• No results found

Paragraaf Financiering

In document Bijlage gemeente Houten: Begroting 2017 (pagina 114-118)

Inleiding

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft een kader voor het (financierings-)

risicomanagement. Het betreft het raamwerk voor het financieringsbeleid. Dit is verder uitgewerkt in de gemeentelijke Regeling treasury. Deze regeling geeft een uiteenzetting van de kaders, waarbinnen het treasurybeleid van de gemeente Houten wordt vormgegeven en de bevoegdheden en

verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie worden beschreven.

Ontwikkelingen Toerekening rente

Bij de wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de invoering van de Vennootschapsbelasting (VPB) voor de lagere overheden is de toerekening van rente een belangrijk aandachtspunt. Vanaf 2017 moet met de "reële" (omslag)rente gewerkt worden conform de nieuwe notitie rente 2017 van de commissie BBV. In de paragraaf Financiering wordt middels onderstaand renteschema voortaan inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.

Bedragen x €1.000

Renteschema 2017

a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering 3.479.322

b. De externe rentebaten 0

Totaal door te rekenen externe rente 3.479.322

c. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend -412.762 De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden

toegerekend -183.153

-595.915

d1.Rente over eigen vermogen 0

d2.Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) 0

De aan de taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende

rente (renteomslag) 2.883.407

e. De Werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead)

toegerekende rente (renteomslag) 3.184.823

f. Renteresultaat op het taakveld treasury 301.417

De boekwaarde van de activa, die integraal zijn gefinancierd per 1 januari, bedraagt ruim € 127 miljoen. Het rentepercentage van de aan taakvelden toe te rekenen rente bedraagt 2,26%. Dit percentage mag worden afgerond op 2,5% en is gebruikt als voorcalculatorische omslagrente. Dit betekent dat de rente, aan de uitgaven- en inkomstenkant in de begroting 2017, naar beneden is bijgesteld van 5% naar 2,5%.

Rentevisie

Voor de financieringsbehoefte (korte en lange termijn) is een visie op de rente-ontwikkeling

onontbeerlijk. Daarom wordt gebruik gemaakt van diverse renteverwachtingen van kredietwaardige instellingen. Op basis daarvan wordt de gemeentelijke rentevisie geformuleerd.

In maart 2016 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de herfinancieringsrente verlaagd van 0,05%

naar 0,00% met als doel het monetaire beleid verder te versoepelen. Zowel de lange als de korte rente lieten hierdoor een dalende trend zien. De 10-jaars swaprente, de maatstaf voor de

kapitaalmarktrente, daalde van 1,18% medio 2015 naar 0,34% medio 2016. De 3-maands Euribor (Euro Interbank Offered Rate; het rentetarief voor leningen tussen de Europese banken) daalde in die periode van 0,00% naar -0,30%. Voor medio 2017 wordt verwacht dat de 10-jaars swaprente in de eurozone zich rond de 0,51% zal bewegen. De korte termijnrente zal gemiddeld uitkomen op -0,33%.

Let wel, bovenstaande prognose is een momentopname. Gezien de snelheid van de ontwikkelingen op de financiële markt is het goed mogelijk dat ten tijde van behandeling van de begroting in de raadsvergadering de economische situatie weer gewijzigd is.

Renterisico

Voor het renterisico gelden er twee normen namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Er dient binnen deze normen geopereerd te worden.

Renterisiconorm (lang)

Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende

kapitaalmarktrente op de rentelasten ingeval van herfinanciering en renteherziening van geldleningen.

Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. Deze norm is op 20% van de lastenkant van de begroting gesteld en wordt afgezet tegen de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen.

Bedragen x € 1.000

Renterisiconorm 2017 2018 2019 2020

Stand van het begrotingstotaal 108.889 119.492 113.238 104.889 Renterisiconorm 20% van begroting 21.778 23.898 22.648 20.978 Renterisico op de vaste schuld 25.375 6.043 6.029 10.946

Ruimte onder risiconorm -3.597 17.855 16.619 10.032

Uit bovenstaande tabel blijkt dat wij, met uitzondering van 2017, meerjarig ruim onder de norm uitkomen. In 2017 wordt € 25 miljoen afgelost waarvan € 10 miljoen ten behoeve van de

grondexploitatie. Wij verwachten van deze € 25 miljoen conform de liquiditeitenplanning € 24 miljoen te moeten herfinancieren. Gezien de verwachte lage kapitaalmarktrente denken we geen risico te lopen met betrekking tot deze herfinanciering, mede omdat ten behoeve van het Grondbedrijf bij lange financiering een korte looptijd van één tot vier jaar wordt gehanteerd.

Kasgeldlimiet (kort)

Om het risico van kortlopende financiering te beperken is in de Wet fido de kasgeldlimiet vastgesteld.

De kasgeldlimiet is een vastgesteld percentage (8,5%) berekend over de lastenkant van de begroting.

Zodra de kortlopende financiering (kasgeldleningen) drie kwartalen boven dit bedrag uitkomt, is de gemeente verplicht over te gaan tot consolidatie. De kortlopende schuld moet dan omgezet worden in een langlopende geldlening. Voor 2017 bedraagt onze limiet € 9,3 miljoen. Het verwachte

financieringstekort begin 2017 bedraagt € 15 miljoen. Dit tekort wordt met name veroorzaakt door de aflossing op een lening ten behoeve van de grondexploitatie. Afhankelijk van de verwachte afloop van de financieringsbehoefte op middellange termijn en de rente-ontwikkeling wordt het bedrag in 2017 (deels) geconsolideerd. De huidige markt voor het kasgeld is dusdanig (circa -0,20%) dat het lonend is om de kasgeldpositie niet overhaast te consolideren op de kapitaalmarkt. Door dagelijks de

ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt te monitoren kan, in geval van een stijgende rente, snel gehandeld worden.

Liquiditeitenplanning en financieringsbehoefte De liquiditeitenplanning voor 2017 is als volgt:

bedragen x € 1.000

Liquiditeitenplanning 2017

Stand liquiditeiten 1/1 -15.673

Saldo exploitatie 6.682

Saldo investeringen -4.053

In 2017 stijgt de financieringsbehoefte van € 15 miljoen begin 2017 tot naar verwachting bijna € 40 miljoen eind 2017. De reden voor deze stijging is de aflossing van diverse leningen van in totaal € 25 miljoen.

Bij de meerjarige financieringsbehoefte is rekening gehouden met de in de begroting opgenomen investerings- en bestedingsplannen, alsmede met de geraamde inzet van voorzieningen. Hieruit volgt het volgende beeld voor de meerjarige financieringsbehoefte.

Grafiek: meerjarige financieringsbehoefte en verloop leningenportefeuille

In bovenstaande grafiek is te lezen dat concernbreed meerjarig een dalende financieringsbehoefte wordt verwacht. Dit vanuit de prognose dat de grondverkopen weer zullen aantrekken. Daarnaast nemen de vaste schulden af van € 81 miljoen in 2017 tot ongeveer € 33 miljoen in 2021. De

financieringsbehoefte wordt deels verklaard door de financieringsbehoefte van de grondexploitaties en deels door aflossingen op bestaande leningen. Vooralsnog zal de financiering van de

grondexploitaties bestaan uit leningen met een looptijd van één tot en met vier jaar.

De berekening van het begrote financieringsresultaat gebeurt op basis van de zogenaamde directe methode. Bij deze methode wordt voor het bepalen van de financieringsbehoefte uitgegaan van de kasstroom op basis van inkomsten en uitgaven. Deze methode is transparanter dan de in het verleden toegepaste indirecte methode, waarbij het financieringsresultaat werd berekend op basis van de balansmutaties. Belangrijk onderdeel van de bepaling van het financieringsresultaat is de manier waarop de eerder door de raad in 2012, vanuit de algemene beklemde reserve, vrijgemaakte € 10 miljoen wordt ingezet. Indien dit is ten behoeve van bijvoorbeeld een investering, dan is er sprake van een kasstroom en dus van financieringskosten. Als dit gebeurt ten behoeve van bijvoorbeeld het afwaarderen van vaste activa en/of afboeken van investeringen met een maatschappelijk nut is er sprake van een balansmutatie, waarvan de financiering al eerder heeft plaatsgevonden. In dat geval is er geen sprake van financieringskosten. Bij de bepaling van de financieringskosten in de begroting 2017 is vooralsnog uitgegaan van de inzet van het restant van deze vrijgemaakte middelen als uitgaven (kasstroom) voor een bedrag van € 5,9 miljoen.

Wet schatkistbankieren

De wet schatkistbankieren is eind 2013 in werking getreden. Schatkistbankieren verplicht decentrale overheden hun liquide middelen aan te houden bij de schatkist van het Rijk en vertaalt zich direct in een lagere staatsschuld. Daarnaast moet het bijdragen aan het terugdringen van risico’s van

bijvoorbeeld beleggingen van decentrale overheden. Voor Houten betekent dit in ieder geval dat een intensiever cashmanagement gevoerd moet worden om dagelijks te bepalen of er geld naar de schatkist moet vloeien. Bovendien geldt een rapportageverplichting in de paragraaf Financiering waarbij wordt getoetst of een gemeente de gemiddelde drempelwaarde per kwartaal niet overschrijdt.

Voor Houten ligt de drempelwaarde op ruim € 0,8 miljoen.

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in werking getreden. Deze wet zorgt er voor dat de schulden van de totale Nederlandse overheid niet te hoog worden. De grens van het toegestane tekort bedraagt 3,0% BBP (Bruto Binnenlands Product). Naast het Rijk dienen ook de provincies, gemeenten en waterschappen zich aan strengere normen te houden. Doel is het afbouwen van de saldotekortruimte van de decentrale overheid van 0,5% (2013) naar 0,2% (2017).

De individuele EMU-referentiewaarde voor Houten is voor zowel 2016 en 2017 (nog) niet bekend gemaakt. Daarom wordt voor het gemak rekening gehouden met de waarde 2015 (€ 4,2 miljoen tekort). De verwachte EMU-saldi over 2016, 2017 en 2018 bedragen respectievelijk € 9,6 miljoen,

€ 1,7 miljoen en € 16 miljoen (overschot). De conclusie die daaruit kan worden getrokken is dat Houten in 2016, 2017 en 2018 in positieve zin bijdraagt aan het EMU-saldo.

In document Bijlage gemeente Houten: Begroting 2017 (pagina 114-118)