• No results found

5. ONDERZOEK

5.3. IN DE BEDRIJVEN

5.3.1. P REVENTIEADVISEURS

5.3.1.1. Gesprekken en enquête met preventieadviseurs

Een deel van mijn onderzoek is het bekijken van de kennis die reeds bestaat in andere bedrijven rond afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Hiervoor had ik eerst gesprekken met preventieadviseurs van bedrijven waarvan ik zelf inschatte dat zij afgezonderd tewerkgestelde werknemers in dienst hadden. Deze gesprekken waren met:

 De preventieadviseur van Familiehulp waarbij verzorgenden en huishoudhulpen bij mensen thuis gaan (geen andere werknemer, dus afgezonderd tewerkgestelde werknemers) voor medische of huishoudelijke ondersteuning;

 De preventieadviseur van Philips waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers op het einde van de dag controlerondes doen;

 De preventieadviseur van Total waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers op afgesproken tijdstippen stalen gaan nemen en een controleronde doen.

Daarnaast maakte ik een korte vragenlijst op voor preventieadviseurs of leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde weknemers. Op deze manier kreeg ik nog veel aanvullende,

interessante informatie. Het is belangrijk te weten dat deze vragenlijst geen wetenschappelijke waarde heeft. Er werd geen controle uitgevoerd op de validiteit van de vragen of de representativiteit van de steekproef (die erg klein is). De bedoeling is enkel om binnen dit onderzoek informatie te vergaren, niet om uitspraken te doen over ‘het bedrijfsleven’.

De vragenlijst voor preventieadviseurs en leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde werknemers (zie bijlage 1) werd gepubliceerd op een LinkedIn-pagina die beheerd werd door het documentatiecentrum van het Provinciaal Veiligheidsinstituut van 20/3/2012 tot 4/4/2012. Door deze manier te kiezen, is het aantal vragen dat je kan stellen automatisch beperkt. Dit stuurt de vragenlijst meteen in een bepaalde richting. Ook de titel van de vragenlijst en de inleiding geven meteen een richting mee die invloed zal hebben op de antwoorden. Ik ben mij hier ten volle van bewust en zal mij dan ook onthouden van uitspraken die niet zeker zijn. Op deze enquête kreeg ik 17 reacties, van zeer uiteenlopende hoeken: van een transportbedrijf (chauffeurs alleen onderweg), over petrochemie (controlerondes die alleen worden uitgevoerd) tot administratieve diensten (poetspersoneel, receptiepersoneel). Ook de gegevens van de interviews met de 3 preventieadviseurs neem ik mee op in de resultaten.

Voor ik verder ga, moet natuurlijk opgemerkt worden dat al deze preventieadviseurs zich reeds bewust waren van het feit dat sommige mensen in hun bedrijf taken afgezonderd uitvoeren. Anders zouden ze zich niet tot deze vragenlijst gewend hebben. Mogelijk zouden nog veel meer preventieadviseurs of leidinggevenden de vragenlijst hebben kunnen invullen, indien ze zich bewust waren van het afgezonderd werken op hun bedrijf.

5.3.1.2. Resultaten van gesprekken en enquête

De resultaten van deze gesprekken en de enquête waren als volgt:

Bestaan er afspraken met hun afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Dit kan gaan tot afspraken die berusten op vertrouwen (‘regelmatig je kop binnensteken’, ‘lijst met noodnummers, wordt niet gecontroleerd of ze deze bijhebben’, ‘afspraken worden niet goed opgevolgd’) tot procedures die elk jaar geëvalueerd worden en besproken met de mensen die deze moeten uitvoeren (‘automatische procedures, niet te overbruggen’, ‘zeer strikte procedures’, ‘procedure wordt elk jaar geëvalueerd’,

‘werkinstructies & opleiding’).

6 De code ‘onduidelijk’ wordt gebruikt in die gevallen waar er geen volledig antwoord op de vraag gegeven werd of uit het antwoord niet duidelijk was of het ‘ja’ of ‘neen’ was.

Belangrijk hierbij is te zien of deze manieren van verwittigen autonoom zijn, d.w.z.:

ook zonder actie van de afgezonderd tewerkgestelde werknemer. Deze analyse deed ik zelf op basis van het vorige antwoord. Het trof mij immers dat in veel van de antwoorden ‘telefoon’, ‘gsm’, ‘walkie talkie’ werd genoemd. Indien de afgezonderd tewerkgestelde werknemer iets overkomt en er wordt niemand hiervan verwittigd, kan de schade snel oplopen (GSM Operators’ Forum, 2007). Bij een automatisch systeem (mandown, camera bewaking, regelmatige oproepen van buitenaf, GPS-tracking, zenders, …) is geen actie vereist van iemand die mogelijk geen actie meer kan ondernemen. Dit halveerde bijna het aantal systemen voor verwittiging dat er bestaat. Hierin viel het op dat bijvoorbeeld de poetsdame, receptiepersoneel, familiehelpers en treinbestuurders of –controleurs wegvielen. Personen die controlerondes doen in petrochemische bedrijven beschikken volgens deze respondenten meestal wel over een automatisch systeem.

Hierin is dezelfde tendens terug te vinden als in de afspraken. Bij sommige worden er op deze automatische systemen vertrouwd (‘procedure om persoon regelmatig te bellen, wordt niet altijd gevolgd’), bij anderen worden deze ook getest (‘volledig trackingsysteem in de organisatie, zender wordt getest’). Uiteraard kan dit afhankelijk zijn van de risico’s tijdens het werk.

Aanvullend hierbij bleek dat in mijn gesprekken met preventieadviseurs heel snel het gesprek gestuurd werd naar (automatische) verwittigings- of alarmsystemen.

Hiermee is inderdaad aan de wetgeving voldaan, indien deze aangepast zijn aan de situatie. Sommige preventieadviseurs waren ook heel trots op hun systeem, maar hadden toch geen uitgewerkte risicoanalyse (toch ook verplicht door de wet). Dit gaf mij echter het gevoel dat daarmee de kous ook af was. Het leek inderdaad wel ‘uit het oog, uit het hart’. Dit trof mij om twee redenen:

 Het alarmsysteem is een schadebeperkende maatregel en dus lager in de preventiehiërarchie

 Hiermee worden vooral risico’s in het domein van arbeidsveiligheid afgedekt. De andere domeinen binnen de welzijnswet (in het bijzonder psychosociale aspecten) zijn hierbij volledig vergeten.

Opvallend is ook dat binnen de wetgeving de telefoon (of zelfs een fluitje) zou volstaan als alarmmiddel, terwijl daar een trackingsysteem enkel aanvullend is als alarmmiddel (NAVB, 2003).

Voor de twee laatste vragen wilde ik graag weten of er voornamelijk risicoanalyses worden opgemaakt na het voordoen van een incident. Hieruit bleek het volgende:

Ja incident, ja risicoanalyse 5 Neen incident, ja risicoanalyse 4 Ja incident, neen risicoanalyse 5 Neen incident, neen risicoanalyse 4

Tabel 2. Analyse van de laatste twee vragen in de bevraging van preventieadviseurs en leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde werknemers: zijn er vooral incidenten bij bedrijven die geen risicoanalyse hebben?7

Het is in zekere zin een geruststelling dat er bijna evenveel bedrijven zijn die een risico-analyse hebben zonder dat er zich een incident heeft voorgedaan als dat er zijn die twee keer ja hebben geantwoord. Het is dus niet zo dat er vooral bedrijven zijn met een risicoanalyse indien er zich reeds een incident voordeed. Tegelijk is het jammer dat er ook bedrijven zijn waar zelfs het incident geen aanleiding gaf tot het opzetten van een risicoanalyse.

In mijn vragenlijst vroeg ik ook welke noodsituaties zich kunnen voordoen tijdens het werk en of de afgezonderd werker hier een specifieke, reddende rol in speelt. Hierop kreeg ik echter voornamelijk onduidelijke antwoorden. Bij sommige werknemers is dit de taak (4 respondenten expliciet ‘ja’). Bij één werknemer was dit niet de taak, maar door zijn vlugge melding in het verleden werd reeds erger (brand) voorkomen. Belangrijker, en vergeten door mij in mijn indicatieve vragenlijst, is of de werknemer ook verwittigd wordt bij noodsituaties (brand, rookontwikkeling, lekkage, evacuatie, …). Van één respondent (die overigens de vragenlijst niet invulde voor de rest) gaf dit zelf aan: ‘Er dient voor gezorgd te worden dat noodsignalen hoorbaar zijn op plaatsen waar alleenwerkers zich kunnen bevinden en/of er een pr$ocedure bestaat waarbij deze mensen actief mee geëvacueerd worden zo nodig’8. Uiteraard is dit een zeer valabele opmerking.

7 Hierin zijn enkel de gegevens verwerkt van wie ‘ja’ of ‘neen’ antwoordde op de vraag of er een risicoanalyse bestond (uitsluiting van ‘onduidelijk’).

8 Reactie Gratia Wullepit op LinkedIn, arbeidsgeneesheer Mediwet

5.3.1.3. Conclusie

Ik voeg een korte conclusie toe uit deze bevraging van preventieadviseurs:

 Afgezonderd tewerkgestelde werknemers komen in een veelheid aan bedrijven en types werk voor.

 Een grote meerderheid heeft een systeem waarmee de afgezonderd tewerkgestelde werknemers iemand kan verwittigen. De preventieadviseurs zelf lijken vaak naar deze methode te verwijzen. Het is ook iets dat verplicht wordt door de wetgeving.

 Voor slechts de helft van de werknemers uit de bevraging bestaat er een uitgewerkte risicoanalyse, terwijl hieruit net zou moeten blijken of het gevaarlijk werk is en of risico’s kunnen verminderd worden. Bovendien is ook dit een wettelijke verplichting.

 Bijna iedereen heeft afspraken gemaakt met de werknemers.