• No results found

Stap 4. Dwingende redenen van groot openbaar belang

7 Ecologische onderbouwing van het natuurcompensatieplan

7.3 Ecologische onderbouwing van het bodembeschermingsgebied

7.3.3 Keuze uit te sluiten vormen van visserij

Bij de uitwerking van de compensatiemaatregelen is ervoor gekozen het gehele beoogde effect te realiseren door beperking van de boomkorvisserij. Alleen boomkorschepen met een motorver- mogen kleiner dan 260 pk mogen er blijven vissen. Uitgaande van de huidige visserij-intensiteit mogen nog 9 van de 53 boomkorschepen in het bodembeschermingsgebied vissen en daalt het aantal visdagen van 964 naar 15 (Rijnsdorp et al., 2006).

De overige vormen van bodemberoerende visserij (bordenvisserij, garnalenvisserij, sleepnet- visserij) blijven in het bodembeschermingsgebied in principe toegestaan. Ook de plaatsen waar op schelpdieren gevist wordt of werd liggen deels binnen het bodembeschermingsgebied. Dit geldt voor twee van de drie gebieden waar in 2001-2005 op ensis gevist werd en het gebied waar kokkels voorkomen. De schelpdiervisserij is in het Ontwerp-beheerplan gebonden aan dynamisch beheer, wat inhoudt dat alleen vergunning verleend wordt als er voldoende voedsel voor de vogels overblijft. Tot welke bevissingsfrequentie dat in de praktijk gaat leiden is nog onbekend.

Figuur 7.3 Variatie in bevissingsfrequentie in de Voordelta door Nederlandse boomkorvissers. Schaal van lichtgeel (0-0,5 keer per jaar) naar donkerbruin (4-7 keer per jaar). Bron: Rijnsdorp et al. (2006).

Figuur 7.4 Variatie in bevissingsfrequentie in de Voordelta door Nederlandse garnalenvissers. Schaal van lichtgeel (0-0,5 keer per jaar) naar donkerbruin (3-7 keer per jaar). Bron: Rijnsdorp et al. (2006).

Ecologische onderbouwing van het natuurcompensatieplan 7

De keuze welke vormen van visserij wel of niet worden uitgesloten is gemaakt op grond van berekeningen van het verwachte effect op de biomassa van de bodemfauna. De berekening is ingewikkeld, maar komt neer op de volgende rekensom: effect per keer vissen x aantal keren dat gevist wordt =F totale effect. Hierbij zijn de volgende onderbouwende gegevens gebruikt.

Omvang van het effect per keer vissen

De omvang van het effect van bodemvisserij op de bodemfauna hangt af van de soort visserij en de bevissingsfrequentie. Dit blijkt uit de onderbouwende onderzoeken (Rijnsdorp et al., 2006; en RIKZ, 2007). Het effect van de bevissingsfrequentie op de soortdiversiteit is te zien in Figuur 7.5. Figuur 7.6 toont het effect op de biomassa van het bodemleven. Als eenzelfde oppervlakte vaker bevist wordt, nemen de soortdiversiteit en de biomassa steeds meer af.

Bij een gelijke bevissingsfrequentie is de schelpdiervisserij het schadelijkst voor soortdiversiteit en biomassa, gevolgd door de boomkorvisserij, dan de bordenvisserij en als laatste (minst scha- delijk) de garnalenvisserij. Dit blijkt ook uit de omvang van de visserijsterfte, die door Rijns- dorp et al. (2006) is uitgedrukt als percentage van de sterfte door de boomkorvisserij (100%). Daarmee vergeleken raamt hij de sterfte bij de schelpdiervisserij op 150%, bij de bordenvisserij op 55% en bij de garnalenvisserij op 15%. Hierbij tekent hij aan dat de sterfte onder bodem- dieren door garnalenvisserij en schelpdiervisserij niet goed bekend is, zodat met schattingen van experts is gewerkt.

Hoe hoog de sterfte is, hangt af van de gebruikte vismethode. Bij de schelpdiervisserij wordt de bodem met alle leven daarin via een buis opgezogen en uitgezeefd. Hoe diep de zuigbuis in de bodem gaat hangt af van het schelpdier waarop gevist wordt: 2 cm bij kokkels, 20 cm bij spisula en 30 cm bij ensis. Bij de bordenvisserij en de garnalenvisserij ontstaat minder schade dan bij de boomkorvisserij, doordat deze schepen langzamer varen. Ook gaan hun netten minder diep door de bodem (Rijnsdorp et al., 2006).

garnalenvisserij bordenvisserij boomkorvisserij schelpdiervisserij 2.78 2.62 2.64 0 2 6 Bevissingsfrekwentie (jaar^-1) 10 12 2.66 2.68 2.70 2.72 2.74 2.76 SW diversiteits index (H ’) 4 8 0 2 6 Bevissingsfrekwentie (jaar^-1) 10 12 4 8 1.0 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 Biomassa index

Figuur 7.5 De relatie tussen de soortdiversiteit Figuur 7.6 De verandering in de biomassa (Shannon Weaner H’- index) en de bevissings - van het bodemleven en de bevissings- frequentie voor vier vormen van frequentie voor vier vormen van

Visserij-intensiteit in de Voordelta

In de Voordelta zijn de boomkorvisserij en de garnalenvisserij het meest intensief (Rijnsdorp et al., 2006; RIKZ, 2007). Zij bestrijken grote delen van de Voordelta, elk bevissen zij het gebied met een frequentie die varieert van minder dan 1 tot 7 keer per jaar (zie Figuren 7.3 en 7.4). De frequentie waarmee bordentrawlers het gebied bevissen is relatief laag: 0 tot 1 keer per jaar. De schelpdiervisserij vindt zeer geconcentreerd in een klein gebied plaats, waardoor lokaal met een zeer hoge frequentie gevist wordt, maar in andere delen helemaal niet.

Totaal effect

Door het effect per keer ‘te vermenigvuldigen’ met de visserijfrequentie berekende Rijnsdorp et al. (2006) per visserijvorm wat het effect van uitsluiting zou zijn op de biomassa van het bodem- leven. Daaruit bleek dat uitsluiting van de boomkorvisserij door schepen met een motorvermo- gen tussen 260 en 300 pk voldoende zou zijn om de beoogde toename met 10% te bereiken. Het effect van elk van de overige visserijvormen was in de onderzochte periode (2001-2004) aanzienlijk kleiner (maximaal 3%, zie Tabel 7.1).

Kanttekeningen PBL

In het Ontwerp-beheerplan is ervoor gekozen de hele compensatieopgave door de uitsluiting van één vorm van bodemvisserij te realiseren. Doordat andere vormen van bodemvisserij doorgaan, zal er in het bodembeschermingsgebied, anders dan de naam doet vermoeden, geen sprake zijn van een ongestoord bodemleven. VenW had ook kunnen kiezen voor uitsluiting van alle bodem- beroerende visserij in een wat kleiner bodembeschermingsgebied. In dat geval had in een groot gebied ongestoord bodemleven tot ontwikkeling kunnen komen.

Naast het totale effect op de biomassa hadden ook het effect op stapelvoedsel voor vogels, de kosteneffectiviteit, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van maatregelen meegewogen kunnen worden.

De schelpdiervisserij op kokkels en spisula’s is precies gericht op het verwijderen van het voedsel dat het meest geschikt is voor schelpdieretende vogels. Bovendien is het effect van de schelpdiervisserij berekend op grond van de schelpdiervisserij in 2001-2004, terwijl de omvang daarvan sterk van jaar tot jaar verschilt (zie Tabel 3.2). Gemiddeld per jaar is het effect dan klein, maar in sommige (schelpdierrijke) jaren kan het effect zeer groot zijn. In de jaren 2001- 2004 vond bijvoorbeeld geen spisula-visserij plaats, maar in het piekjaar 1996 onttrok deze visserij nog 29 miljoen kilo versgewicht spisula’s aan het gebied, dat is 4400 ton vlees. Ook de kokkelvisserij kent goede en slechte jaren, omdat de kokkelpopulatie verdwijnt in jaren met veel afvoer van zoet rivierwater. De vangsten van de schelpdiervisserij in Tabel 3.2 kunnen overi- gens niet rechtstreeks vergeleken worden met de effecten van de andere visserijvormen in Tabel 7.1, omdat de sterfte onder andere bodemdieren in de cijfers van schelpdiervangsten niet is meegeteld. De omvang daarvan is niet bekend. Doordat schelpdieren het overgrote deel van de biomassa in de Voordelta uitmaken, kan schelpdiervisserij in het bodembeschermingsgebied ook nog als gevolg hebben dat het effect van de bodembeschermingsmaatregel grotendeels ongedaan gemaakt wordt.

Bij het kiezen van maatregelen zijn ook de kosten van uitsluitingsmaatregelen (regelgeving, handhaving, schadevergoeding) van belang. Hierover is geen informatie beschikbaar, zodat niet bekend is welke maatregelen het meest kosteneffectief zouden zijn. Wanneer de kosten van uitsluitingsmaatregelen voor de verschillende vormen van visserij gelijk zijn, zou het meest efficiënt zijn de meest schadelijke vorm van visserij – de schelpdiervisserij – als eerste uit te sluiten, en daarna pas de boomkorvisserij.

Ecologische onderbouwing van het natuurcompensatieplan 7

Voor de handhaafbaarheid kan de uitzonderingspositie voor boomkorschepen met een motor- vermogen onder de 260 pk een probleem zijn. Er is namelijk nog geen wettelijk instrument beschikbaar om vast te stellen of het motorvermogen groter of kleiner dan 260 pk is (VenW, 2006a). Voor de effectiviteit van de bodembeschermingsmaatregel is het verder van groot belang dat het boomkorverbod ook van kracht wordt voor buitenlandse schepen. Deze vormen 5 à 10% van het totaal aantal waargenomen vissersschepen (Seegers et al., 2006). Maatregelen die ook op buitenlandse vissers betrekking hebben zijn juridisch wel mogelijk (Dotinga en Trouwborst, 2008), maar moeten genomen worden in overleg met de Europese Commissie en de betrokken lidstaat (Verordening EG 2371/2002, artikel 9 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, 2002). Met het oog daarop heeft de Europese Commissie de vijf rustgebieden in de Voordelta eveneens aangewezen als beschermd natuurgebied. Daardoor gelden de visserijverboden nu voor vissers uit alle EU-lidstaten. Dit is gebeurd op verzoek van de Nederlandse regering (ANP, 2008).