• No results found

Bijlage 4 Proces Natura 2000

In het kader van Natura 2000 moeten alle EU-lidstaten Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aanwijzen en beschermen. Het proces om de Vogel- en Habitatrichtlijnen in Nederland te implementeren verloopt via een aantal stappen, die ook voor de Voordelta gevolgd zijn/worden. In deze bijlage wordt het algemene proces beschreven.

Er kunnen een aantal formele stappen onderscheiden worden:

Selectie van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en aanmelding van de gebieden bij de 1.

Europese Commissie.

Vaststellen van de gebiedenlijst door de Europese Commissie. 2.

Aanwijzing van de gebieden door Nederland, resulterend in een aanwijzingsbesluit met 3.

instandhoudingsdoelen.

Het vaststellen van een beheerplan voor de Natura 2000-gebieden. 4.

1. Gebiedsselectie en aanmelding

In 1996 en 1998 heeft Nederland een eerste versie van de lijst met Vogel- en Habitatrichtlijn- gebieden ingediend bij de Europese Commissie. Toen bleek dat de Commissie deze lijst ontoe- reikend vond, is in 2003 een nieuwe lijst ingediend. Op de lijst staan 162 Natura 2000-gebieden, waaronder de Voordelta.

De algemene uitgangspunten die LNV gehanteerd heeft bij de selectie van Habitatrichtlijn- gebieden zijn beschreven in drie documenten: het Verantwoordingsdocument (LNV, 2003), het Gebiedendocument (LNV, 2004a) en het Lijstdocument (LNV, 2004b). Voor de selectie van de gebieden heeft het ministerie in kaart gebracht wat de vijf tot tien belangrijkste gebieden zijn voor de habitattypen en soorten uit de Habitatrichtlijn. Verder is gelet op landelijke dekking, geografische spreiding, ecologische variatie en aansluiting bij vergelijkbare gebieden in Duits- land en België. De meeste gebieden zijn geselecteerd voor meerdere habitattypen en/of soorten (LNV, 2003, 2004a, 2004b en 2006a). In het Lijstdocument (LNV, 2004b) is per habitattype en per soort beschreven welke gebieden daarvoor zijn aangemeld.

2. Vaststelling gebiedenlijst door de Europese Commissie

In 2004 heeft de Europese Commissie de lijst met voorgedragen gebieden door Nederland en andere landen in de Atlantische biogeografische regio goedgekeurd. De ‘Europese lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio’ werd in decem- ber 2004 gepubliceerd in het Publicatieblad van de EG.

3. Aanwijzingsbesluiten met instandhoudingsdoelen

Nadat de gebieden zijn aangemeld en de lijst is goedgekeurd door de Europese Commissie, moet Nederland de gebieden nog aanwijzen. Met de vaststelling van het aanwijzingsbesluit wordt definitief bepaald voor welke soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen het gebied een speciale beschermingszone vormt. In een aanwijzingsbesluit moet worden vast- gelegd hoe het gebied precies is begrensd en welke instandhoudingsdoelen voor die soorten en habitattypen worden nagestreefd (Natuurbeschermingswet 1998, artikel 10a).

In het Gebiedendocument (LNV, 2004a) is beschreven volgens welke uitgangspunten de Habitatrichtlijngebieden zijn begrensd en voor welke habitattypen en soorten elk gebied is

aangemeld. Deze lijsten met soorten en habitattypen per gebied zijn in het vervolg van het aanwijzingsproces nog iets gewijzigd op grond van voortschrijdend inzicht.

De kaders voor het formuleren van instandhoudingsdoelen zijn in 2005 vastgelegd in de Natura 2000 Contourennotitie (LNV, juli 2005). De systematiek die het ministerie gebruikt heeft bij het formuleren van instandhoudingsdoelen is toegelicht in het Natura 2000 Doelendocument (LNV, 2006a). Er zijn twee sporen gevolgd: doelen voor habitattypen en soorten en doelen voor gebieden.

Instandhoudingsdoelen zijn alleen geformuleerd voor soorten en habitattypen die op de Neder- landse referentielijst staan. Voor vogels is de lijst in de Nota van antwoord 2000 aangehouden (LNV, 2006a). De beschikbare kennis over deze habitattypen en soorten heeft het LNV gebundeld in Natura 2000-profielendocumenten (LNV, 2006c, d en e). Ook is in kaart gebracht voor welke soorten en habitats Nederland vergeleken met andere EU-landen relatief van groot belang is en wat de staat van instandhouding in Nederland is. Op grond daarvan heeft het ministerie bepaald wat de verbeteropgaven zijn. In beginsel wordt de bestaande kwaliteit en omvang gehandhaafd, en waar nodig in een gunstige staat van instandhouding gebracht. De verbeteropgaven zijn vooral geformuleerd voor habitattypen en soorten waarvoor Nederland relatief belangrijk is en waarvan de staat van instandhouding matig ongunstig of zeer ongunstig is. Dit gebeurt echter alleen als dat ook realistisch lijkt (LNV, 2006a). De Natura 2000-doelen op landelijk niveau zijn vermeld in Bijlage 9.3 van het Natura 2000 Doelendocument.

Om te komen tot doelen voor gebieden heeft het LNV de gebieden ingedeeld in acht Natura 2000 landschappen. Op het niveau van landschappen zijn kernopgaven geformuleerd. Deze kern opgaven hebben betrekking op ‘habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is’. De kernopgaven omvatten vaak meer- dere soorten en habitattypen die om een samenhangende aanpak vragen. De kernopgaven zijn vervolgens toebedeeld aan Natura 2000-gebieden. Vervolgens is de haalbaarheid en de zwaarte van de verbeteropgaven ingeschat (het moet haalbaar en betaalbaar blijven) en zijn gebieds- doelen geformuleerd. (LNV, 2006a).

De uiteindelijke instandhoudingsdoelen worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten per Natura 2000-gebied.

Vanwege het grote aantal gebieden vindt de aanwijzing in delen (tranches) plaats. In januari 2007 zijn de ontwerp-aanwijzingsbesluiten van 117 gebieden in de inspraak gebracht (eerste tranche), waaronder de Voordelta. De tweede tranche volgde in mei 2007, met de ontwerp- aanwijzingsbesluiten van zeven gebieden in de Waddenregio. Op de eerste tranche zijn door 7773 personen en organisaties inspraakreacties ingediend, met in totaal 4858 verschillende reacties. In november 2007 stuurde de minister van LNV een Nota van Antwoord naar de Tweede Kamer met een reactie op hoofdlijnen op deze inspraakreacties. In februari 2008 stelde de minister de eerste drie aanwijzingsbesluiten vast: van de Voordelta, Voornes Duin en Duinen Goeree - Kwade Hoek. Deze drie besluiten zijn met voorrang vastgesteld om de start van de aanleg van Tweede Maasvlakte mogelijk te maken (LNV, 2008b). De minister van LNV verwacht de overige definitieve besluiten later te publiceren.

4. Beheerplan

Binnen drie jaar na vaststelling van een aanwijzingsbesluit moet een beheerplan voor het Natura 2000-gebied worden opgesteld (Natuurbeschermingswet 1998, art 19a. lid 6). In een beheerplan

Bijlage 4 Proces Natura 2000

wordt met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling beschreven welke instandhoudings- maatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze. Het beheerplan geldt in principe voor een periode van zes jaar.

De Voordelta is het eerste Nederlandse Natura 2000-gebied waarvoor een Ontwerp-beheerplan is gepubliceerd (VenW, 2007a).