• No results found

4. Resultaten

4.1 Documentstudie

4.2.3 Politiek proces

7. Wat valt u op aan het politieke proces dat van consultaties via de reacties moet leiden tot het uiteindelijk in stemming brengen van wet- en regelgeving? Wat vindt u van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de door politici gedane voorstellen?

Alle geïnterviewden zijn het erover eens dat de voorstellen die door Barnier zijn gedaan, ook zijn ingegeven door een vorm van onderhandelingstactiek. De voorstellen dienen nog door de Europese Raad en het Europees Parlement te worden goedgekeurd. Deze twee organen moeten het samen met de Europese Commissie, waar Barnier deel van uitmaakt, eens worden over de uiteindelijke voorstellen. Het Ministerie van Financiën in Nederland lijkt het daarnaast niet helemaal eens te zijn met het Groenboek van Barnier en zal proberen direct of indirect invloed uit te oefenen. Er is dus nog ruimte om de voorstellen aan te passen en verwacht wordt dat die ruimte ook benut zal worden. Geïnterviewden gebruiken termen als ‘Er kan nog water bij de wijn gedaan worden’, ‘De scherpe randjes zullen er vanaf gehaald worden’ en ‘Barnier wil hoog inzetten, zodat een deel van zijn voorstellen het haalt.’ Dat het Ministerie van Financiën er een andere mening op nahoudt dan de Europese wetgever wordt niet als vreemd ervaren. In het proces dat tot uiteindelijke wetgeving moet leiden heeft het Ministerie nog genoeg kans om de plannen bij te sturen, ook vanwege het besluitvormingsproces dat nog in Europees verband dient plaats te vinden.

De heer Muis is de enige die laat blijken dat hij de voorstellen niet ver genoeg vindt gaan. ‘Het is lopen in de juiste richting, maar het onbereikbaar houden, of buiten bereik houden, van het uiteindelijk doel.’ Sommige geïnterviewden zijn van mening dat de heren Barnier en Plasterk politiek willen scoren. Plasterk komt daarvoor meer in aanmerking, omdat hij direct is gekozen door een electoraat. 'Plasterk wil aan de haal met het sentiment in de maatschappij’, aldus Paape. Meerdere geïnterviewden geven aan teleurgesteld te zijn in de wetenschappelijke onderbouwing van de voorstellen.

Een aantal geïnterviewden bevestigt verder dat de accountantslobby, vanuit de accountancy zelf of vanuit het bedrijfsleven, actief zal zijn om te discussiëren en voorstellen nog wat bij te sturen. ‘Dat hoort ook zo te zijn’, stelt de heer Wallage. Die lobby zal zeker invloed hebben op de uiteindelijke wetten en regels. De heer Pheijffer denkt dat de lobby vanuit werkgevers zich voornamelijk op kosten en in mindere mate op kwaliteit zal richten. Hij verwacht dat werkgevers weinig belang zien in het bevorderen van marktwerking binnen de accountancy, omdat de kosten van de jaarrekeningcontrole al relatief laag zijn.

8. In hoeverre vindt u dat de voorstellen Zuid-Europees gericht zijn? Beïnvloedt Barnier’s afkomst, hij is een Fransman, zijn beeld en daarmee zijn voorstellen?

De heer Pheijffer vertelt dat de joint audit in Frankrijk voorkomt en de verplichte roulatie in Italië. Ook Spanje heeft een tijdje verplichte roulatie gehad. Dat bevestigt het beeld dat er een wat Zuid-Europese invloed in de voorstellen zit. ‘Dat is zeker niet helemaal weg te denken’, zegt de heer Abma daarover. De heer Wallage noemt ook het gerucht dat accountantskantoor Mazars, van origine een Frans (en deels Nederlands) niet-Big Four kantoor, een adviseur van Barnier is geweest. Dat zou ook nog invloed kunnen hebben op de door Barnier gedane voorstellen rondom joint audits.

In Denemarken is de joint audit verplicht geweest tot 2005, dus dat ontkracht dat er een overwegend Zuid-Europese invloed zou zijn. In Denemarken komt overigens bij een aantal bedrijven nog steeds de joint audit voor, maar nu dus op vrijwillige basis.

9. Ik ben op zoek geweest naar een ratio in de discussie die over de accountancy wordt gevoerd. Dus een soort logisch verband tussen de maatschappelijke functie van de accountant, de kritiek daarop en de voorstellen die worden gedaan vanuit de politiek. En vervolgens verwacht ik daarbij een logisch verband van de voorstellen met wetenschappelijke bevindingen. Ik kan die ratio niet vinden. Hoe moet ik dat zien?

De idee dat de politiek rationeel haar besluiten neemt, wordt door vele geïnterviewden ontkracht. De daaraan gekoppelde verwachting dat de politiek haar besluiten zou baseren op wetenschappelijk onderzoek gaat ook niet op. De heer Pheijffer verwijst daarbij naar onderzoek over de invoering van SOX-wetgeving (Amerikaanse wetgeving ter bevordering van goed ondernemingsbestuur en verbeterde interne controle binnen ondernemingen, ingevoerd in 2002 naar aanleiding van de boekhoudcrisis) waarbij de politiek onjuiste beslissingen zou hebben gemaakt door wetenschappelijke inzichten te negeren. De heer Wallage vindt die vergelijking niet helemaal opgaan, omdat er toen sprake was van een accountingcrisis waar nu sprake is van een meer algehele crisis die toch op een gegeven moment om zich heen zou grijpen, ongeacht de rol van de accountant. De heer Paape verwijst naar een boek van Kahneman waarin wordt gesteld dat de mens nooit rationeel besluiten maakt.

Geïnterviewden geven aan dat de politiek het ook lastig zal hebben om al haar besluiten op wetenschappelijke inzichten te baseren. Politici kunnen niet alle ins en outs van een specifiek vakgebied

wetenschappelijk onderzoek. De wetenschap had zelf een grotere rol kunnen en moeten spelen in het agenderen van thema’s, volgens Pheijffer is dat de derde rol van een wetenschapper naast onderzoek en onderwijs. Een paar onderzoekers roert zich actief in het debat, maar het aantal wordt door Abma beperkt gevonden. Daarnaast bestaat er een beperking van de onderzoeksbevindingen zelf, omdat onderzoekers niet heel vaak mee mogen kijken bij de jaarrekeningcontroles die accountantskantoren verrichten. ‘En dat stuk gemis, het gebrek aan diepgang, die zwarte box, die zwarte doos in academische literatuur, maakt dus de verwijzing naar academische literatuur heel kwetsbaar’, zegt de heer Muis. De heer Pheijffer vindt het beeld dat er een ratio zou bestaan binnen het politieke besluitvormingsproces ‘veel te romantisch’. Hij zegt daarover: ‘De politiek luistert niet. Heb daar geen ideeën over.’ De besluitvorming wordt volgens hem beïnvloed door allerlei factoren, waaronder, naast de lobby, ‘politieke machtsverhoudingen, de kleuring van wat er uiteindelijk gebeurt, of je stuk net voor of net na de pauze behandeld wordt, de wijsheid van de woordvoerders en hun standvastigheid, de kabinetsverhoudingen.’ Dat is volgens de heer Pheijffer dus geen rationeel proces. Sterker nog, het zou kunnen worden bestempeld als ongestructureerd en onderhevig aan willekeur of toeval.

4.2.4 Overige bevindingen - Scherpe bewoordingen en verdeelde meningen

In dit onderzoek zijn semigestructureerde interviews afgenomen. Daarom is in de verschillende gesprekken ook informatie verkregen die niet direct binnen de beantwoording van de onderzoeksvragen kon worden gebruikt, maar het beeld over het onderwerp van studie wel heeft verduidelijkt. In dit onderzoek is er verder voor gekozen mensen te interviewen met een verschillende achtergrond, juist om verschillende meningen naar voren te kunnen brengen. Zie voor een toelichting hierover paragraaf 3.1 van hoofdstuk 3. Het blijkt dat hierdoor dan ook verschillende meningen zijn verkregen.

Het valt op dat een aantal geïnterviewden zich in scherpe bewoordingen uitlaat over de accountancysector, de situatie binnen de sector en de uitoefening van het beroep. Zoals eerder vermeld zijn met name de heren Muis en Pheijffer zeer kritisch en gaan zij het verst in hun voorstellen en oordeel over het functioneren van het beroep. Hieronder worden een paar onderwerpen naar voren gehaald die schetsen hoe verdeeld de meningen zijn.

BARNIER EN PLASTERK

Over de maatregelen die Barnier en Plasterk voorstellen en het effect ervan op de kwaliteit van het accountantswerk zijn geïnterviewden het oneens. Waar sommigen de maatregelen te ver vinden gaan, zegt Muis dan weer: ‘Het is voor mij een aspirine, terwijl wat we nodig hebben is chemotherapie. We moeten die kanker in een for profit setting verwijderen, in ieder geval voor die controles die zo'n zwaar publiek belang hebben dat die ondernemingen op de staatsbalans staan.’ Per saldo vindt meneer Muis de maatregelen die Barnier voorstelt een 'goede eerste verdedigingslijn (...), maar eigenlijk nuttig friemelen in de marge'. Meneer Abma zit daarentegen heel anders in deze discussie. Hij gelooft eigenlijk niet in de ideeën van Barnier en vindt veel maatregelen helemaal geen oplossing voor problemen.

VERWIJTEN EN EIGEN VOORSTELLEN

Veel geïnterviewden kwamen met eigen oplossingen voor de accountancysector. Zo hoopt Abma op een verzwaring van de rol van de RvC en stelt Wallage de scope van de controleverklaring ter discussie. De heer Muis vindt de hervormingsvoorstellen van Barnier en Plasterk niet ver genoeg gaan en doet een ander voorstel: ‘Beter geen poortwachter dan een disfunctionele poortwachter. (…) Als je dus de bankencrisis in Europa zou willen bestrijden en als je rekent dat het openbare beroep zo'n 120 miljard dollar plus uit de markt trekt met misschien wel een product dat valse zekerheid geeft, dan zou ik gewoon voorstellen dat je voor twee jaar dat geld gebruikt om de Europese banken bij te spijkeren en dan maar even voor twee jaar geen accountantsverklaring. Dan kunnen we daarna eens gaan kijken of de wereld er beter of niet beter uitziet. (...) Ik praat en vraag om een proactief beroep die als die gevaren ziet, grote gevaren ziet, voor het systematic disfunctioneren van dat beroep, omdat anderen dat niet doen, zo’n beroep moet gewoon zijn bek open doen, die moet zich laten horen! En dat is dus onvoldoende gebeurd. Omdat we dus veel te comfortabel konden zeilen in een beroep dat geld maakte als water. En de publieke functie, naar mijn mening, dus geen recht heeft gedaan.' Op de vraag van de interviewer of de accountants dan wellicht de visie van meneer Muis wellicht niet zouden bezitten, antwoordt hij: 'Als de wil tot uitspreken er niet is, dan is de visie er ook niet, laat ik het zo maar zeggen. Knipogen in het donker heeft weinig effect.' Verder stelt Muis voor om in geval van ondernemingen die te groot zijn om om te vallen 'gewoon die perverse prikkel eruit te halen'. Dat wil ik alleen maar doen voor dat deel van de marktsectoren, voor die ondernemingen, waarvoor ik gevraagd word mijn geld in te leggen op het moment dat het fout gaat; en er geen bal voor terugkrijg als het goed gaat.'

Pheijffer verwijst nog naar een zinsnede in het rapport Bouwnijverheid waar vermeld wordt dat aan de top demping plaatsvindt, waarmee zoveel gezegd wordt als dat jeugdige accountants misstanden wel aan de kaak stellen, maar dat deze punten niet opgepikt worden en dat er niets aan gedaan wordt door de hogere echelons binnen de accountancysector. Pheijffer vindt verder dat de accountants te vaak op de letter zitten, in plaats van op de geest. Ook Muis noemt dit een aantal keer.

Paape maakt zich verder nog zorgen over de alsmaar lagere audit fee. Die is te rechtvaardigen vanuit een automatiseringsslag, echter, Paape vraagt zich af of deze ontwikkeling niet te ver is doorgeslagen. Meerdere geïnterviewden vinden dat de wetenschappelijke inbreng in de maatschappelijke discussie tot op heden beperkt blijft. Over het waarom daarvan tasten zij in het duister.

SYSTEEMRISICO

Barnier stelt in zijn Groenboek ter discussie of er een systeemrisico bestaat. Op dit vlak lopen de meningen van de geïnterviewden wederom totaal uit elkaar. Muis en Pheijffer zien grote risico's, terwijl de heer Wallage over de gevolgen van het eventueel omvallen van één van de Big Four kantoren zegt: 'De wereld draait gewoon door'.

SAMENVATTING OVERIGE BEVINDINGEN

Geïnterviewden blijken het zowel onderling als met collega's regelmatig hartgrondig oneens. Verwijten gaan over tafel en aan de scherpe bewoordingen die sommigen kiezen, is te merken dat de ergernis over de misstanden die zijn zien, hoog zit. In de conclusies zal nog verder ingegaan worden op wat dit te betekenen heeft voor het onderwerp van deze studie.

De overige bevindingen die nog het vermelden waard zijn, maar die niet in deze paragraaf konden worden opgenomen, zijn in bijlage 3 vermeld. Per geïnterviewde wordt daar ook kort de mening weergegeven over de belangrijkste voorstellen van Barnier en Plasterk. De integraal uitgewerkte interviews zijn de moeite van het lezen waard en zijn, voorzien van de bijbehorende coderingen, opgenomen in bijlage 4.

4.3 Beantwoording deelvragen

In deze paragraaf wordt per deelvraag, afkomstig uit hoofdstuk 1, weergegeven wat de belangrijkste bevindingen zijn in dit onderzoek. De vergaarde informatie is weergegeven per gehanteerde onderzoeksmethode. Verschillen en overeenkomsten tussen de resultaten per gehanteerde methodologie worden benoemd. Indien mogelijk wordt een beknopt antwoord op de gehele deelvraag gegeven.

1. Wat is er bekend over de verwachtingskloof in de accountancy?

LITERATUUR

De verwachtingskloof is het verschil tussen hetgeen de maatschappij verwacht dat een accountant levert en hetgeen hij daadwerkelijk levert. De kloof valt uiteen in een prestatie- en communicatiekloof, waarbij rationele en irrationele verwachtingen van de maatschappij een rol spelen. De prestatiekloof kan nog worden opgedeeld in een deel deficiënt performance en een deel deficiënt standards. In figuur 1 is deze onderverdeling schematisch weergegeven. De verwachtingskloof in de accountancy bestaat al sinds het ontstaan van de moderne accountantscontrole. De discussie over het dichten ervan en over hoe dat moet keert regelmatig terug na een crisis of in het oog springende faillissementen. Het dichten van de verwachtingskloof lijkt onmogelijk, onder andere omdat kritiek op accountants samenhangt met politieke, economische en sociale ontwikkelingen in de maatschappij.

INTERVIEWS

Over de omvang van en de verhoudingen tussen de prestatie- en communicatiekloof kan niets gezegd worden, statements daarover zijn arbitrair. Geïnterviewden geven aan dat het onmogelijk is de verwachtingskloof geheel te dichten. Getracht moet worden de kloof zo klein mogelijk te maken, met name voor de meest betrokken gebruikers van de jaarrekening. Het is de vraag of de belastingbetaler een nieuwe belanghebbende is geworden binnen de verwachtingskloof, omdat hij via staatssteun een aantal bedrijven heeft moeten ondersteunen tijdens de financiële crisis. Het object van controle is sinds het ontstaan van de accountantscontrole aan verandering onderhevig geweest. Daarom is het de vraag of de controle van de jaarrekening en de verklaring die daarbij afgegeven wordt, nog wel relevant is of dat er wellicht vraag is ontstaan naar andersoortige informatie welke betrokken zou moeten worden in de controle. Het is ook mogelijk dat de gehele jaarrekeningcontrole anders dient te worden ingestoken.

Een verwachtingskloof is een gevaar voor het accountantsberoep, met name op langere termijn. Wet- en regelgeving komt voort uit sentimenten in de maatschappij. Naarmate het vertrouwen in accountants afneemt, hetgeen is gebeurd door de financiële crisis en naar aanleiding van diverse faillissementen waarbij van de accountant was verwacht dat hij een meer signalerende rol had gespeeld, wordt de kans groter dat het wettelijk kader waarbinnen de accountant opereert, verandert. De financiële en economische crisis heeft aanleiding gegeven voor maatschappelijke onrust. Het is onduidelijk hoe lang die onrust zal aanhouden en hoe omvangrijk die onrust zal worden. Daarom is het onduidelijk welke impact dit zal gaan hebben op de accountancy.

Tussen de rol van de accountant richting zijn klant en de maatschappelijke rol van de accountant bestaat een natuurlijk spanningsveld. De rol van de accountant kan daarbij meer in een markt- of maatschappelijke context worden geplaatst en bediscussieerd. De verwachtingskloof is vergroot naar aanleiding van de boekhoudcrisis begin deze eeuw en de nog recentere economische en financiële crisis.

ALGEHEEL RESULTAAT DEELVRAAG

Het antwoord op deelvraag is veelomvattend. Te concluderen valt dat de verwachtingskloof in de accountancy bestaat en dat het geheel dichten van die kloof voor onmogelijk wordt gehouden, hetgeen niet wegneemt dat aan het verkleinen ervan continu gewerkt zal moeten worden.

2. Wat is de belangrijkste recente kritiek op accountants en hoe verhoudt die zich tot de wetenschap?

LITERATUUR

De belangrijkste stukken in de maatschappelijke discussie over de accountancysector zijn afgezet tegen de definitie en onderverdeling van de verwachtingskloof zoals Porter (1993) die heeft gegeven. Zij verdeelde de kloof in deficient performance, deficient standards en unreasonable expectations.

DOCUMENTSTUDIE

De belangrijkste documenten in de maatschappelijke discussie over de accountancy zijn onderzocht in de documentstudie. De lijst documenten is geverifieerd door hem voor te leggen aan een aantal professionals van binnen en buiten de accountancy. De uiteindelijke lijst, inclusief de door de professionals gesuggereerde extra documenten, bevat de belangrijkste kritiek op accountants sinds het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehmann Brothers. Citaten afkomstig uit de documenten zijn gecategoriseerd als deficient performance, deficient standards, unreasonable expectations of niet te categoriseren. Het blijkt dat met name de AFM en DNB kritisch zijn over het functioneren van de accountancy. Maatschappelijke verwachtingen over het werk van accountants worden niet onredelijk gevonden. Door diverse partijen die mee discussiëren over de te nemen maatregelen, wordt gepleit voor aanpassing van wet- en regelgeving en standaarden. Het blijkt verder dat uitspraken die in het maatschappelijk debat gedaan worden niet altijd gemakkelijk in te delen zijn in de wetenschappelijke onderverdeling van de verwachtingskloof.

INTERVIEWS

De heer Pheijffer geeft aan dat wat hem betreft het Groenboek van Barnier, de initiatiefnota van Plasterk, het Plan van Aanpak van de NBA en de reactie op dat alles van het Nederlandse Ministerie van Financiën in de persoon van Jan-Kees de Jager, de belangrijkste stukken binnen de maatschappelijke discussie zijn. Deze vier stukken hebben volgens Pheijffer het meest direct invloed op de situatie van de Nederlandse accountancysector. Daarnaast zijn er vele andere stukken verschenen in reactie op de voorgaande stukken, met name in het kader van de consultatie van de stukken van Barnier en Plasterk, maar ook in het kader van de maatschappelijke discussie over het functioneren van accountants. Diverse nationale en internationale verenigingen en professionele (regulerings)organisaties, hebben zowel de verslaggevings- en accountingstandaarden als het functioneren van de accountants zelf belicht.

Het blijkt dat de uitspraken die gedaan worden binnen de discussie over de accountancy en wetenschappelijke inzichten niet volledig op een lijn liggen. De praktijk van alledag laat zich niet makkelijk vatten door de wetenschappelijke definitie over de verwachtingskloof. Zonder dat duidelijk blijkt dat, naar de wetenschappelijk inzichten en definities, wet- en regelgeving aangepast zou moeten worden, of zonder dat blijkt dat wet- en regelgeving en standaarden tekortschieten, is er wel een aantal voorstellen gedaan om de wet- en regelgeving aan te passen. De wetenschap is niet in staat om duidelijke en vooral eenduidige antwoorden te vinden op de vragen die leven naar aanleiding van de politieke voorstellen die wet- en regelgeving zullen veranderen. De wetenschap zou een grote winst kunnen behalen als zij met behulp van eenduidige resultaten van onderzoek de maatschappelijke discussie zou kunnen ondersteunen. De wetenschap zou door meer eenduidige resultaten van onderzoek een hogere toegevoegde waarde kunnen hebben binnen de maatschappelijke discussie. Gericht onderzoek naar onduidelijkheden zou daarbij kunnen helpen.