• No results found

Probleemschets en beleidsdoelen Klimaatverandering heeft ernstige gevolgen

In document Balans van de Leefomgeving 2018 (pagina 35-38)

Onder invloed van menselijk handelen is het klimaat aan het veranderen. Klimaat- verandering uit zich in stijging van de gemiddelde temperatuur, maar ook in bijvoorbeeld zeespiegelstijging, meer perioden van droogte en overvloedige regenval (beide met sterke lokale verschillen) en verzuring van oceanen. Gevolgen zullen er ook zijn voor de biodiversi- teit. Verminderende leefbaarheid in bepaalde gebieden kan leiden tot migratiestromen. De effecten zullen zich de komende jaren nog krachtiger manifesteren en zijn niet snel in te perken, vanwege de traagheid waarmee het klimaatsysteem reageert op bijvoorbeeld veranderingen in broeikasgasemissies.

Politieke consensus om broeikasgasuitstoot komende decennia fors te verminderen Op de klimaatconferentie van Parijs in 2015 hebben de 195 deelnemende lidstaten afgesproken om de temperatuurstijging in deze eeuw te beperken tot ruim onder de twee graden, met een streven naar maximaal 1,5 graad. Dat betekent dat de atmosfeer de komende eeuw nog maar heel weinig broeikasgassen kan opnemen. De uitstoot moet snel tot vrijwel nul worden teruggebracht, en het is zeker niet uitgesloten dat er in de tweede helft van de eeuw netto CO₂ aan de atmosfeer moet worden onttrokken. In het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is voor Nederland een emissiereductie van 49 procent in 2030 aangegeven. Dit is in lijn met een lineair emissiepad naar de 95 procent emissiereductie die in 2050 nodig is, wil Nederland een adequate bijdrage

leveren aan de tweegradendoelstelling. Dit emissiedoel voor 2050 is opgenomen in het voorstel voor een klimaatwet. De concrete uitwerking van de aanpak en het beleids- instrumentarium moeten allereerst vorm krijgen in het Klimaat- en Energieakkoord. Vooralsnog zijn daarvan slechts hoofdlijnen gepresenteerd – verdere uitwerking is gaande.

Doelbereik

Voor de langetermijndoelstelling zijn technologische, maatschappelijke en institutionele transities nodig

Om de langetermijnklimaatdoelen te kunnen realiseren zijn andere typen maatregelen nodig dan die waarmee het doel voor 2030 zo kosteneffectief mogelijk kan worden gehaald. Dat laat onverlet dat kortetermijnmaatregelen een nuttige bijdrage kunnen leveren, zolang ze vernieuwing niet in de weg staan3. We noemen hier voor zes verschillende, maar ook met elkaar samenhangende, transities voorbeelden van maatregelen die kunnen bijdragen aan een emissiereductie van 95 procent:

• hernieuwbare elektriciteit uit onder andere windenergie op zee en zonnepanelen, • groene brandstoffen uit biomassa met afvang en opslag van CO₂ (CCS) of via waterstof-

productie met hernieuwbare elektriciteit gevolgd door reactie met een koolstofbron, • elektrificatie en CCS binnen de industrie,

• isolatie en vervanging van aardgas door warmtepompen, warmtenetten en groen gas in de gebouwde omgeving en de glastuinbouw,

• elektrificatie van het wegverkeer en groene brandstoffen in lucht- en scheepvaart, • een vermindering van de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten om de

emissies van methaan en lachgas uit de landbouw te verlagen.

Hieronder gaan we voor elk van deze zes aanpassingen na in welke stadium de implemen- tatie van de technologieën van de toekomst verkeert, en tevens in hoeverre de randvoor- waarden voor grootschalige implementatie van deze technologieën of ander gedrag is inge- vuld. Daarbij gaat het om zaken als maatschappelijk draagvlak, institutionele ver nieuwing, nieuwe samenwerkingsverbanden, internationale afstemming, infrastructurele aanpassin- gen en onderzoek. Op basis daarvan is beoordeeld hoe krachtig het transitiebeleid is. De opgave is immens

Er kan geen misverstand over bestaan dat de opgave enorm groot is. Zo moet er in 2050 naar verwachting 600 tot 1000 petajoule windenergie op zee, 120 tot 300 petajoule zonne- energie en 400 tot 700 petajoule groen gas en groene brandstoffen worden geproduceerd. Tevens moet er tussen 2030 en 2040 een nieuw- en/of verbouwtempo van 270.000 tot 360.000 aardgasvrije woningen per jaar zijn bereikt en tot 2050 worden volgehouden, en moeten de industrie en het wegtransport in belangrijke mate elektrificeren. Deze transities kosten jaarlijks vele miljarden euro’s – waarbij meestal nog niet duidelijk is wie de rekening moet betalen –, veel ruimte op zee en op land, en een grote inzet van gespecialiseerde vakmensen, die in veel gevallen nog moeten worden opgeleid. Het maat- schappelijke draagvlak voor sommige transities – aardgasvrije woningen, elektrisch rijden

– moet nog grotendeels worden gecreëerd. Een complicerende factor is dat sectoren te maken hebben met meerdere, soms conflicterende maatschappelijke claims. Zo moeten woning- corporaties ook zorgen voor extra nieuwbouw, betaalbaar heid van woningen en voor- zieningen voor langer zelfstandig wonen, en de landbouw voor veilig en goedkoop voedsel. Transities zijn soms op gang gekomen, maar het tempo is in alle gevallen te laag Uit de analyse blijkt dat het transitiebeleid dat gericht is op de langetermijn-

klimaatdoelen met het Regeerakkoord weliswaar is versterkt, maar nog niet krachtig genoeg is om er zeker van te kunnen zijn dat de transities in de komende jaren voortvarend genoeg zullen verlopen. De beleidsondersteuning voor technieken die in 2050 de kern van het duurzame energiesysteem moeten vormen, heeft het afgelopen decennium weliswaar geleid tot de introductie van windparken op zee, elektrische auto’s, elektrische warmtepompen en een verdere toename van PV-panelen en energiezuinige apparaten en processen, maar nog krachtiger impulsen voor versnelling van de implementatie zijn nodig voor een geleidelijke, maar ook voortvarende transitie. Voor andere technieken, zoals de productie van groene brandstoffen, elektrificatie binnen de industrie en CCS moet het transitieproces nog op gang komen.

Grootschalige implementatie van nieuwe technieken vergt ook nieuwe en aangepaste infrastructuur, zoals elektriciteitsnetten voor grootschalige en decentrale elektriciteits- opwekking en voor elektrificatie van het wegverkeer en de gebouwde omgeving; warmtenetten in de gebouwde omgeving en glastuinbouw; en leidingen voor transport van waterstof en CO₂. Hoewel de aandacht hiervoor toeneemt dreigt het ontbreken van geschikte infrastructuur toch een vertragende factor te worden. Dat geldt eveneens voor de in bepaalde gevallen noodzakelijke institutionele vernieuwing. Dit speelt bijvoorbeeld in de gebouwde omgeving, waar nog niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor welke keuzes, zoals bij de overwegingen rond warmtenetten of warmtepompen. Voor mondiaal opererende sectoren is duidelijkheid cruciaal om stap voor stap toe te kunnen werken naar afspraken en beleid op internationaal niveau.

Voor 95 procent emissiereductie is ook gedragsverandering nodig

In de elektriciteitsopwekking, industrie, gebouwde omgeving en het wegtransport is het waarschijnlijk mogelijk om met technische systeeminnovaties uiteindelijk een emissie- reductie van 95 procent te bereiken. Lucht- en scheepvaart zijn voor vergroening echter sterk afhankelijk van duurzame biobrandstoffen; de beschikbaarheid daarvan zal waar- schijnlijk onvoldoende zijn, vooral als deze sectoren zoals verwacht sterk gaan groeien. Voor de productie van dierlijke producten en veevoer geldt dat technische maatregelen voor de vermindering van de daarbij vrijkomende methaan- en lachgas emissies op de lange termijn een beperkt potentieel hebben. Op termijn zullen daarom gedragsverander- ingen noodzakelijk zijn om de nationale broeikasemissies met 95 procent te kunnen ver- minderen. In de praktijk komt dit neer op minder consumptie van dierlijke producten en minder vliegen. Dat zal ook een gunstig effect hebben op emissies buiten de Nederlandse grenzen. Dit zijn veranderingen die een zorgvuldig en geleidelijk proces vragen, waarvoor nu al aandacht nodig is.

Beleidsopties

Een sterker beleid door invoering van de Klimaatwet, verhoging CO₂-prijs, een duidelijke rolverdeling rond infrastructuren en reductiedoelstellingen voor de voetafdruk

Met een klimaatwet kan het transitiebeleid en de governance rond het transitieproces worden versterkt. Concretisering van het doel voor de lange termijn, 95 procent emissie- reductie voor broeikasgassen, zoals in het wetsvoorstel staat, is een belangrijke stap. Implementatie van de technologieën van de toekomst kan worden versneld door een combinatie van extra financieringsondersteuning en slimme, op de komende fase gerichte normstelling. Vooral voor technieken die nog in de beginfase van de implementatie zitten is dit maatwerk.

Om het transitieproces binnen de industrie te ondersteunen zijn normstelling en/of een voldoende hoge CO₂-prijs belangrijke opties. Het kabinet zou ervoor kunnen kiezen om – net als het van plan is voor de elektriciteitssector – ook voor de industrie een nationale CO₂-heffing in te voeren, al dan niet in combinatie met compensatieregelingen. Een alternatief is dat Nederland zich in Europees verband sterk maakt voor verhoging van de CO₂-prijs in het Europese emissiehandelssysteem (ETS).

De totstandkoming van warmteplannen in gemeenten en regio’s is cruciaal als basis voor de transitie naar een aardgasvrije of -arme gebouwde omgeving; daarin moeten keuzes worden gemaakt voor de infrastructuur van het warmtenet en er moet duidelijk- heid zijn over de rol van verschillende partijen. Datzelfde geldt voor lokale plannen voor grootschalige uitbreiding van de oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen en netwerken ten behoeve van de elektrificatie in de verwarming. Beide vergen onder- steuning van de nationale overheid. Ook moet er duidelijkheid komen over de organisatie en financiering van infrastructuur voor transport van bijvoorbeeld CO₂ en waterstof ten behoeve van bedrijven.

De reductiedoelstelling van 49 procent in 2030 op Nederlands grondgebied is ambitieus en een sterke duw in de rug voor het klimaatbeleid. Echter, ook buiten de grenzen kunnen de broeikasgasemissies verder worden teruggedrongen. Zo kan beleid ander consumptiegedrag van Nederlanders stimuleren, zoals de consumptie van (minder) dierlijke eiwitten en het maken van (minder) vliegreizen. Ook kunnen Nederlandse bedrijven die deel uitmaken van internationale ketens gestimuleerd worden duurzaam grondstoffen in te kopen.

Klimaatadaptatie

In document Balans van de Leefomgeving 2018 (pagina 35-38)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN