• No results found

Monitoring en evaluatie in het Deltaprogramma: Meten – Weten – Handelen Binnen het Deltaprogramma worden afspraken gemaakt over de monitoring en

In document Balans van de Leefomgeving 2018 (pagina 197-200)

NEGEN Klimaatadaptatie

9.1 Monitoring en evaluatie in het Deltaprogramma: Meten – Weten – Handelen Binnen het Deltaprogramma worden afspraken gemaakt over de monitoring en

evaluatie van de voortgang (output) en effectiviteit (outcome) van het beleid voor de waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie. Dit gebeurt in het kader van Meten – Weten – Handelen. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn: concrete doelen, afspraken over de informatie op basis waarvan het beleid gemonitord en geëvalueerd gaat worden, en een vastgestelde nul-situatie. Rapportage van de voortgang van het beleid vindt jaarlijks plaats in het Deltaprogramma; vooralsnog betreft dit een rapportage van de output. De Signaalgroep Deltaprogramma stelt indicatoren op voor onder meer de primaire effecten van klimaatverandering die relevant zijn voor de Deltaprogrammathema’s, zoals het tempo van de zeespiegelstijging en de ontwikkeling van extreme neerslag. Indien deze primaire effecten afwijken van de veronderstellingen die gedaan zijn bij het opstellen van het Deltaprogramma (deltabeslissingen en voorkeurstrategieën), kan het Deltaprogramma op onderdelen tijdig worden bijgesteld.

NEGEN

Doelen en beleidsopgaven voor Fase 2 (periode 2022-2029) worden nog uitgewerkt, mede op basis van de Basisprognose Zoetwater die eind 2018 beschikbaar komt. Deze Basis- prognose beziet de zoetwaterbeschikbaarheid voor elk van de zes zoetwaterregio’s in de periode tot 2050 uitgaande van geactualiseerde Deltascenario’s. Daarbij wordt ook gekeken welke effectiviteitsindicatoren opgenomen worden.

In de Tussentijdse evaluatie waterbeschikbaarheid (RHDHV 2018) is geconstateerd dat om te kunnen bepalen of en wanneer de doelen voor Waterbeschikbaarheid (transparantie, afspraken over verantwoordelijkheden, bewustzijn, handelingsperspectief en doel- matigheid) bereikt zijn, doelen scherper gedefinieerd en beter meetbaar moeten worden. Het is nu nog te vroeg om te beoordelen of het ingezette beleid en of uitgevoerde maatregelen in de periode tot 2050 in voldoende mate bijdragen aan de

zoetwaterbeschikbaarheid.

9.2.3 Ruimtelijke adaptatie

Stresstesten klimaatadaptatie ook gebruiken voor ontwikkeling klimaatadaptatie In september 2017 is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie beschikbaar gekomen. Een van de onderdelen is het opstellen van een stresstest klimaatadaptatie door alle betrokken overheden (gemeenten, waterschappen, provincies en Rijksoverheid). Deze stresstesten worden uitgevoerd om kwetsbaarheden op het gebied van overstroming, wateroverlast, droogte en hitte te signaleren, waarbij ook rekening wordt gehouden met de gevolgen van bodemdaling. Als de stresstesten op gestandaardiseerde wijze en met voldoende detail worden uitgevoerd, kunnen deze een basis vormen voor:

• het bepalen van de huidige kwetsbaarheden (nul-situatie) wat betreft overstromingen, wateroverlast, hitte en droogte,

• het bepalen van concrete doelen om deze kwetsbaarheden te beperken, op basis van stresstestresultaten en gevoerde risicodialogen, en

• het inventariseren van programma’s met maatregelen om deze doelen te realiseren. Een groot deel van bovengenoemde overheden heeft al een (eenvoudige) stresstest uitgevoerd. Afgesproken is dat de stresstesten in 2019 uitgevoerd zijn en dat de beleidsopgaven en uitvoeringsagenda’s in 2020 beschikbaar zijn. Door het herhalen van stresstesten kunnen deze ook gebruikt worden voor het monitoren van de ontwikkeling van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering (ontwikkeling klimaatadaptatie). Betere registratie van en rapportage over effecten en schade extreem weer zijn cruciaal Naast het uitvoeren van deze stresstesten is het ook van belang dat opgetreden (schade door) wateroverlast, grondwateronderlast en dergelijke worden geregistreerd zodat het klimaatadaptatiebeleid, indien nodig, tijdig kan worden bijgesteld.

NEGEN

NEGEN

Zo is de piekneerslag de laatste jaren toegenomen: na 2000 treedt er 15 procent vaker piekneerslag op dan voor 2000 (zie figuur 9.2). Een toename van de piekneerslag vergroot de kans op wateroverlast. Niet duidelijk is of in de periode na 2000 vaker ernstige wateroverlast is opgetreden dan in de periode daarvoor; een systematische registratie van deze gebeurtenissen ontbreekt. Daarmee is (1) niet duidelijk hoe groot op dit moment de beleidsopgave is om Nederland waterrobuust te maken, en (2) wordt op dit moment niet gebouwd aan de kennisbasis die nodig is om in de toekomst te beoordelen of het gevoerde beleid effectief is en of het beleid moet worden bijgesteld. Het is cruciaal dat deze registratie alsnog wordt opgezet. Een eerste aanzet hiervoor is beschikbaar met de Monitor gemeentelijke watertaken (Rioned 2016). Hierin is de geregistreerde wateroverlast op openbaar en particulier terrein opgenomen. Meer aandacht nodig voor klimaatadaptatie bij nieuwbouw en herstructurering om desinvesteringen te voorkomen

Investeringen in klimaatadaptatie zijn vooral efficiënt als ze aansluiten bij andere investeringen en beleidsopgaven. In hoeverre dit lukt, zal gemonitord moeten worden. Door bij nieuwbouw, herstructurering en de aanleg en aanpassing van infrastructuur rekening te houden met klimaatverandering, kunnen we desinvesteringen voorkomen. Het meenemen van klimaatadaptatie bij nieuwbouw en nieuwe infrastructuur is nu nog niet vanzelfsprekend. Er zijn echter volop kansen (zie tekstkader 9.2). Bezien moet worden hoe klimaatadaptatie opgenomen kan worden in bestaande regelgeving of richtlijnen. Figuur 9.2 0,00001 0,0001 0,001 0,01 0,1 1 10 100 % van waarnemingen 0 20 40 60 80 100

mm per uur minimaal

Bron: KNMI pb l.n l 1951 – 1999 2000 – 2016 Neerslagsommen en kans van optreden

NEGEN

Afspraken over klimaatadaptatie in beleid; monitoringssysteem is in ontwikkeling In de op te stellen Nationale Omgevingsvisie wordt klimaatadaptatie als strategische opgave voor de fysieke leefomgeving geagendeerd. Met provincies en gemeenten is in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie afgesproken dat zij hun ambities voor klimaatadaptatie vastleggen in de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies, -plannen en -programma’s. Dit opdat klimaatadaptatie integraal onderdeel wordt van afwegingen bij lokale en regionale ruimtelijke inrichting. Daarmee zijn de beleidsprocessen in gang gezet maar kan de effectiviteit van het gevoerde en te voeren beleid nog niet worden beoordeeld. Ook in omliggende landen is het nog te vroeg voor monitoring en evaluatie van klimaatadaptatie en is de beoordeling van de voortgang nu nog vooral gericht op het implementatieproces (PBL 2018).

Gemeenten, provincies, waterschappen en Rijksoverheid hebben een ‘Interbestuurlijk Programma’ (IBP) opgesteld om samen te werken op het gebied van de maatschappelijke opgaven van deze tijd (BZK 2018). Deze maatschappelijke opgaven worden in samen- hang bezien. Een van deze opgaven is de klimaatbestendige inrichting van Nederland (zoals verwoord in het Deltaprogramma en de NAS). In het IBP is klimaatadaptatie verbonden met opgaven van de energietransitie en circulaire economie, ‘toekomst- bestendig wonen’, ‘naar een vitaal platteland’ en ‘regionale economie als versneller’. Afgesproken is dat al deze dwarsverbanden in kaart gebracht worden. Het IBP beoogt dat kansen en knelpunten op deze dwarsverbanden, waar nodig, besproken worden om effectief te kunnen samenwerken.

In document Balans van de Leefomgeving 2018 (pagina 197-200)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN