bleeding red dyes in these objects are the red lining and different yarns of the embroidery.

The development of early synthetic dyes was studied in literature, along with the cause of dye bleeding and treatment options. Experimental tests were carried out, concerning

waterfastness and relative humidity. The objects were visually studied and dye identification was executed on seven samples of the objects. For identification a High Performance Liquid Chromatography with Photodiode Array Detector (HPLC-PDA) of the Cultural Heritage Agency of the Netherlands in Amsterdam (RCE) was used. A two-step extraction was executed with dimethyl sulfoxide (C2H6OS) and hydrochloric acid (HCl). Analysis was performed with

tetrabutylammonium hydroxide (C16H37NO) and formic acid (CH2O2).

The objects accidently got wet between 2001 and 2013, while the red dyes used in the objects are not waterfast. This caused the red dyes to bleed. Dye analysis showed that the objects are predominantly dyed with early synthetic acid and some basic red dyes. Acid and basic dyes are known for their poor waterfastness. Fast Red AV (C.I. Acid Red 88, Caro 1877) was found in four of the seven samples. This dye has very poor waterfastness properties, as is shown in tests. One non-bleeding sample was analysed and identified as alizarin, a mordant dye with excellent waterfastness properties. Dyes which normally need different dyeing methods, were found together on some samples. Yarns from identical embroidery motifs on both sides of the chasuble, were dyed with different dyes.

Another important factor in the bleeding of dyes is the drying process. A possible relation between bleeding and the type of fibre could not be established. A question raised whether dyes can migrate under influence of high relative humidity, could not be answered within the scope of this research.

On the base of this research a hypothesis was formulated for a possible treatment option for objects which show bleeding acid red dyes. In view of preventive conservation it is

important to draw up an inventory of the scope of this problem. Key question is whether the problem is specific for liturgical textiles and banners from around 1900 or whether other kind of textile objects from the same period can be at risk as well. It is also important to establish whether high relative humidity can cause dyes to bleed. Further research should focus on these points.

Keywords: red, early synthetic dyes, dye analysis, HPLC-PDA, bleeding, dye migration, waterfastness, drying, humidity, liturgical textiles, banners

(8)

Inhoud

Introductie

10

De objecten van het onderzoek 10

Doel, afbakening, probleemstelling en deelvragen 11

Stand van wetenschap 11

Opzet en methode 14

1. De objecten

15

1.1. Kazuifel Sint Bavo, Haarlem 16

1.1.1. Beschrijving 16

1.1.2. Context 17

1.1.3. Conditie 23

1.2. Vaandels Sint Jans Geboorte, Hoogwoud 27

1.2.1. Beschrijving 27

1.2.2. Context 28

1.2.3. Conditie 30

1.3. Andere objecten 31

1.4. Conclusie 33

1.4.1. Vergelijking tussen kazuifel en vaandels 34

1.4.2. Vergelijking met objecten buiten het onderzoek 35

2. Rode kleurstoffen in de negentiende eeuw

36

2.1. Rode kleurstoffen 36

2.1.1. Natuurlijke rode kleurstoffen 37

2.1.2. Synthetische rode kleurstoffen 40

2.1.3. Conclusie 45 2.2. Productie en gebruik 45 2.2.1. De kleurstofindustrie 45 2.2.2. De praktijk 49 2.2.3. Gebruik 51 2.2.4. Conclusie 53

3. Technische analyse

54

3.1. Theorie van het verven 54

3.1.1. Verven van textiel 55

3.1.2. Bloeden van kleurstoffen 57

3.1.3. Kleurstofklassen 59

3.1.4. Conclusie 62

3.2. Technische analyse van de objecten 63

3.2.1. Vezelanalyse 63

3.2.2. Kleurstofanalyse 64

(9)

4. Preventieve conservering en behandeling

71

4.1. Testen 72

4.1.1. Test op waterechtheid 72

4.1.2. Test met relatieve luchtvochtigheid 73

4.2. Behandelingsmethoden 75 4.2.1. Behandelingsmethoden in de conserveringsliteratuur 75 4.2.2. Hypothese 78 4.3. Conclusie 79

Conclusie en aanbevelingen

80

Oorzaak en factoren 80 Producenten en verfmethoden 81 Herkennen en voorkomen 81 Behandeling 82

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 82

Literatuur

84

Bijlagen

90

Bijlage I. Beschrijving kazuifel Sint Bavo, Haarlem 91

Bijlage II. Beschrijving vaandels Parochie Sint Jans Geboorte, Hoogwoud 96

Bijlage III. Schimmelkaart kazuifel Sint Bavo, Haarlem 100

Bijlage IV. Rode kleurstoffen 102

Bijlage V. Overzichten monstername 104

Bijlage VI. Analyseresultaten van de monsters 107

Bijlage VII. HPLC resultaten 111

(10)

Introductie

Een regelmatig voorkomend probleem in textiel uit de late negentiende eeuw is dat de rode kleurstof uitloopt. Dit is de periode waarin nieuwe synthetische kleurstoffen de traditionele, natuurlijke kleurstoffen vervangen. De eerste synthetische kleurstoffen staan bekend om hun slechte kleurechtheid.

In 1856 wordt de eerste synthetische kleurstof ontdekt door W.H. Perkin. In de decennia daarna neemt de ontdekking van nieuwe synthetische kleurstoffen een hoge vlucht. Binnen enkele decennia verdringen deze nieuwe kleurstoffen wereldwijd de natuurlijke kleurstoffen. Rond 1900 waren er rond de 400 synthetische kleurstoffen ontwikkeld.1 De synthetische kleurstoffen veroorzaken een revolutie in de verfindustrie. Het verfproces wordt

vereenvoudigd, waardoor professionele ververs hun monopolie verliezen en traditionele structuren verdwijnen. Synthetische kleurstoffen komen breed beschikbaar, zelfs voor thuisgebruik.2 Deze ontwikkelingen spelen een belangrijke rol in de kwaliteit van geverfd textiel uit de tweede helft van de negentiende eeuw.

De keuze voor de kleur rood lijkt arbitrair, maar is gebaseerd op de praktijk. Sporadisch worden ook wel andere uitlopende kleuren aangetroffen in historisch textiel, maar rood lijkt toch de meeste problemen te veroorzaken.3 De precieze omvang van dit probleem is onbekend. Hoewel restauratoren in hun praktijk regelmatig textiel tegenkomen met rood bloedende kleurstof, is hierover niet gepubliceerd. Objecten waarin dit probleem zich manifesteert,

worden meestal als 'total loss' beschouwd. Het object is ontoonbaar geworden en heeft daarmee zijn waarde geheel of gedeeltelijk verloren. Het is goed mogelijk dat objecten met dit probleem in het verleden vaak zijn weggegooid.4

Behalve objecten waarin de rode kleurstof al is uitgelopen, is de kans groot dat in de depots van musea, kerkelijke instellingen en andere culturele organisaties, nog andere objecten liggen die onder bepaalde omstandigheden last kunnen krijgen van dit probleem. Ook om die reden is het van belang om te onderzoeken wat hiervan nu precies de oorzaak is.

De objecten van het onderzoek

Een kazuifel van de Sint Bavo uit Haarlem dat rond 1900 is gedateerd, dient als uitgangspunt voor het onderzoek.5 Twee vaandels uit dezelfde periode met dezelfde problematiek, afkomstig van de parochie van Sint Jans Geboorte in Hoogwoud, dienen ter vergelijking. Deze drie objecten zijn aangedragen door de docenten Conservering en Restauratie Textiel aan de UvA.6 Het gaat hier om kerkelijk textiel: paramenten en kerkelijke vaandels.7

1 Volgens Lehne waren er in 1897 in totaal 404 nieuwe kleurstoffen ontwikkeld. Van Bommel et.al. 2007, p.261 2

Barnett 2007, p.71; Chenincer 2000, p.266. In Andersen en Spelsberg 1990, p.144 staan afbeeldingen van advertenties uit ca. 1910 voor thuisverven, op één daarvan laat een dame aan een andere vrouw een knalrood geverfd jakje zien. Zie paragraaf 2.2.1, afb.59

3 De vraag aan de docenten textielrestauratie van de UvA, René Lugtigheid, Emmy de Groot en Lisca Wurfbain, om gevallen van bloedend rood die zij tegenkwamen in erfgoedcollecties te melden, leidde binnen enkele weken al tot zo'n zeven gevallen, allemaal objecten uit de periode rond 1900, de meeste vaandels en kerkelijk textiel. Zie paragraaf 1.3

4 Zo werd in de Sint Bavo in Haarlem recentelijk nog afstand gedaan van een vaandel dat ernstig was aangetast door kleuruitloop en schimmel, als gevolg van waterschade. Zie paragraaf 1.4.1

5

Een kazuifel is het belangrijkste bovenkleed dat door de priester wordt gedragen tijdens de mis. Van Roon 2010, pp.22-23. Meer over de datering in paragraaf 1.1.2

6 René Lugtigheid droeg het kazuifel aan, Emmy de Groot de vaandels uit Hoogwoud 7

Westerink 1996, p.187, duidt het begrip paramenten eenvoudigweg als 'kerkelijke kleding'. Volgens Van Roon is het begrip 'paramenten' afkomstig van het Latijnse woord 'parare' (gereedmaken, toerusten, optooien) en ging het

(11)

De geselecteerde objecten vertonen elk meervoudige bronnen van uitlopende rode kleurstoffen, die zijn toegepast op verschillende dragers. Bovendien zijn de

verschijningsvormen van de rode uitloop divers. Dit maakt de keuze voor deze objecten interessant, juist in combinatie met elkaar.

Doel, afbakening, probleemstelling en deelvragen

Doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het fenomeen van uitlopende rode kleurstof in textiel rond 1900. Achterhalen van de oorzaak van het probleem, oftewel de

diagnose van het probleem, staat centraal. Inzicht in het probleem biedt mogelijk handvatten

voor de conservering en restauratie van objecten die ofwel met dit probleem te kampen hebben, ofwel een potentieel risico lopen. Daarbij gaat het in het ene geval om het voorkómen, door middel van preventieve conservering, in het andere geval om behandeling van objecten, door middel van actieve conservering of restauratie van het object.

Het behandelen van de objecten valt buiten het kader van dit onderzoek. Wel zal een eerste verkenning worden uitgevoerd naar behandelingsmogelijkheden die geboden worden in de literatuur. Ook het inventariseren van de precieze omvang van het probleem wordt niet meegenomen binnen dit onderzoek.

Op basis van deze uitgangspunten is de volgende probleemstelling gedefinieerd:

Wat is de oorzaak van het uitbloeden van rode kleurstof in textiel rond 1900?

Vragen die bij dit onderzoek aan de orde kunnen komen zijn: - Welke factoren spelen een rol bij het uitbloeden?

- Hangt het probleem samen met één (of meer) bepaalde kleurstof(fen)? - Hangt het probleem samen met bepaalde dragers?

- Zijn er gemeenschappelijke factoren aan te wijzen in objecten die met dit probleem kampen?

- Hangt het probleem samen met bepaalde verfmethodes? - Wie produceerde deze producten?

- Waren er goede alternatieven?

- Hoe is dit probleem tijdig te herkennen en te voorkomen?

- Zijn er behandelingsmogelijkheden voor objecten met dit probleem?

Stand van wetenschap

Eén van de belangrijkste publicaties in relatie tot dit onderzoek is een artikel van

textielrestaurator en docent Bruselius Scharff uit 1999, 'Synthetic dyestuffs for textiles and their fastness to washing'.8Het doel van dit artikel is drieledig: (1) een overzicht geven van de

synthetische kleurstoffen voor textiel; (2) inzicht geven in de vraag waarom sommige

synthetische kleurstoffen slechte wasechtheid hebben en (3) enkele handreikingen bieden voor de behandeling van bloedende kleurstoffen. Bruselius Scharff formuleert in dit artikel enkele vragen, die ook centraal staan in het onderzoek naar rood bloedende kleurstoffen : ‘What

oorspronkelijk in strikte zin om van zijde vervaardige liturgische bovengewaden, maar heeft het begrip in de loop der tijd een ruimere betekenis gekregen in de zin van alle textiel die bij de liturgie gebruikt wordt, dus niet alleen kleding. Van Roon 2010, p.19

8 Bruselius Scharff 1999. Bruselius Scharff is docent aan de School of Conservation van de Royal Danish Academy of Fine Arts in Kopenhagen in Denemarken. Barnett constateert dat dit een van de eerste en weinige artikelen op dit gebied is. Barnett 2007, p.67

(12)

causes the dye to bleed?’ en ‘Can the bleeding be eliminated or minimised in any way?’.9 Voor het beantwoorden van deze vragen behandelt Bruselius Scharff de verschillende

kleurstofklassen en de wijze waarop deze zich aan vezels binden. Aan het eind van het artikel geeft ze een paar algemene suggesties voor de behandeling van bloedende kleurstoffen, maar dit wordt niet uitgewerkt en de uiteindelijke conclusie is dat meer onderzoek nodig is.

Wat de behandeling van bloedende kleurstoffen betreft is een publicatie uit 2012 van het Instituut Collectie Nederland (ICN, tegenwoordig Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, RCE), dan interessanter.10 Het artikel van ondermeer De Keijzer en Van Bommel, 'Indigo carmine: Understanding a problematic blue dye' gaat over de halfsynthetische blauwe kleurstof indigokarmijn. Deze kleurstof werd in 1743 ontdekt en tot het begin van de twintigste eeuw veel toegepast op textiel.11 Indigokarmijn is berucht vanwege de slechte wasechtheid. Er worden in het artikel drie behandelingsmethoden genoemd voor objecten met uitgelopen indigokarmijn.12 Methodes die zijn ontwikkeld voor het behandelen van objecten die

indigokarmijn bevatten, kunnen wellicht gebruikt worden voor de problematiek rond de rode kleurstoffen.

De publicatie van De Keijzer et.al. is om nòg een reden van belang voor dit onderzoek: het is een schoolvoorbeeld van multidisciplinaire aanpak. Het onderwerp wordt benaderd vanuit een natuurwetenschappelijke en historische invalshoek, er werd bronnenonderzoek gedaan en onderzoek uitgevoerd aan objecten, waarbij aandacht is voor conservering en restauratie. Dit levert een zeer compleet beeld op van de rol van deze kleurstof in historische objecten, van de problemen die dit veroorzaakt en van de behandelingsmogelijkheden. Dat is ook wat in dit onderzoek naar rood bloedende kleurstoffen wordt nagestreefd en daarvoor kan deze publicatie als voorbeeld dienen.

Een ander waardevol artikel werd in 2007 geschreven door textielrestaurator Barnett, 'Synthetic organic dyes, 1856 – 1901: an introductory literature review of their use and related issues in textile conservation'.13 Het is een overzicht van relevante publicaties die tot dan toe waren verschenen over synthetische kleurstoffen voor de conservering van textiel. Barnett behandelt de terminologie, de historische ontwikkelingen, de verspreiding en de problemen die vroeg-synthetische kleurstoffen met zich meebrengen voor de conservering van textiel: met name hun slechte eigenschappen op het gebied van licht- en wasechtheid.14Zij constateert dat er een gebrek aan publicaties is over dit onderwerp.15 Daarbij komt zij in het artikel tot de conclusie dat dit niet betekent dat de vroege synthetische kleurstoffen nauwelijks werden gebruikt, 'the opposite is true’.16De belangrijkste beperking aan dit onderzoek is dat Barnett geen Duitstalige literatuur meeneemt in haar onderzoek, terwijl Duitsland absoluut marktleider was op het gebied van de productie van vroeg-synthetische kleurstoffen.17 Dat is een omissie, die tot dusver niet lijkt te zijn opgevuld.18

In een publicatie uit datzelfde jaar van ondermeer Van Bommel, destijds onderzoeker bij het ICN en gespecialiseerd in kleurstofonderzoek, wordt eveneens geconstateerd dat het

9

Bruselius Scharff 1999, p.654

10 Zowel het ICN als het tegenwoordige RCE is gevestigd in Amsterdam 11 De Keijzer et.al. 2012

12 De methodes zijn beschreven door: Bruselius Scharff en Nielsen 2003; Van Nes 1988; Knaller 1998. Dat laatste is een niet gepubliceerd rapport: R. Knaller 'Vier Mustertücher und Konservierungsbericht', Abegg-Stiftung, Riggisberg 1998. In paragraaf 4.2 worden deze behandelingsmethoden besproken.

13 Barnett 2007. Barnett was van 1995 tot 2002 verbonden aan het ICN als hoofddocent textielrestauratie 14 Zie verder over wasechtheid paragraaf 3.1.2

15 Een ‘lack of conservation publications on the subject’, Barnett 2007, p.67. In haar conclusie schrijft Barnett: 'The early organic synthetic dyes can be described as being largely invisible in the conservation literature, due to non-standard terminology and, most problably, unfamiliarity with the subject.' Barnett 2007, p.74

16 Barnett 2007, p.67 17

Zie hierover paragraaf 2.2.1

(13)

onderzoek naar synthetische kleurstoffen in historische objecten nog beperkt is: ‘the analysis of

early synthetic dyestuffs is still a somewhat unexplored area when dealing with historical or art objects.'19 Het artikel verscheen in Journal of Chromatography A naar aanleiding van een onderzoek dat 65 geselecteerde synthetische kleurstoffen uit de periode 1850-1900 in kaart bracht met technische analysemethoden.20 De analysemethode werd als casestudy toegepast op drie borduurwerken van Emile Bernard uit 1892, 1904 en 1927 uit het Van Goghmuseum in Amsterdam. Van deze casestudy werd elders een afzonderlijk artikel gepubliceerd.21 Uit het onderzoek kwam naar voren dat de meeste borduurgarens met synthetische kleurstoffen waren geverfd, maar daarnaast ook met natuurlijke kleurstoffen. In de rode garens werden zowel diverse synthetische kleurstoffen als cochenille aangetroffen, een natuurlijke kleurstof. Zelfs werden combinaties aangetroffen van kleurstoffen uit verschillende kleurstofklassen, die elk hun eigen verfprocessen vereisen.

Tot dezelfde observaties kwam Steinmann in 2011, in een niet gepubliceerde scriptie over de kleur blauw in een aantal kostuums uit het eind van de negentiende eeuw, van het Rijksmuseum Amsterdam. In verschillende kostuums werden synthetische, halfsynthetische en natuurlijke kleurstoffen naast elkaar aangetroffen. Daaronder drie verschillende synthetische rode kleurstoffen en ook weer de natuurlijke kleurstof cochenille.22

Voor de historische ontwikkeling van vroeg-synthetische kleurstoffen is het boek The

Art of Dyeing in the History of Mankind van Brunello uit 1973 nog steeds zeer bruikbaar en

informatief.23 Over de productiemethoden in de eerste synthetische fabrieken, met name in Duitsland, gaat de bundel Das Blaue Wunder uit 1990, onder redactie van Andersen en

Spelsberg.24 Hoewel de titel anders doet vermoeden, beperkt het boek zich niet tot de productie van blauwe kleurstoffen. Recenter is een proefschrift uit 2011 van Baker aan de Universiteit van Southampton, Nineteenth Century Synthetic Textile Dyes. Their History and Identification

on Fabric.25 Zij onderzoekt in welke mate de nieuwe synthetische kleurstoffen in de tweede helft van de negentiende eeuw werden gebruikt en hoe dit in verhouding stond tot het gebruik van natuurlijke kleurstoffen.26 Het onderwerp wordt multidisciplinair benaderd: er werden eigentijdse bronnen zoals kranten, periodieken en receptenboeken geraadpleegd en de nieuwste spectroscopische analysemethodes worden geëvalueerd.

De onderzoeken naar de gebruikte kleurstoffen in textiel uit de tweede helft van de negentiende eeuw door Van Bommel en Steinmann, hebben uitgewezen dat natuurlijke kleurstoffen niet geheel uitgesloten kunnen worden in het onderzoek. Bovendien kan met behulp van informatie over natuurlijke kleurstoffen een achtergrond geschetst worden, waartegen de opkomst en populariteit van synthetische kleurstoffen gezien moet worden. Er zijn verschillende boeken verschenen over de kleur rood, allen betreffende natuurlijke

kleurstoffen, hoewel ze ook allemaal een hoofdstuk wijden aan de opkomst van de synthetische kleurstoffen. Het ene boek is wetenschappelijker van aard dan het andere, maar ze bieden veel informatie over rode kleurstoffen.

19 Van Bommel et.al. 2007, p.261

20 Van Bommel et.al. 2007. De analyse werd uitgevoerd met HPLC en 3D fluorescentie 21 Van Bommel et.al. 2005

22

Steinmann 2011, p.45-46

23 Brunello 1973, pp.275-321. Een publicatie over de productie van vroege synthetische kleurstoffen die veel wordt aangehaald in de literatuur, is The Rainbow Makers van Anthony Travis uit 1993. Aan dit boek is niet meer te komen en ook in bibliotheken is het bijna niet beschikbaar, daarom kon hiervan in dit onderzoek geen gebruik worden gemaakt

24

Andersen en Spelsberg, 1990 25 Baker 2011

26[it is] 'not clear to what extent the new dyes were used and how quickly and widely they were adopted.' Baker 2011, p.3. 'this thesis examines the competition beteen the natural and synthetic dyes in the second half of the nineteenth century.' Baker 2011, p.188

(14)

Textielverver en docent Sandberg deed onderzoek naar natuurlijke rode kleurstoffen en de wijze waarop deze in textiel gebruikt werden. In het boek staan veel historische recepten, die vooral duidelijk maken hoe ingewikkeld verven met natuurlijke kleurstoffen was.27 Amy Butler Greenfield schreef een historisch boek voor breder publiek over cochenille. Het boek is goed gedocumenteerd en geeft inzicht in hoe belangrijk en waardevol deze kleurstof was, volgens de auteur het meest kostbare goed na goud.28 Het meest nuttig is een boek van Chenincer uit 2000 over meekrap: Madder Red. A history of luxury and trade.29 Deze studie is gebaseerd op een enorme hoeveelheid bronnen en geeft een gedegen inzicht in de productie, handel en rol van meekrap in de geschiedenis.

Opzet en methode

De objecten die als uitgangspunt dienen voor dit onderzoek, worden in het eerste hoofdstuk beschreven en in hun historische context geplaatst. De beschrijving van de objecten is gebaseerd op visuele observatie, voor de historische context is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek.

In het tweede hoofdstuk staan de rode kleurstoffen centraal die in de tweede helft van de negentiende eeuw in textiel aangetroffen kunnen worden: de voornaamste natuurlijke rode kleurstoffen en de belangrijkste rode synthetische kleurstoffen die vanaf 1856 op de markt kwamen. In het tweede deel van het hoofdstuk wordt de historische context geschetst waarin deze nieuwe kleurstoffen geproduceerd werden: wie de belangrijkste producenten waren en hoe de verfpraktijk in die allereerste kleurstoffabrieken verliep. Het hoofdstuk is gebaseerd op literatuuronderzoek, aangevuld met een enkele eigentijdse bron.

In hoofdstuk 3 wordt op basis van literatuuronderzoek beschreven op welke manieren kleurstoffen zich aan de vezels van textiel binden, wat er gebeurt wanneer kleurstoffen gaan bloeden en waardoor dit veroorzaakt wordt. Na deze theoretische uiteenzetting komt de kleurstofanalyse aan bod die op de objecten van het onderzoek is uitgevoerd. Daarvoor zijn zeven monsters onderzocht met hoge prestatie vloeistofchromatografie (HPLC).

In het vierde hoofdstuk staan de preventieve conservering en mogelijke behandelingen centraal. Aan de hand van een paar eenvoudige testopstellingen wordt gekeken of er iets meer gezegd kan worden over de omstandigheden waarin het bloeden van de rode kleurstoffen optreedt. Daarna wordt een eerste verkenning gedaan naar behandelingsmogelijkheden voor bloedende kleurstoffen, zoals die in de conserveringsliteratuur zijn beschreven. Op basis hiervan is een hypothese geformuleerd, die als uitgangspunt kan dienen voor eventueel vervolgonderzoek.

In de conclusie worden de resultaten uit de diverse hoofdstukken gerecapituleerd en worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

27 Sandberg 1997 28

Butler Greenfield 2006 29 Chenincer 2000

(15)

1. De objecten

Een kazuifel van de Sint Bavo uit Haarlem vormt het uitgangspunt voor het onderzoek, twee vaandels uit de parochie van Sint Jans Geboorte uit Hoogwoud dienen ter vergelijking.30 Het gaat in alle drie gevallen om kerkelijk textiel: paramenten en kerkelijke vaandels. Paramenten en vaandels werden vervaardigd in dezelfde ateliers en gemaakt met dezelfde stoffen,

symboliek en ornamentering.31

In dit hoofdstuk worden de objecten eerst afzonderlijk beschreven en in hun historische context geplaatst. Daarna wordt de conditie van de objecten beschreven, waarbij de focus ligt op de uitbloedende kleur rood. De beschrijving van de objecten is gebaseerd op eigen

observaties, voor de historische context is gebruik gemaakt van literatuur, met name van publicaties van Van Roon. Zij promoveerde in 2010 op een onderzoek naar katholiek textiel in Nederland tussen 1830 en 1965, gepubliceerd onder de titel Goud, zilver en zijde.32 Doel van haar promotieonderzoek was om het dateren, toeschrijven en bepalen van de waarde van liturgisch textiel beter mogelijk te maken. Ontwikkelingen in de vormgeving en de

producenten, dat wil zeggen de verschillende Nederlandse ateliers voor paramenten, staan centraal in haar onderzoek. Daarvoor is deze publicatie een onmisbare bron. Van Roon schreef daarnaast een hoofdstuk in de publicatie uit 1997 Getooid als een bruid over de Sint Bavo in Haarlem, onder redactie van Antoon Erftemeijer, Arjen Looyenga en haarzelf.33 Ook hiervan is dankbaar gebruik gemaakt.

Een andere publicatie waarvan veel gebruik is gemaakt is een hoofdstuk van Westerink in een publicatie van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN) uit 1996.34 Dit stuk met de titel 'De kleren van de clerus' gaat over de kerkelijke gewaden in het bisdom Rotterdam, maar biedt tevens een schat aan algemene informatie over de functie, betekenis en productie van paramenten.

Na de behandeling van de objecten die het uitgangspunt voor dit onderzoek vormen, wordt in een afzonderlijke paragraaf een kort overzicht gegeven van enkele andere objecten die hetzelfde probleem van uitbloedende rode kleurstof vertonen. Een systematische inventarisatie van het probleem heeft binnen dit onderzoek niet plaatsgevonden en deze opsomming van objecten is dan ook gebaseerd op willekeur.35 Toch is de vergelijking zinvol omdat het duidelijk maakt dat de omvang van het probleem groter is dan alleen de hier behandelde objecten. Daarnaast biedt de vergelijking inzichten die op zijn minst interessante vragen oproepen.

In de samenvatting en conclusies worden de meest opvallende observaties met

betrekking tot het probleem van het uitbloedende rood op een rij gezet. Juist door het kazuifel te vergelijken met de vaandels, valt een aantal belangrijke zaken op omtrent het verschijnsel van het bloeden van de kleur rood.

30 Deze drie objecten zijn aangedragen door de docenten Conservering en Restauratie Textiel aan de UvA, zie 'De objecten van het onderzoek' in de Introductie

31 Westerink 1996, p.219

32 Van Roon 2010. Van Roon is adjunct-hoofdconservator Bijzondere Collecties aan de Universiteit van

Amsterdam

33 Erftemeijer et.al. 1997

34 Westerink 1996. Karin Westerink was directeur van de SKKN. Tegenwoordig is zij voorzitter van FGM, Federatie Grote Monumentengemeenten

(16)

1.1. Kazuifel

Sint Bavo, Haarlem

1.1.1. Beschrijving (zie ook bijlage I)

Het kazuifel is van crèmekleurig damast met ingeweven bloemmotieven en een rode voering. Het betreft een Romeins model, met aan de voorzijde opgesneden armsgaten, het zogenaamde ‘vioolkistmodel’. Over het midden van de voorzijde loopt een verticale strook, een 'aurifries' of 'kolom', geborduurd met rozenstok en lelies en banderollen met daarin de namen van de heilige Bavo, Willibrordus en Laurentius (afb.1).36 Op de rugzijde is een kruis genaaid, geborduurd met dezelfde rozenstok en lelies en in banderollen de namen van de heilige Casper, Joseph en Martinus. Centraal in een medaillon is Maria afgebeeld met twee engelen (afb.2).

Afb.1 Voorzijde kazuifel Sint Bavo Afb.2 Rugzijde kazuifel Sint Bavo

Het kazuifel bestaat uit een aantal lagen van verschillende weefsels en materialen. Het damast bestaat uit een zijden ketting en een inslag van viscose. Achter het damast is een tussenvoering van naturelkleurig linnen aangebracht. Het geheel is gevoerd met een rode keper van viscose.37 Rondom en langs de borduurstroken zijn passementen opgenaaid, bestaande uit gouddraad en borduurgaren van gele en rode zijde.38 De passementen zijn rondom machinaal doorgestikt.

Over de hele lengte van voor- en rugzijde is een lichtgroenig weefsel van katoenen keper genaaid, waarop het borduursel is aangebracht. Het veelkleurige borduursel, bestaande uit zijden garens en gouddraad, vormt gestileerde plant- en bloemmotieven en is machinaal uitgevoerd.

36

'Auri' komt van van het latijnse woord voor goud, 'aurum'; 'fries' duidt op een gedecoreerde band of strook met een duidelijk kader, zie bijvoorbeeld http://www.encyclo.nl/begrip/fries (bekeken op 18 april 2015)

37 Alle materialen zijn vastgesteld op basis van onderzoek met de stereomicroscoop Leica DME. Voor het vaststellen van viscose is tevens een brandtest gebruikt. Zie paragraaf 3.2.1

(17)

1.1.2. Context

Herkomst en datering

De vervaardiger en datering van het kazuifel zijn onbekend. Van Roon dateert het kazuifel op basis van de stijl, vorm en borduurtechniek vóór 1910.39 Volgens Van Roon is het kazuifel duidelijk voor de Sint Bavo vervaardigd, gezien de heiligennamen die er op geschreven staan, waaronder de parochieheilige, Sint Bavo.40 Zij deed uitgebreid onderzoek in het

parochiearchief van de Sint Bavo, maar vond daarin geen enkele verwijzing naar het kazuifel.41 Een kazuifel is het belangrijkste bovenkleed dat door de priester wordt gedragen tijdens de mis.42 Meestal zijn kazuifels onderdeel van een 'stel', dat in één keer werd besteld en in dezelfde stijl en kleur werd uitgevoerd. Een driestel bestond uit een tuniek, dalmatiek en kazuifel.43 Wanneer er tevens een koorkap bij hoort, heet het een vierstel.44 Kelkparamenten zoals het corporale, de palla, kerkdoekje, velum en beurs, zijn allemaal doeken van textiel met elk een specifieke gebruiksfunctie tijdens de eucharistieviering. Zij horen eveneens bij een stel.45 Van het kazuifel van de Sint Bavo zijn geen bijbehorende objecten bekend.46

De huidige Sint Bavo werd gebouwd tussen 1895 en 1930 door Joseph Cuypers.47 De kerk werd gebouwd als kathedraal, maar kreeg tevens een parochiale functie.48 De paramenten van de Sint Bavo waren voor de parochie bedoeld, de bisschoppelijke gewaden werden elders bewaard.49 Volgens Van Roon maakten de paramenten dan ook geen onderdeel uit van de nieuwbouw en gebruikten de priesters bestaande paramenten.50 Het kazuifel is dus niet met zekerheid te relateren aan de nieuwbouw van de Sint Bavo.

Om toch iets meer over de context van het kazuifel te kunnen zeggen, wordt hierna ingegaan op een aantal aspecten van het kazuifel: vorm en symboliek, de borduurpatronen, het materiaal en de technische uitvoering.

39

Datering en maker van alle neogotische gewaden in de St. Bavokathedraal zijn onbekend. Van Roon, in: Erftemeijer et.al. 1997, p.259. Deze datering is gebaseerd op stilistische en technische kenmerken, zoals Van Roon toelichtte in een persoonlijke e-mail aan de auteur van 6 maart 2015

40

Van Roon, in Erftemeijer et.al. 1997, p.259

41 Letterlijk schrijft Van Roon in een persoonlijke e-mail aan de auteur: 'Ik heb het archief toentertijd uitputtend onderzocht en ben toen vrijwel niets over de paramenten te weten gekomen.' E-mail van 6 maart 2015. Het parochiearchief bevindt zich in het Noord-Hollands archief in Haarlem: archief van de Parochie Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem, (1895) 1898-ca. 1970. Zie: http://www.archieven.nl/ en http://www.noord-hollandsarchief.nl (bekeken op 14 maart 2015). Dat er over het algemeen weinig in de parochiearchieven over paramenten is te vinden schrijft Van Roon in haar proefschrift: 'De bruikbaarheid van parochiearchieven was echter betrekkelijk. Paramenten worden zelden en dan nog heel oppervlakkig vermeld in de annalen van de parochies' Van Roon 2010, p.15. Om die reden leek het de auteur van deze scriptie weinig zinvol nogmaals het archief door te pluizen

42 Over de functie van het kazuifel zie Van Roon 2010, pp.22-23 43 Westerink 1996, p.190

44

Dalmatiek en tuniek worden gedragen door priesters met een lagere wijdingsgraad, die de priester assisteren tijdens de eucharistieviering: de diaken draagt dan de dalmatiek, de subdiaken de tuniek. De koorkap werd tijdens bijzondere vieringen gedragen door de priester in plaats van het kazuifel. Westerink 1996, p.190-191; Van Roon 2010, p.21

45

Van Roon 2010, p.21

46 De Collectiebeheerder van het KathedraalMuseum Nieuwe Bavo Haarlem, de heer A.M. Numan, liet dit weten in een persoonlijke e-mail aan de auteur op 12 maart 2015

47 Erftemeijer et.al. 1997, p.129

48Tot op de dag van vandaag vervult de kerk deze dubbelfunctie van bisdomkerk en parochiekerk. Zie

http://www.rkbavo.nl/ (bekeken op 18 april 2015). De bouw en inrichting van de kerk vielen in aanvang geheel onder het Bisdom, pas na de voltooiing van de kathedraal in 1930 kwam de verantwoordelijkheid voor de inrichting geheel bij het kerkbestuur van de parochie te liggen. Erftemeijer et.al. 1997, p.132 en p.136 49

Van Roon in Erftemeijer et.al. 1997, p.258 50 Van Roon in Erftemeijer et.al. 1997, p.258

(18)

Vorm en symboliek

Oorspronkelijk waren kazuifels wijde, soepele, klokvormige gewaden. Vanaf de zestiende eeuw komt het smallere Romeinse model in gebruik: een smal en recht model waarbij de armen vrij worden gelaten.51 Vanaf het begin van de negentiende eeuw wordt dit model zeer kort en bij de armen diep ingesneden (afb.3).52 Ten tijde van de inwijding van de Sint Bavo was het Romeinse model nog in zwang, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw was een verwoed debat gaande over het juiste model kazuifel en de kritiek op het Romeinse model werd steeds krachtiger.53 Het kazuifel kreeg vele bijnamen zoals 'viool', ‘wesp’ en zelfs ‘drinkpot’.54 Rond 1900 werden in Rotterdam alle middeleeuws borduurwerken nog overgezet op kazuifels van het vioolkistmodel, dus in die tijd genoot dit model in Rotterdam nog de voorkeur.55In Haarlem werden vanaf 1907 wijdere modellen toegestaan. Vanaf 1910 verschenen de eerste middeleeuwse, gotische modellen, ook wel Bernarduskazuifels genoemd, in de catalogi van paramentenateliers.56

Middeleeuwse modellen: Romaans klokmodel en Gotisch Bernardusmodel (Bron: http://nl.wikipedia.org/, gedownload 18 april 2015)

Recht Romeins model (Bron: http://www.cubra.nl/, gedownload 18 april 2015)

Romeins model, 'Vioolkist' (Bron: Vroon 2005, p.97)

Afb.3 Verschillende kazuifel modellen57

Aurifriezen in kruis-kolom combinatie zijn zeer gangbaar op kazuifels. Tot het Tweede

Vaticaans Concilie in de jaren 1962-1965, werd de eucharistie door de priester opgedragen met de rug naar de parochianen toe. De decoratie op de rugzijde van het kazuifel was dus het belangrijkste. Het kazuifel van de Sint Bavo is wit met Maria op de rugzijde. Dat duidt op een functie voor de viering van Maria-feestdagen. Wit was de kleur van de onschuld en de

zuiverheid, bij uitstek de kleur van Maria.58 Geborduurde rankendecoraties met bloemen en bladeren zoals in dit kazuifel waren populair in de late negentiende eeuw.59 Dit konden

51

Westerink 1996, p.189 52 Westerink 1996, p.189

53 Van Roon 2010 besteedt ruime aandacht aan dit debat. Zij spreekt van een 70 jaar durende strijd die tot op pauselijk niveau werd uitgevochten. Van Roon 2010, p.11

54

De bijnamen zijn afkomstig van de Engelse architect A.W.N. Pugin en van de Nederlandse letterkundige Joseph Alberdingk Thijm. De benaming 'drinkpot' was afkomstig van de letterkundige Albertingk Thijm, die dit model kazuifel omschreef als 'een plankachtig voor- en achterbehangsel' omdat het over het algemeen heel stijf was door de vele stoflagen en borduursels. Hij schreef dit in 1860 in een inleiding bij een artikel van Franz Bock in de Dietsche Warande. Franz Bock (1823-1899) was priester, verzamelaar en groot kenner van paramenten en schreef tussen 1856 en 1871 een driedelig werk over liturgische gewaden. Van Roon 2010, p.68 en p.121; Westerink 1996, p.221

55

Westerink 1996, p.222

56 Van Roon in Erftemeijer et.al. p. 258. Kazuifels in vioolkisttmodel waren wel nog tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw te koop. Westerink 1996, p.222

57 Zie voor de ontwikkeling van de modellen ook: http://www.heiligefamilie.nl/Kazuifel.htm (bekeken op 18 april 2015)

58

Westerink 1996, p.206 en 218. De liturgische kleuren en hun gebruik op bepaalde feestdagen was vastgesteld door paus Innocentius III rond 1200. In het Missale Romanum van 1570 werden de voorschriften opnieuw geformuleerd. Van Roon 2010, p.22. Wit werd ook voorgeschreven voor ondermeer Kerstmis, Driekoningen, Maria Lichtmis, Witte Donderdag, Pasen, Hemelvaart en Allerheiligen. Zie Westerink 1996, p.194

(19)

bestaande bloemen zijn met symbolische betekenissen, maar er werden ook fantasiebloemen gebruikt.60 In de gestileerde bloemmotieven op dit kazuifel zijn in elk geval de roos en de lelie herkenbaar, typische Mariabloemen.61

Een kazuifel uit een catalogus van H. Funnekotter van rond 1900 vertoont qua stijl enige overeenkomst met het kazuifel van de Sint Bavo (afb.4).62

Afb.4. Kazuifel in de catalogus van H. Funnekotter, ca. 1900 (Bron: Van Roon 2010, p.114) In het laatste kwart van de negentiende eeuw werden in toenemende mate damasten stoffen ontwikkeld met motieven en patronen die specifiek bedoeld waren voor een katholieke

functie.63 Het witte damast van het kazuifel van de Sint Bavo is ingeweven met een patroon dat bestaat uit een soort vierpassen met bloemmotieven (afb.5). Zowel vierpassen als eenvoudige bloemmotieven kwamen voor op damast voor katholiek gebruik.64 Het is mogelijk dat het witte damast van het kazuifel van de Sint Bavo speciaal geweven was voor katholieke gewaden, maar het bevat geen specifiek Christelijke symbolen, dus daarover is geen zekerheid te geven.

Afb.5 Detail van het patroon in het zijdedamast van het Sint Bavo kazuifel

60 Van Roon 2010, p.125

61 De lelie staat voor Maria's maagdelijkheid en symboliseert onschuld en reinheid, de roos staat voor liefde en martelaarschap. Timmers 1993 [1978], p.216. Een derde type bloem in het borduursel is een kelkbloem en zou een gestileerde anemoon kunnen zijn, teken van de dood en gerelateerd aan de kruisiging. Zie Impelluso 2003, p.108 62 Van Roon 2010, p.114

63 Volgens Van Roon nam het gebruik van neogotische zijdedamasten in de jaren tachtig in Nederland een hoge vlucht en werd het in de jaren negentig 'allesoverheersend'. Van Roon 2010, p.134. Met name de zijdeindustrie in Krefeld is hierom bekend. Westerink 1996, pp.213-214. Bekende motieven uit Krefeld zijn het leeuwenmotief en het hertenmotief. In de catalogus van Museum Catharijneconvent zijn enkele damasten uit Krefeld te vinden. Met de ontwerpen uit Krefeld heeft het damast van het kazuifel van de Sint Bavo echter geen stilistische

overeenkomsten, de ontwerpen uit Krefeld zijn veel moderner van stijl 64 Westerink 1996, p.214; Van Roon 2010, pp.76-79 en pp.134-135

(20)

Materiaal

Voor de materialen van paramenten, de stoffen, de passementen, de kolommen en kruisen, linnen en kant, was Nederland afhankelijk van het buitenland.65 Ook complete borduurwerken en paramenten werden geïmporteerd.66

Sinds de zestiende eeuw was het materiaalgebruik van kerkelijk textiel onderhevig aan voorschriften, maar pas in de negentiende eeuw werden striktere regels vastgesteld over het gebruik van materiaal.67 Wol en katoen waren niet langer toegestaan, linnen werd verplicht voor de kelkparamenten.68Zijde werd als verplicht beschouwd voor de misparamenten waaronder het kazuifel.69 Over het gebruik van kunstzijde werden nooit uitspraken gedaan.70

Volgens Van Roon nam het gebruik van kunstzijde vanaf het begin van de twintigste eeuw een hoge vlucht en werd dit met name voor voeringen veelvuldig gebruikt.71 Het kazuifel van de Sint Bavo heeft niet alleen een voering van kunstzijde, ook de damast is half van viscose.

De eerste viscosevezels werden eind negentiende eeuw ontwikkeld.72 De eerste

kunstzijde fabriek werd in 1890 opgericht door De Chardonnet in Besançon, in 1891 begon de productie.73 De grondstof van kunstzijde was cellulose, afkomstig van katoen of hout. De naam 'viscose' komt van de bruine, stroperige vloeistof die ontstond door de chemische bewerking van de cellulose.74 Deze vloeistof werd door een spindop geperst waarna het tot een garen stolde aan de lucht of in een bad. De eerste kunstzijden garens waren glanzend en stijf, zoals ook te zien is in het kazuifel van de Sint Bavo.75 De groei van de productie van kunstvezels was enorm: in 1892 werd er 14 ton geproduceerd, in 1900 1000 ton en in 1914 steeg het tot 8000 ton.76 De eerste Nederlandse kunstzijde fabriek die viscose produceerde was Enka, die in 1913 in Arnhem haar deuren opende.77

65

Van Roon 2010, p.13. Van Roon noemt als voorbeeld hiervan de firma Stoltzenberg in de jaren 80/90 van de 19de eeuw. Van Roon 2010, p.108

66 Van Roon 2010, p.13 67

De voorschriften waren gebaseerd op het Missale Romanum uit 1570, waarin de uitkomsten van het Concilie van Trente (1545-1563) waren vastgelegd. Erftemeijer et.al. 1997, p.258. René Lugtigheid, die de voorschriften uit het Concilie van Trente bestudeerde, constateerde dat daarin nog geen absolute regels over het gebruik van bepaalde materialen waren vastgelegd. Pas in de negentiende eeuw werden dergelijke voorschriften geformuleerd, naar aanleiding van concrete vragen uit het veld. Een en ander is mondeling besproken met René Lugtigheid 68 Van Roon 2010, p.21. Linnen werd als een schone vezel beschouwd: ‘As such linen was often the fabric of choice for the priests of several religions’. Kay Williams 2013 p.10. Kay Williams citeert James Yates, Texternium Antiquorum uit 1843, waarin linnen wordt omschreven als een 'symbol of firmness, and of clearest splendour, since fine linen is most difficult to tear and is made of nothing mortal and becomes brighter and more resembling light the more it is cleansed by washing' Kay Williams 2013 p.10

69 Van Roon 2010, p.22; Westerink 1996, p.205

70 Dit blijkt uit een briefwisseling uit 1928 naar aanleiding van een klacht van de middenstandsbond van bedrijven op het gebied van kerkbenodigdheden (Nederlandsche R.K. Bond van Kunstnijveren op het Gebied van

Borduurwerken en Handelaren in Kerkbenoodigdheden), opgericht in 1922. In die brief schrijft de bond aan het episcopaat dat steeds meer firma's kunstzijde gebruiken. In reactie daarop stuurt de Federatie van Liturgische Vereenigingen in Nederland een overzicht van alle regelgeving, maar daarin ontbreken uitspraken over het gebruik van kunstzijde. Van Roon 2010, p.203

71 Van Roon 2010, p.270 72 Brommer 1990, p.98

73 Brommer 1990, p.95. Chardonnet had al in 1884 patent op het procedé gekregen 74

Brommer 1990, p.98; Boersma 2000, p.32. Kunstvezels die uit cellulose worden gemaakt worden sinds 1924 ook wel 'rayon' genoemd, vandaar ook de naam 'viscoserayon'. Boersma 2000, p. 32. Naast viscoserayon werd in dezelfde periode ook koperrayon ontwikkeld, dat eveneens van cellulose wordt gemaakt en sterker en glanzender is dan viscose. Bekende merknamen van koperrayon garens zijn 'Cupro', 'Cupresa' (vanaf 1897 in Duitsland) en 'Bambergzijde' (vanaf 1909). Zie Boersma 2000, p.32

75

Brommer 1990, p.98

76 Na de Eerste Wereldoorlog steeg de productie enorm, in 1929: 200.000 ton; 1939: 1.022.000 ton. Brommer 1990, p.98

77

Zie https://www.ede.nl/gemeente/gemeentearchief/geschiedenis-van-ede/11-economisch-leven/enka-aku-de-viscosefabriek/ (bekeken op 18 april 2015)

(21)

Techniek en productie

De parochies bestelden hun paramenten bij ateliers die gespecialiseerd waren in het maken van paramenten. In de ateliers werd geborduurd en geassembleerd.78 Er werd veel naar voorbeelden gewerkt en ontwerpers waren anoniem. De eerste decennia van de negentiende eeuw bestonden er nog nauwelijks paramentenateliers in Nederland. In 1838 werden de eerste Nederlandse paramentenateliers opgericht, een in Roermond en een in Oirschot.79 In de tweede helft van de negentiende eeuw maakte deze bedrijfstak een geweldige bloeiperiode door.80

De bloei van paramentenateliers had alles te maken met de emancipatie van de

katholieken in Nederland. Sinds de grondwetsherziening van 1848 was het katholicisme voor de staat gelijk aan alle andere godsdiensten. Samen met de snelle mechanisering en

industrialisering van de maatschappij en als gevolg daarvan economische groei, verstedelijking en welvaartsgroei, had dit tot gevolg dat er een ongekend aantal nieuwe katholieke kerken in Nederland werd gebouwd. Daardoor ontstond een groeiende behoefte aan nieuwe paramenten. De mechanisatie maakte paramenten bovendien goedkoper en maakte inlossing van deze behoefte mogelijk.81

Vanaf 1850 kwamen verschillende naaimachines op de markt, zoals de bekende Singer naaimachines, waarvan het eerste model gepatenteerd werd in 1851. In 1858 ontwikkelde Singer een lichtgewicht model, de 'Family Machine' en in 1865 kwam een verbeterde versie, de 'New Family Machine'. Dit was een zeer succesvol model waarvan wereldwijd miljoenen exemplaren werden verkocht.82 In 1882 werd de eerst naaimachine ontwikkeld die naast kettingsteken ook zigzagsteken kon maken.83 Een paramentenatelier in Roermond bezat in 1883 al verschillende naaimachines.84

Borduurmachines maakten een vergelijkbare opmars door in de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1860 werd de eerste borduurmachine ontwikkeld door Isaak Groebli uit St. Gallen in Zwitserland, in 1870 waren in Zwitserland al veertien bedrijven die deze machine produceerden en vanaf 1873 werd de machine geëxporteerd naar Amerika.85 In 1863 vroeg de Fransman Antoine Bonnaz patent aan voor een nieuwe borduurmachine, de 'Kurbelmachine' (afb.6). In 1865 verkocht hij het patent aan Emile Cornély.86 Deze machine maakte

kettingsteken met haaknaalden, waarmee niet alleen grote vlakken ingevuld konden worden, maar door de vrije arm kon er vrij mee geborduurd worden (afb.7 en 8).87 Deze

borduurmachines werden wereldwijd geëxporteerd en vervingen voor een groot deel het handwerk.88 Vanaf de jaren zeventig raakten de Kurbelmachines wijd verspreid en werden zij ook in de borduurateliers voor paramenten ingezet.89

78 Van Roon 2010, p.298

79 Dit was na de afscheiding van België in 1830. In Roermond was dat de firma Stoltzenberg, in Oirschot Van Kalken. Van Roon 2010, p.29-34

80

Van Roon 2010, p.13. Van Roon heeft de belangrijkste ateliers in kaart gebracht in haar proefschrift uit 2010. Voor de periode aan het eind van de negentiende eeuw behandelt zij 2 kloosterzusterordes en 5 commerciële bedrijven uitgebreid

81

Westerink 1996, pp.211-212

82 Over de Singer naaimachine en in het bijzonder over de verkoop van de New Family Machine in Groot Brittannië, zie Godley 1996

83 John Kayser uit Kaiserslautern brengt deze machine op de markt. Zie http://www.matri.eu/geschiedenis. (gedownload d.d. 18 april 2015)

84 Dit was het atelier van Stoltzenberg in Roermond. Van Roon 2010, p.108 85 Zie www.mesadist.com/history.asp (gedownload op 19 februari 2015) 86 Vandaar dat de machine ook wel Cornélymachine wordt genoemd

87 'Kurbel' is Duits voor zwengel, hendel. Zie over de geschiedenis van de borduurmachine: Anne Wanner, Die Kettenstichmaschine, http://www.annatextiles.ch/machine%20embroidery/chainstitch/geschichte.htm.

(gedownload d.d. 21 februari 2015)

88 Zie http://www.powerhousemuseum.com/collection/database/?irn=370932 (gedownload op 21 februari 2015) 89

Van Roon 2010, p.108. Van Roon geeft als voorbeeld het atelier van C.H. de Vries, opgericht in Amsterdam in 1874 en gespecialiseerd in religieus borduurwerk, dat werkte met de Kurbelmachine. Van Roon 2010, p.122

(22)

Afb.6 Kurbelstikmachine van Bonnaz en Cornély, Xylographie aus Spamer , 1896-1901, Bd. 8, S. 489

(Bron: http://www.annatextiles.ch,

gedownload 21 februari 2015)

Afb.7 Borduurwerk met de kurbelstikmachine, Sammlungen Comptoir Ennenda (Bron: http://www.annatextiles.ch,

gedownload 21 februari 2015)

Afb.8 Kettingsteekmachine met haaknaalden (Bron: http://www.annatextiles.ch, gedownload 21 februari 2015)

Samenvattend

Het toeschrijven en dateren van liturgisch textiel is een lastige zaak. In haar conclusie zegt Van Roon over het doen van toeschrijvingen: 'Assemblage van ingekochte onderdelen en het

kopiëren van stijlen maken dat veel paramenten onderling vergelijkbaar zijn.'90 Slechts zelden zijn de gewaden voorzien van een etiket en in parochiearchieven is er vrijwel niets over te vinden.91 Archieven van Nederlandse ateliers zijn nauwelijks bewaard gebleven.92 Er zijn geen aanknopingspunten gevonden waarmee het kazuifel van de Sint Bavo aan een atelier

toegeschreven kan worden. Met dateren is het al niet veel anders, zoals Van Roon schrijft: 'Het

dateren van paramenten blijft een moeilijke zaak. Stijlen bestonden naast elkaar, ontwerpen werden decennialang gebruikt en oude onderdelen werden verwerkt in nieuwe paramenten. Indien een datering niet te geven is op basis van bronnenonderzoek, moet altijd een ruime marge van zo’n tien tot soms wel twintig jaar aangehouden worden.'93

Op basis van een aantal kenmerken zoals het model, de gebruikte weefsels en

borduurpatronen, de machinale naden en borduursels en de aanwezigheid van kunstzijde, kan het kazuifel uit dit onderzoek met iets meer zekerheid rond 1900 gedateerd worden, waarbij een marge van tien jaar voldoende lijkt.

90 Van Roon 2010, p.306 91 Westerink 1996, p.219 92 Van Roon 2010, p.14 93 Van Roon 2010, p.306

(23)

1.1.3. Conditie

Het kazuifel heeft enkele jaren geleden, tussen 2009 en 2013, tijdens de restauratie van de Sint Bavo in Haarlem opgevouwen op zolder gelegen en is in die periode door lekkage aan het dak nat geworden. Aan de voorzijde van het kazuifel is de horizontale vouw te zien waar het kazuifel dubbelgevouwen heeft gelegen (afb.9). Op een foto van het kazuifel uit 2010 is te zien dat het object toen nog niet was aangetast (afb.10).94

Afb.9 Wijze waarop het kazuifel dubbel gevouwen lag

tijdens de opslag Afb.10 Kazuifel, inventaris SKKN 2010 (Bron: SKKN)95 Als gevolg van de lekkage zijn de rode kleurstoffen uitgelopen, is schimmelvorming opgetreden en zijn restjes vloeipapier vastgeplakt aan het weefsel. De schimmel bestaat uit groenigzwarte vlekken en uit kleine zwarte spikkeltjes, ook wel 'weer' genoemd. De schimmel zit aan de voorzijde, op de rugzijde en in de voering (afb.11-14). De meeste schimmel

concentreert zich op en rond de geborduurde stroken (zie bijlage III). De restjes vloeipapier zitten met name in de borduurstrook en op de schimmelplekken (zie bijvoorbeeld afb.22-24).

Op de rugzijde zijn enkele gouddraden uit het borduursel losgeraakt, met name middenonder. Voor het overige is de conditie van het kazuifel goed.

Afb.11 Voorzijde, schimmelvlek aan onderzijde langs borduurrand

Afb.12 Rugzijde, schimmelvlek onderin borduurstrook, onder

St. Martinus

Afb.13 Rugzijde, schimmel rechtsboven van kruisarm

94

Blokhuis, Inv. SKKN 2010, p.14 95 Blokhuis, Inv. SKKN 2010, p.14

(24)

Afb.14 Schimmel in de linnen tussenvoering

Kleuruitloop

In het kazuifel zijn vijf verschillende bronnen van rode uitloop aan te wijzen, die in verschillende mate zijn uitgelopen:

(1) De rode voering heeft afdrukken veroorzaakt op het witte damast, daar waar deze door het dubbelvouwen direct contact maakte met het damast (afb.9 en 15);

(2) Het donkerrood garen in de passementen langs randen en zomen heeft afdrukken veroorzaakt op delen waar deze door het dubbelvouwen contact maakte (afb.15-17);96 (3) Rood borduurgaren dat is gebruikt als contourdraad in de banderollen is gemigreerd in

het omliggende weefsel (afb.18-19);

(4) Donkerrood borduurgaren dat is gebruikt als contourdraad in bijna alle plant- en bloemmotieven is aan de voorzijde intact, maar op de rugzijde over het gehele borduursel uitgelopen (afb.21-25);

(5) Het rode borduurgaren van de initialen van de teksten is aan de voorzijde intact, op de rugzijde is het uitgelopen in het omliggende weefsel (afb.26 en 27).

Het gele borduurgaren uit de passementen heeft ook afdrukken gegeven, maar door de lichtere kleur is dit veel minder opvallend dan de rode afdrukken uit de passementen (afb.16).

Afb.15 Voorzijde, afdruk voering en

passement

Afb.16 Detail afdruk passement

Afb.17 Voorzijde, afdruk passement

96

Het gele borduurgaren uit de passementen heeft eveneens afdrukken veroorzaakt. Dit wordt binnen dit onderzoek buiten beschouwing gelaten

(25)

Afb.18 Uitloop in contourgarens banderol

Afb.19 Uitloop in de contouren rond banderol, afdruk van passement, afdruk

van banderol

Aan de voorzijde springen vooral de halfronde afdrukken links- en rechtsonder in het oog. Door de armuitsnedes lag tijdens het dubbelvouwen de rode voering op die plekken direct op het damast en veroorzaakte daar halfronde rode afdrukken (afb.15). Door het dubbel liggen hebben ook de passementen en de contourranden van de banderollen afdrukken veroorzaakt op de andere helft van het kazuifel (afb.19). Links- en rechtsboven zijn vage rode vlekken te zien in het witte damast (zie afb.1). Bij het dubbel liggen was hier geen direct contact met de rode voering.

Opvallend is dat op de rugzijde een heel ander patroon te zien is in de kleuruitloop. Er zijn op de rugzijde geen afdrukken van de voering ontstaan, doordat hier geen direct contact werd gemaakt met de voering. Wel zijn rechts- en linksonder vage, grote roze vlekken in het witte damast te zien (zie afb.2). De kleur is hetzelfde als de kleurvlekken aan de voorzijde en lijkt wel degelijk afkomstig uit de voering.

De linnen tussenvoering is vrijwel geheel rood verkleurd (afb.20). Het lijkt erop dat de tussenvoering de migratie van de rode kleurstof uit de voering naar de voorzijde grotendeels, maar niet geheel, heeft kunnen opvangen.

(26)

De meest opvallende rode kleuruitloop op de rugzijde wordt veroorzaakt door de

borduurgarens. Rond alle borduursels zit een soort van 'halo' van uitgelopen rode kleur. De borduursels op de rugzijde lijken hetzelfde als aan de voorzijde, maar de verschillende kleuren van de borduurgarens zijn hier verdwenen onder dat rode waas dat overal overheen is komen te liggen (afb.21-25). Deze kleuruitloop is afkomstig uit een donkerrood borduurgaren dat als contour rond bijna alle bloemen en stengels is geborduurd (afb.25).

Afb.21 Borduursel aan de voorzijde Afb.22 Borduursel rugzijde: een rood waas vertroebelt de kleuren. Rechts een schimmelvlek

Afb.23 Rugzijde: uitgelopen contourgarens rond bloemen en planten

Afb.24 Contouren rugzijde

Afb.25 Contouren voorzijde

Bovendien zijn de rode borduurgarens waarmee de initialen van de teksten op de rugzijde zijn geborduurd, uitgelopen in het omliggende weefsel (afb.26). Aan de voorzijde is dit niet het geval (afb.27).

(27)

1.2. Vaandels Sint Jans Geboorte, Hoogwoud

1.2.1. Beschrijving (zie ook bijlage II)

De vaandels uit de parochie Sint Jans Geboorte in Hoogwoud, hebben een drager van

crèmekleurige moiré ribszijde en zijn gevoerd met rode katoenen satijn (afb.28-30). Op het ene vaandel staat Maria Onbevlekte Ontvangenis, omgeven door een rozenstok, lelietakken en passiebloemen (afb.28).97 Op het andere vaandel staat Johannes de Doper, omgeven door stengels met bladeren en korenaren uitgevoerd in opgehoogde zilverapplicaties (afb.29).98 Middenonder zijn een ster en Maltezer kruis van gouddraad opgenaaid. Boven de figuren staan de namen van de heiligen en de tekst 'Ora pro nobis’.99

Afb.28 Vaandel Maria Afb.29 Vaandel Johannes de Doper Afb.30 Achterzijde Joh.de Doper Het zijn 'samengestelde' vaandels: de voorstelling en de teksten zijn overgezet van andere dragers, van diverse herkomst.100 Dit verklaart het verschil in stijl en techniek van de

geborduurde voorstellingen, terwijl drager, voering en passementen van beide vaandels identiek zijn. De vorm van de twee vaandels verschilt enigszins: het Mariavaandel heeft drie slippen, bij het Johannesvaandel zijn de slippen gereduceerd tot een bijna halfronde onderzijde. Het

Mariavaandel heeft kwasten, het Johannesvaandel alleen 'cantilles'.101 De vegetatie rond Maria is machinaal geborduurd, de figuur van Maria handmatig. Bij het vaandel van Sint Johannes zijn de zilverapplicaties, de ster en het Maltezer kruis, afgewerkt met donkerrood contourdraad van 'chenillegaren'.102

97

Maria met gespreide armen, gekleed in een blauwe mantel en een wit onderkleed. Vaak wordt dit type

weergegeven met gevouwen handen, maar ook met gespreide armen. In 1854 werd Maria Onbevlekte Ontvangenis door paus Pius IX tot geloofsartikel verheven, met de feestdag op 8 december. Zie Hall 1993, pp.217-219. Roos en lelie zijn typische Mariabloemen. Passiebloemen staan symbool voor het lijden van Christus: de 5 meeldraden staan voor de vijf wonden van Christus, de 3 stijlen voor de nagels van het kruis en de stamper voor het kruis zelf. In de jaren 90 van de 19de eeuw was de passiebloem zeer populair in religieus textiel. Van Roon 2010, p.125 98 Johannes is gekleed in een paarse mantel en een ruige vacht als onderkleed, met staf, H. Lam in zijn armen en een banderol met de tekst ‘ECCE AGNUS DEI’, 'Zie daar het Lam Gods'. Korenaren staan symbool voor het brood van de eucharistie, het lichaam van Christus

99

'Bid voor ons'

100 Onder de letters en borduursels van beide vaandels zijn de voormalige dragers nog aanwezig

101 De rechterkwast van het Mariavaandel ontbreekt. Cantilles zijn metalen franjes van spiralend metaaldraad 102

Chenillegaren is garen met uitstekende draadjes. Zie Ruygrok en Hombergen 1968, p.232. De textiellexicon omschrijft chenillegaren als volgt: 'Garen met ingeweven korte stukjes draad.' Diehl et.al. 1991, p.12. Het garen op

(28)

1.2.2. Context

Herkomst en datering

Over de herkomst van deze vaandels is even weinig bekend als over het kazuifel. De inventaris van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN) uit 2001 geeft een datering van 1875-1925.103 De kerk Sint Jans Geboorte werd ontworpen door de architect Th. Molkenboer en ingewijd op 17 juli 1865. In 1892 vond een grote restauratie plaats, evenals in 1903 en 1918.104 Het is niet bekend of de vaandels gelijktijdig met de bouw van de kerk besteld zijn, maar een datering van 1865 lijkt voor deze vaandels aan de vroege kant, gezien de machinale stiksels en het machinale borduurwerk. Johannes de Doper, parochieheilige van de kerk, is in elk geval een link tussen vaandel en kerk. Tevens is er een Maria-altaar in de kerk.105

De identieke drager, voering en passementen duiden erop dat de vaandels gelijktijdig in hetzelfde atelier zijn samengesteld. Een ander vaandel uit dezelfde parochie, met een

afbeelding van Sint Joseph, is qua stijl en uitvoering identiek aan het Mariavaandel (afb.31).106 Een vierde vaandel uit de parochie in Hoogwoud, zonder opschrift maar met een voorstelling van de kelk met hostie, lijkt qua stijl en techniek meer overeenkomst te vertonen met het Johannesvaandel: het heeft identieke opgehoogde zilverapplicaties die zijn afgezet met rood chenille contourgaren (afb.32).107 Het chenille garen vertoont dezelfde kleuruitloop als in het Johannesvaandel. Dergelijke vaandels werden vaak meegedragen in processies en opgehangen in de kerk (afb.33). De vaandels van de Sint Jansparochie zijn echter volgens de

vertegenwoordigers van de parochie nooit meegedragen in processies buiten de kerk.108

Een vaandel met vergelijkbare vorm en borduursels is een vaandel van de Heilige Oda, voor een broederschap in Melderslo (Limburg), dat werd opgericht in 1921 (afb.34).109

het Johannesvaandel bestaat uit een zwarte kerndraad waar doorheen rode zijden draadjes zijn gestoken. Het is opgenaaid met een ander garen, dat door de tussenvoering heen is gestoken. Het garen is bekeken onder de stereomicroscoop met opvallend licht Carl Zeiss OPMI 9-FC. Zie paragraaf 3.2.1

103 Olyslager en Meulekamp, Inv. SKKN 2001, pp.102 en 104 104

Latere verbouwingen vonden plaats in 1937, 1965, 1970 en 1980. Zie http://www.stjansgeboorte.nl/ (bekeken op 14 maart 2015). In 1915 wordt het jubileumjaar 150 jaar St. Jans Geboorte gevierd. Alles over het jubileumjaar op: http://www.stjansgeboorte.nl/index.php/actueel/mededelingen/61-150-jaar-kerk. Het oude parochiearchief is rond 1970 overgebracht naar het Westfries Archief in Hoorn. De inventaris van het archief is online te raadplegen op http://www.archieven.nl (bekeken op 14 maart 2015). Jaap Kroon, medewerker van het Westfries Archief in Hoorn, waar zich het parochiearchief van de Sint Jansparochie in Hoogwoud bevindt, laat in een persoonlijke e-mail van 30 april 2015 aan de auteur weten, dat er in de archieven geen melding wordt gedaan over de aanschaf en het gebruik van de vaandels; evenmin zijn er foto's overgeleverd waarop de vaandels te zien zijn. Omdat de kans klein is dat archiefonderzoek aanvullende gegevens oplevert, is hier vanaf gezien

105 Bron: http://onh.nl/nl-NL/verhaal/2780/de-rooms-katholieke-kerk-in-hoogwoud (bekeken op 14 maart 2015) 106 Inv.nr. 5858-78, zie Olyslager en Meulekamp, Inv. SKKN 2001, p.103

107 Van dit vaandel heeft auteur alleen een foto ontvangen via Bep de Haan-Appel van de parochie Sint Jans Geboorte, een inv.nr. is onbekend

108

Dit schreef Bep de Haan-Appel, sinds 15 jaar actief in de parochie, in een persoonlijke e-mail aan de auteur, op 20 mei 2015. Zij schrijft dat het Rooms-Katholieke geloof niet openlijk getoond mocht worden in Westfriesland en dat de vaandels daarom alleen binnen de kerk werden rondgedragen

109

Zie http://www.geschiedenismelderslo.nl/nieuwsbrief/Archief/nieuwsbrief_1108.htm (bekeken op 19 april 2015)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The primary output of the model is the stream flow (i.e., channel flow discharge). Other outputs are the internal flux rates and state variables. For the LISFLOOD

Deze is echter zodanig, dat bij toename van de plantdichtheid tot aan 80 plan- ten/m 2 , die voor de opbrengst als optimaal moet worden beschouwd, de gelijkmatigheid van de

Het modelonderzoek aan de houdbaarheid tomaat (Damen & Polderdijk, 1987; Polderdijk & Damen, 1988) heeft geleid tot het opstellen van een model waarmee aan de hand van

Juriste Pessers vindt gelijkstelling de ergste vorm van discriminatie, bepleit hartstocht, grilligheid en ongeschiktheid van vrouwen voor deze arbeidsmarkt en stelt dat mannen

Suggesties voor verbetering van de applicatie zijn (1) mogelijk maken dat universiteiten die hun EV waardes berekenen in de database komen, zodat bestaande

Haemogregarina (sensu lato) bigemina Laveran and Mesnil (1901) is probably the most enig- matic of the marine fish haemogregarines, having first been described from intertidal

Maerhoff (soos aangehaal deur Walters, 1995) meen dat bestuurders al jare praat oor die vergoeding van dosente vir die onderrig (en navorsing) wat gedoen word,

Voor varkenshouders in Nederland is het van groot belang dat er mest (vooral fosfaat) geëxporteerd wordt.. Anders blijven de