• No results found

6 Wenselijkheid van het dienstverleningslichaam

6.3 Toekomst dienstverleningslichaam

6.3.5 Peter Kavelaars

Voor mijn onderzoek heb ik gesproken met Peter Kavelaars, hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus School of Economics van de Erasmus Universiteit Rotterdam, buitengewoon hoogleraar

218

Interview met twee ambtenaren van het ministerie van Financiën. (19 oktober 2016).

In eerste instantie heb ik geprobeerd een interview met de staatssecretaris te hebben. De afdeling Communicatie van het ministerie van Financiën heeft laten weten dat dat niet mogelijk was maar heeft wel een interview gearrangeerd met twee ambtenaren die het dossier goed kennen. Zij hebben met mij gesproken op persoonlijke titel en hun namen zijn daarom niet relevant. De weergave van dat gesprek is mijn eigen interpretatie in mijn eigen woorden.

Fiscale Economie en Recht aan de University of Curaçao, directeur van het Wetenschappelijk Bureau van Deloitte en partner bij Deloitte.219 Hij heeft mij op persoonlijke titel de volgende visie gegeven.

Peter Kavelaars stelt dat een internationale oplossing moet worden gezocht voor de problematiek omtrent dienstverleningslichamen, zodat internationaal een gelijk speelveld ontstaat. Daarnaast moet de voorlichting aan niet fiscalisten kwalitatief worden verbeterd, zodat zij een beter oordeel kunnen vormen over de situatie. Peter Kavelaars is voorstander van publieke Country-by- Country reporting. Daarnaast is Peter Kavelaars voorstander van meer transparantie en automatische informatie-uitwisseling. In dat geval wordt inzichtelijk hoe de transacties verlopen en hoe de feiten liggen, waardoor de juiste conclusies kunnen worden getrokken. Daardoor is het makkelijker uit te leggen aan de burger hoe de transacties verlopen en dat ondernemingen in het algemeen hun fair share aan belasting betalen.

Peter Kavelaars verwacht dat in de toekomst het aantal dienstverleningslichamen reduceert vanwege de druk van de OESO en de EU. Indien de regels worden aangescherpt en de administratieve verplichtingen daardoor toenemen, stijgen de administratieve kosten. Wanneer de administratieve kosten niet meer opwegen tegen het fiscale voordeel, vertrekken de bedrijven uit Nederland. De vraag is of deze bedrijven verdwijnen of vertrekken naar een ander land. Als naar een internationale oplossing wordt gezocht, is het namelijk altijd maar de vraag of en hoe elk land de regels implementeert. Indien een land de regels niet (op voldoende niveau) in de nationale wetgeving implementeert, kan het dienstverleningslichaam zich in dit land gaan vestigen.

6.3.6 Politiek

Het concept dienstverleningslichamen wordt door sommigen verwerpelijk gevonden. Het is duidelijk dat de situatie moet veranderen. De vraag is alleen op welke manier. Indien Nederland eenzijdige maatregelen neemt, kan dat leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Daarnaast kan dat leiden tot een toevlucht van dienstverleningslichamen naar andere landen. Het kabinet pleit voor een internationale oplossing die bindend is voor alle landen. In dat geval kan een gelijk speelveld tussen de landen en tussen de ondernemingen worden gewaarborgd. Mede gezien het economisch belang van de BFI sector zet het kabinet in op een internationale aanpak.220

Het kabinet heeft tevens aangegeven dat Nederland verantwoordelijkheid neemt bij het voorkomen van onbedoeld gebruik van belastingverdragen in combinatie met de Nederlandse wet. Daarom sluit het kabinet eenzijdige maatregelen niet uit. Hierbij is het uitgangspunt dat Nederland een aantrekkelijk fiscaal klimaat moet behouden.221

De toekomstvisie op het fiscale vestigingsklimaat kan worden omschreven als de “én-én- strategie”. Bij deze strategie wordt de proactieve aanpak van internationale belastingontwijking voortgezet. Daarnaast dient het aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat behouden te blijven met een

219 Interview met Peter Kavelaars. (17 oktober 2016).

Een samenvatting van dit interview kan bij de auteur worden opgevraagd.

220 De staatssecretaris van Financiën & de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. (30 augustus 2013).

Kabinetsreactie op SEO-rapport Overige Financiële Instellingen en IBFD-rapport ontwikkelingslanden. Pp. 2 – 3.

221

De staatssecretaris van Financiën & de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. (30 augustus 2013). Kabinetsreactie op SEO-rapport Overige Financiële Instellingen en IBFD-rapport ontwikkelingslanden. Pp. 3, 4 & 19.

voldoende concurrerend vennootschapsbelastingtarief. In de toekomst zijn – door aanscherping van de regels – waarschijnlijk minder mogelijkheden voor tax planning. Daarom zetten landen in op lagere vennootschapsbelastingtarieven. Het kabinet wil het tarief verlagen tot een concurrerend niveau zonder dat daardoor wordt meegedaan aan de tarievenstrijd. Daarnaast moet evenwicht blijven bestaan tussen de belastingtarieven van de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. Internationale concerns dienen hun fair share aan belasting betalen.222

In de politiek is men het er in het algemeen over eens dat belastingontwijking via brievenbusmaatschappijen – wat legaal is volgens de wet, maar in de beleving van de burger niet meer acceptabel – moet worden aangepakt. De politieke partijen verschillen van mening over de aanpak. De linkse partijen223 pleiten ervoor dat Nederland meer maatregelen neemt om de brievenbusmaatschappijen in Nederland te weren.224 De rechtse partijen225 stellen daarentegen dat zij veel belang hechten aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat van Nederland en dat bij het nemen van maatregelen voorkomen moet worden dat grote bedrijven Nederland verlaten. Deze bedrijven zorgen immers voor veel werkgelegenheid in Nederland.226

Na de publicatie van de Panama Papers is de aandacht voor belastingontwijking en belastingfraude toegenomen. Uit deze documenten blijkt dat aan rijke burgers de mogelijkheid werd geboden hun vermogen (al dan niet legaal) onder te brengen in belastingparadijzen. Deze mogelijkheid werd geboden door een juridisch advieskantoor in Panama. Nederland wordt veelal in de discussie over de Panama Papers genoemd, omdat veel van de geldstromen via Nederland verliepen. Via de expertmeeting hoopt de vaste commissie voor Financiën meer inzicht te krijgen in de internationale belastingconstructies waar Nederland bij betrokken is.227 In Bijlage 14 heb ik aangegeven welke visies, die tijdens de expertmeeting zijn besproken, van belang zijn voor dienstverleningslichamen. Hieruit blijkt onder andere dat Ivo Kuipers228 en Stef van Weeghel229 verwachten dat pure doorstroommaatschappijen met weinig substance na implementatie van de ATAD en BEPS actiepunt 6 verdwijnen.230 Volgens Paul Sleurink231 zal de implementatie van de ATAD

222

De staatssecretaris van Financiën. (20 september 2016). Fiscaal vestigingsklimaat. Pp. 2, 3 & 5.

223

PvdA, SP, GroenLinks en in mindere mate de CU.

224 Ondanks dat het BEPS actieplan gekomen is met het verhogen van substance-eisen om gebruik te kunnen maken van het fiscale stelsel,

wil Rik Grashoff (GroenLinks) dit proces versnellen door strengere substance-eisen te stellen, zodat voor BV’s zonder reële activiteiten de fiscale voordelen en toegang tot de belastingverdragen vervallen. Rik Grashoff heeft samen met Ed Groot (PvdA) hiervoor een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om opties te presteren om de substance-eisen voor vennootschappen aan te scherpen, waardoor lege doorsluisvennootschappen voorkomen kunnen worden. Deze motie is aangenomen.

Op 4 november 2016 heeft de staatssecretaris van Financiën gereageerd op deze motie. Hierbij zijn de volgende drie opties besproken:

 In meer gevallen informatie uitwisselen;

 Het stellen van strengere (substance) voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf; en

 Het aanscherpen van art. 8c Wet VpB.

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 7e vergadering, dinsdag 4 oktober 2016. Algemene Financiële beschouwingen. Tweede Kamer der Staten-Generaal, 8e vergadering, woensdag 5 oktober 2016. Algemene Financiële beschouwingen. Motie van de leden Grashoff en Groot. (5 oktober 2016).

De staatssecretaris van Financiën. (4 november 2016). Motie Grashoff en Groot Substance.

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z18275&did=2016D37614. Geraadpleegd op 1 november 2016.

225 VVD en CDA. 226

Verslag van een algemeen overleg op 10 maart 2016. (vastgesteld 5 april 2016).

227

https://www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/deskundigengesprek-over-belastingconstructies. Geraadpleegd op 26 oktober 2016.

228 Ivo Kuipers is belastingadviseur en werkzaam bij Atlas Fiscalisten. 229

Stef van Weeghel is hoogleraar internationaal belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is verbonden aan PwC, waar hij wereldwijd verantwoordelijk is voor tax policy. Verder is hij voorzitter van het Permanent Scientific Committee van de International Fiscal Association en is hij voorzitter van de Board van het IBFD. Hij neemt deel aan de expertmeeting op persoonlijke titel.

230

Kuipers, I. G. (2 september 2016). Position paper t.b.v. expertmeeting fiscale constructies. Pp. 2 – 3.

leiden tot chaos, omdat deze richtlijn te veel opties biedt, waardoor een uniforme bestrijding van fiscale constructies bemoeilijkt wordt.232

Uit de expertmeeting blijkt dat het verlangen naar meer duidelijkheid over de (ongewenste) belastingontwijking en de rol die Nederland daarbij speelt groter wordt. De minister van Financiën heeft – naar aanleiding van de Panama Papers – aangegeven dat Nederland te vaak is gebruikt door bedrijven om belasting in andere landen te ontwijken en dat Nederland daarmee ook onderdeel van het probleem is. Nederland moet dan ook onderdeel van de oplossing worden.233 In de toekomst valt te verwachten dat er plannen komen om deze constructies aan te pakken. Zo hebben Ed Groot (PvdA) en Rik Grashoff (GroenLinks) een voorstel gedaan voor een parlementaire ondervraging234 naar fiscale constructies en heeft de Tweede Kamer ingestemd met deze ondervraging.235 Het parlement moet inzicht krijgen in de werkwijze van de fiscale adviespraktijk en de trustsector. Tijdens de parlementaire ondervraging kan informatie worden verkregen omtrent ongewenste belastingontwijking. Deze informatie kan van belang zijn bij het treffen van passende maatregelen om ongewenste belastingontwijking aan te pakken. Dit verschaft mogelijk meer duidelijkheid omtrent de toekomst van dienstverleningslichamen.236

6.4 Conclusie

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de volgende vraag: “Wat is de visie op dienstverleningslichamen in Nederland?”

Allereerst heb ik onderzocht wat de achtergrond van de kritiek rondom het concept dienstverleningslichamen is. Vroeger was tax planning volledig geaccepteerd. Tegenwoordig wordt steeds meer kritiek geleverd op ondernemingen die via fiscale constructies minder belasting hoeven te betalen. Door de financiële crisis is de maatschappelijke en politieke houding ten aanzien van belastingheffing bij internationale concerns omgeslagen. De burger moest de prijs van de crisis betalen, doordat de belastingen werden verhoogd en bezuinigingen werden ingevoerd. Voor de grote ondernemingen bleven uitzonderingen bestaan, waardoor zij minder belasting hoefden te betalen. Daarnaast is de tax competition de afgelopen jaren intensiever geworden. Dit heeft eveneens bijgedragen aan de negatieve houding ten aanzien van tax planning. Daardoor zijn de fiscale voordelen bij deze ondernemingen onder druk komen te staan. Zowel op internationaal, Europees als nationaal niveau wordt gezocht naar oplossingen.

Daarna heb ik onderzocht wat de toekomst van het dienstverleningslichaam in Nederland is. Uit het onderzoek van Kien blijkt dat een meerderheid van de ondervraagden vindt dat de

231 Paul Sleurink is werkzaam als fiscaal adviseur bij De Brauw Blackstone Westbroek. Hij neemt deel aan de expertmeeting op persoonlijke

titel.

232

Tweede Kamer der Staten-Generaal, verslag van een expertmeeting, 6 oktober 2016. Internationaal fiscaal (verdrags)beleid. Pp. 67 – 70.

233 Jonker, S. (4 april 2016). Dijsselbloem over Panama Papers: ‘Nederland te vaak onderdeel probleem geweest’. Financieel Dagblad. 234

De parlementaire ondervraging is een nieuw instrument. Bij deze kortdurende parlementaire enquête worden personen onder ede verhoord waarbij zij verplicht zijn om medewerking te verlenen.

Ed Groot en Rik Grashoff. (28 september 2016). Voorstel voor een parlementaire ondervraging naar fiscale constructies.

235

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z18329&did=2016D37714. Geraadpleegd op 4 november 2016.

Nederlandse overheid een einde moet maken aan structuren waarmee internationale concerns via Nederland belasting kunnen ontwijken.

Volgens Esmé Berkhout van Oxfam Novib moeten de mazen in de wet worden gedicht door een internationale oplossing. Daarnaast pleit Esmé Berkhout voor de invoering van publieke Country- by-Country reporting om de transparantie over de bedrijven te vergroten. Hierdoor zullen bedrijven – gezien hun reputatie en hoe zij daar door andere landen op kunnen worden aangesproken – andere keuzes maken bij het opzetten van de fiscale structuur, waardoor minder gebruik zal worden gemaakt van dienstverleningslichamen en deze in aantal zullen afnemen.

Judith Sargentini stelt dat dienstverleningslichamen (met nauwelijks activiteiten in Nederland) moeten worden afgeschaft. Het is niet van deze tijd dat deze bedrijven niet naar verhouding bijdragen aan de publieke voorzieningen en dat deze voor rekening van de andere bedrijven en burgers komen. Barbara Baarsma stelt daarentegen dat dienstverleningslichamen worden gebruikt om dubbele belastingheffing te voorkomen. Dit is legaal, maar het is uiteraard niet de bedoeling dat deze bedrijven nauwelijks belasting betalen. Gezien het motief van dienstverleningslichamen – het voorkomen van dubbele belastingheffing – denkt Barbara Baarsma dat de discussie over ongewenste belastingontwijking niet moet worden opgelost door brievenbusmaatschappijen af te schaffen.

Naar de verwachting van de twee geïnterviewde ambtenaren van het ministerie van Financiën zullen financieringsdienstverleningslichamen blijven bestaan. Wat zal veranderen is dat de economische werkelijkheid beter overeenkomt met de financieringscontracten die zijn gesloten; er wordt meer substance gecreëerd.

Peter Kavelaars verwacht dat het aantal dienstverleningslichamen reduceert. Door aanscherping van de regels stijgen de kosten van de administratieve verplichtingen. Indien deze kosten niet meer opwegen tegen het fiscale voordeel dat wordt behaald via de dienstverleningslichamen, vertrekken deze ondernemingen uit Nederland.

In de politiek wordt steeds meer gesproken over het concept dienstverleningslichamen. De expertmeeting ging over belastingconstructies waar Nederland bij betrokken is. Hieruit bleek dat sommige deskundigen verwachten dat na implementatie van de ATAD en actiepunt 6 van het BEPS- rapport, dienstverleningslichamen met weinig substance verdwijnen. Daarbij werd wel kritiek geleverd op de ATAD, omdat deze richtlijn te veel opties biedt, waardoor een uniforme bestrijding van fiscale constructies bemoeilijkt wordt. Een parlementaire ondervraging staat gepland. Met de parlementaire ondervraging wordt informatie verkregen, waardoor passende maatregelen kunnen worden genomen om ongewenste belastingontwijking te bestrijden. Mogelijk verschaft dit meer duidelijkheid omtrent de toekomst van dienstverleningslichamen. Nederland streeft naar een internationale oplossing, waardoor het speelveld tussen de landen en ondernemingen gelijk blijft. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat deze ondernemingen zich niet verplaatsen naar andere landen waardoor Nederland de positieve effecten van deze ondernemingen misloopt. Op welke manier dit in de nationale wet wordt geïmplementeerd moet nog blijken. Zo pleiten de linkse partijen voor meer eenzijdige maatregelen om brievenbusmaatschappijen in Nederland te weren. De rechtse partijen hechten daarentegen meer waarde aan het vestigingsklimaat van Nederland en willen daarom bij het opstellen van maatregelen voorkomen dat bedrijven uit Nederland vertrekken.

7 Conclusie

7.1 Inleiding

Internationale concerns doen aan tax planning. Zo maken internationale concerns, met behulp van financieringsdienstverleningslichamen, gebruik van belastingverdragen om de bronbelasting op rente te verminderen. Dienstverleningslichamen dragen bij aan de Nederlandse economie door onder andere hun bijdrage aan de belastingopbrengsten en de werkgelegenheid. Desalniettemin wordt het opzetten van een structuur waarin, door gebruik te maken van een dienstverleningslichaam, belasting wordt ontweken door sommigen verwerpelijk geacht. Zo wordt door sommigen bepleit dat ondernemingen die nauwelijks activiteiten in Nederland ontplooien en uitsluitend in Nederland zijn gevestigd om een fiscaal doel te dienen, zich hier niet zouden moeten kunnen vestigen. De vraag is of Nederland deze ondernemingen zou moeten kunnen weren.

In dit hoofdstuk geef ik antwoord op de volgende vraag: “Wat is de toekomst van dienstverleningslichamen in Nederland?” Deze hoofdvraag heeft tijdens het onderzoek van deze scriptie centraal gestaan. Deze vraag wordt in paragraaf 7.2 beantwoord. Daarna ga ik in paragraaf 7.3 in op mijn persoonlijke visie op de toekomst van dienstverleningslichamen. Tot slot geef ik in paragraaf 7.4 een aanbeveling voor een vervolgonderzoek.