• No results found

Hoofdstuk 2. Ambtshalve toetsing onder de Awb als uitzondering

2.6. Ambtshalve toetsing

2.6.1. Procesrechtelijke voorschriften

De omvang van het geding wordt bepaald door de omvang van de in beroep aangevoerde gronden. De wetgever heeft de mogelijkheid van ambtshalve con- trole door de bestuursrechter willen beperken tot voorschriften van openbare orde. Nu de wetsgeschiedenis deze voorschriften beperkt tot de rechterlijke be- voegdheid en de ontvankelijkheid van het beroep265, kan daaruit worden afgeleid

260 In ABRvS 19 januari 2011, AB 2011, 47 m.nt. De Gier en De Waard oordeelde de Afde-

ling dat sprake was van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, maar om de in vorige voetnoot genoemde reden werd het besluit niet vernietigd.

261 ABRvS 13 juli 2011, LJN: BR 1412. Zie ook Damen 2012, p. 280. 262 ABRvS 14 september 2011, JB 2011, 252 m.nt. Schlössels.

263 ABRvS 19 januari 2011, AB 2011, 47 m.nt. De Gier en De Waard. Voorts Damen 2012,

p. 281.

264 ABRvS 18 juli 2012, LJN: BX1859. 265 PG Awb II, p. 464.

69 dat deze ambtshalve controle niet de beoordeling van de rechtmatigheid van de in beroep bestreden besluiten mag betreffen. Alleen rechtsregels met betrekking tot het rechtsgeding zelf komen voor ambtshalve controle in aanmerking. Dit betekent dat de rechter zelfstandig dient te bepalen tot welke rechtsgevolgen de betreffende rechtsregels aanleiding dienen te geven. Van ambtshalve toetsing aan deze voorschriften is in de fase van het geding in eerste aanleg geen sprake, de rechter beoordeelt zijn bevoegdheid en de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve.266

In het kader van deze bevoegdheids- en ontvankelijkheidsvragen wordt door de bestuursrechter onder meer ambtshalve gecontroleerd of

- regels met betrekking tot de absolute en relatieve bevoegdheid van de bestuursrechter zijn geleefd267;

- regels met betrekking tot de indieningsvoorschriften268– en termijnen269 in acht zijn genomen;

- er sprake is van een procesbelang270;

- voldaan is aan het bepaalde in art. 8:1 e.v. Awb.271 Dit brengt mee dat ambtshalve wordt onderzocht of de bestreden beslissing dan wel de daarbij gehandhaafde primaire beslissing een besluit in de zin van de Awb is272 en voorts of de indiener van het beroep belanghebbende is273; - een belanghebbende gelet op art. 6:13 Awb ontvankelijk kan procede- ren, gelet op de besluitonderdelen die in de voorprocedure zijn aange- vochten.274

266 Terecht merkt Schreuder-Vlasblom op dat voor deze voorschriften voor de bestuursrechter

in eerste aanleg de term ambtshalve toetsing niet op zijn plaats is, zij spreekt in dit verband van ‘beoordeling’, Schreuder-Vlasblom 2011, p. 561. In gelijke zin: Verburg 2008, p. 131. De hogere beroepsrechter toetst vervolgens of de rechter in eerste aanleg deze voorschriften (juist) heeft toegepast.

267 O.a. ABRvS 31 mei 2006, AB 2006, 329 m.nt. P.J. Stolk. 268 ABRvS 29 mei 2007, AB 2007, 209 m.nt. I. Sewandono.

269 O.a. CRvB 30 juli 1998, JB 1998, 21; ABRvS 29 april 2004, AB 2004, 226 m.nt. Sew. 270 ABRvS 2 augustus 2006, JB 2006, 272.

271 Genoemde bepalingen zijn opgenomen onder Afdeling 8.1.1. met het opschrift ‘bevoegd-

heid’. Nu veelal eerst een voorprocedure dient te worden gevolgd alvorens in beroep te kun- nen gaan, zal het dictum van de uitspraak niet luiden ‘onbevoegd’, maar ‘beroep gegrond’ om reden dat de belanghebbende door het bestuursorgaan niet-ontvankelijk had dienen te worden verklaard, indien het de rechter blijkt dat niet is voldaan aan de in afdeling 8.1.1. gestelde voorwaarden.

272 CRvB 22 maart 2006, RSV 2006, 187. Het besluit bestaat, gelet op art. 1:3 Awb, uit ver-

schillende constituerende bestanddelen, waaronder de begrippen ‘bestuursorgaan’ en ‘pu- bliekrechtelijke rechtshandeling’. Ook voor deze afzonderlijke bestanddelen geldt derhalve dat de bestuursrechter ambtshalve dient na te gaan of daarvan sprake is.

273 Niet alleen in beroep (ABRvS 22 mei 1997 JB 1997, 170 m.nt. Stroink; CBb 1 september

2009, AB 2009, 396 m.nt. I. Sewandono), maar ook in de voorprocedure (ABRvS 25 juni 2003, AB 2004, 5 m.nt. FM).

70 In het voetspoor van de parlementaire geschiedenis kan derhalve worden gecon- cludeerd, dat de bestuursrechter inderdaad ambtshalve toepassing geeft aan de voorschriften met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en de ontvanke- lijkheid in het rechtsgeding.275 De bestuursrechter gaat echter verder dan de wetsgeschiedenis, omdat de bestuursrechter ook ambtshalve bevoegdheids- en ontvankelijkheidregels beoordeelt met betrekking tot de bestuurlijke voorproce- dure.276 De reden daarvoor is niet onlogisch, want indien een belanghebbende in

de voorprocedure niet had mogen worden toegelaten tot de rechtsbeschermings- procedure, dan mag dat ook niet in de fase van (hoger) beroep. Voorts dient – en in dit opzicht is sprake van verruiming van de categorie van voorschriften van openbare orde ten opzichte van de wetsgeschiedenis – volgens bestuursrecht- spraak ook ambtshalve gevolg te worden gegeven aan bepaalde voorschriften met betrekking tot de gedingvoering. In de literatuur wordt wel gesproken over grondregels voor een behoorlijk proces.277 Aan deze voorschriften dient door de rechter in eerste aanleg (ambtshalve) toepassing te worden gegeven, terwijl in hoger beroep wordt – zo nodig – ambtshalve getoetst of dat (op de juiste wijze) is geschied.278 De ambtshalve beoordeling geldt art. 8:10279, art. 8:26280, art. 8:29, art. 8:30281, art. 8:37282, art. 3:38283, art. 8:57284, art. 8:69285 en ook art. 8:69a.286 Ook de goede procesorde dient ambtshalve door de bestuursrechter in

275 Evaluatie hoger beroep 2001, p. 269 e.v.; De Bock 2004, p. 66 e.v.; Brugman 2005, p. 269

e.v., Brugman 2010, in het bijzonder par. 5.4.

276 Aan deze voorschriften ‘toetst’ de bestuursrechter in eerste aanleg het bestreden besluit op

bezwaar wel ambtshalve. CRvB 13 november 2009, RSV 2010, 24. Ook de verschoonbaar- heid van de termijnoverschrijding in de bestuurlijke voorprocedure wordt ambtshalve gecon- troleerd, ABRvS 29 maart 2005, AB 2005, 134.

277 Willemsen 2005, p. 87.

278 Vgl. Brugman 2010, p. 138-139 en de daar genoemde rechtspraak, alsmede Willemsen

2005, p. 87 en de daar genoemde rechtspraak.

279 CRvB 1 mei 2009, LJN: BI2999 waarin de Raad ambtshalve vaststelde dat na sluiting van

het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer van rechtbank op 28 oktober 2005 het onderzoek bij beslissing van 3 november 2005 van een enkelvoudige kamer is heropend. Deze handelwijze verdraagt zich niet met artikel 8:10, derde lid, van de Awb.

280 CRvB 13 december 2005, AB 2006, 300 m.nt. A.M.L. Jansen, RSV 2006, 96 m.nt.

R. Stijnen merkt art. 8:26 aan als van openbare orde aan, omdat deze bepaling ziet op de toegang tot de rechter. Zie ook CRvB 6 maart 2009 LJN: BH6056.

281 CRvB 4 juli 2000, USZ JB 2000, 255; deze bepaling wordt uitdrukkelijk van openbare

orde verklaard.

282 CRvB 14 september 2000, AB 2001, 33 m.nt. HH.

283 CRvB 31 december 2002, JB 2003, 53 (De rechtbank dient te verifiëren of op het moment

van de verzending van aangetekende stukken dan wel tot een week daarna de geadresseerde volgens het gba op het betrokken adres stond ingeschreven).

284 ABRvS 31oktober 2002, JV 2003,4 (Uit art. 8:57 moet worden afgeleid dat alleen van een

nadere zitting mag worden afgezien door de rechtbank indien partijen daarvoor toestemming hebben verleend). Voorts CRvB 25 maart 2009, LJN: BH8283.

285 CRvB 29 april 2003, AB 2003, 307 m.nt. Bröring; ABRvS 14 april 2010, JB 2010, 138. 286 In welk kader de bestuursrechter derhalve ambtshalve dient na te gaan of al dan niet is

71 acht te worden genomen, terwijl in hoger beroep daarop ambtshalve wordt ge- controleerd.287