• No results found

5. ONDERZOEK

5.2. DEFINITIE

Met de informatie uit de wetgeving en de interpretatie zijn er al elementen aangereikt om een definitie op te stellen. Deze is nodig voor we verder onderzoeken wat er reeds aanwezig is bij diverse bedrijven. Een goede definitie dient voor mij te voldoen aan volgende aspecten:

 Ze moet het begrip duidelijk afbakenen

 Ze moet toepasbaar zijn in verschillende omstandigheden, maar zeker degene die ik wil onderzoeken

 Ze moet in de lijn liggen van de wetgeving inzake dit onderwerp.

Een eerste vaststelling bij het opmaken van de definitie is dat er verschillende begrippen door elkaar worden gebruikt in diverse bronnen: alleen tewerkstelde werknemers of afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Hiertussen is een nuance verschil: ‘alleen tewerkgestelde werknemers’ lijkt aan te geven dat iemand volledig alleen in het bedrijf aanwezig is, iets dat ‘afgezonderd tewerkgestelde’ niet veronderstelt. Een ‘afgezonderd’ tewerkgestelde kan tegelijk aanwezig zijn als de collega’s, maar is hiervan afgesloten.

Voor dit eindwerk maakt dit verschil weinig uit. Ik zal dan ook ‘afgezonderd tewerkgestelde werknemer’ blijven gebruiken, maar ook de nuance van de ‘alleen tewerkgestelde’ is voor mij hierop van toepassing. Beide zijn, wat dit eindwerk betreft, synoniemen.5

Het belangrijkste element in deze ‘afsluiting’ is de onmogelijkheid van directe communicatie.

Er is geen hoor- of zichtbereik, noch vanuit het standpunt van de werknemer, noch vanuit dat van anderen (NAVB, 2003, Verstraelen, 2003 en De Ron, 2002/2003). Mijn definitie is dan ook:

Een afgezonderd tewerkgestelde werknemer is een werknemer die een groot deel van zijn taken, door de taakuitvoering, zich buiten het hoor- en zichtbereik van collega’s bevindt

Naast het belangrijke element van het gebrek aan communicatie (buiten hoor- en zichtbereik), zitten er nog enkele aspecten in deze definitie. Aan alle aspecten dient vervult

5 Op enkele plaatsen, zoals in de enquêtes die volgen zal er toch gesproken worden over een ‘alleen tewerkgestelde werknemer’. Dit is omdat ik bij het opstellen van deze enquête mezelf nog niet bewust was van dit verschil. Zoals gezegd beschouw ik echter de begrippen als synoniemen binnen dit eindwerk.

te zijn voor we van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer kunnen spreken. Ik diep deze aspecten hier verder uit:

een werknemer: het gaat hier wel degelijk over de werknemer die onder het veiligheidsbeleid van de werkgever valt. Ook een derde of een contractor zou door zijn opdracht afgezonderd op het bedrijf kunnen zijn. Het feit dat hij zijn taken alleen uitvoert, zal echter eerder aan de afspraken van zijn werkgever met de opdrachtgever liggen en moeten in die onderlinge afspraken door middel van bijvoorbeeld een werkvergunning of werkinstructies of zelfs in het contract bepaald worden. Ik wil in dit eindwerk focussen op de werknemer die rechtstreeks onder de bevoegdheid van de werkgever valt.

taken uitvoert: het gaat wel degelijk over de uitvoering van de taken binnen de arbeidsovereenkomst. Een werknemer die alleen onderweg naar het werk is, of tijdens de pauzes alleen is, is daarom nog geen afgezonderd tewerkgestelde werknemer.

een groot deel van de taken: ik wens pas te spreken van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer als deze een aanzienlijk of significant deel van de taken afgezonderd van zijn collega’s werkt. Dit dient in verhouding gezet te worden met de andere taken die deze persoon uitvoert. Toevallig of uitzonderlijk afgezonderd werken hoeft niet op dezelfde manier behandeld te worden als systematisch, gepland of regelmatig afgezonderd werken. Het is bij die laatste dat we spreken van afzondering.

door de taakuitvoering: dit is een essentieel onderdeel van de definitie. Het feit dat je alleen bent tijdens de taakuitvoering is inherent verbonden aan hoe je deze taken moet uitvoeren. Een controleronde doen als iedereen het gebouw verlaten heeft, is duidelijk een taakuitvoering die je alleen moet doen. Het kan ook aan de opdracht van de werkgever liggen: je moet een staalname alleen doen, omdat je leidinggevende dat zo bepaalt. Wat niet van toepassing is onder deze definitie is toevallig afgezonderd werk: alleen administratief werk doen op de vrije dag van al je collega’s, is geen ‘afgezonderd werk’. Je doet dit morgen namelijk ook, als je collega’s wel terug zijn.

buiten hoor- en zichtbereik van collega’s: het mag duidelijk zijn dat de onmogelijkheid tot communicatie met collega’s. Wat met toevallige klanten, bezoekers, familieleden, voorbijgangers, …? Zij hebben echter niet de verplichting en vaak ook niet de kennis of de vaardigheden om te helpen bij de taakuitvoering of

gepast te reageren bij mogelijke incidenten. Uit de interpretatie van de wetgeving bleek dat de tweede persoon die je dient toe te voegen bij gevaarlijk werk in staat moet zijn om snel alarm te slaan. Hiervoor dient hij over alarmmiddelen en kennis om deze te gebruiken, te beschikken. Van een toevallige aanwezige kunnen we dit in de regel niet verwachten (Manitoba Labour and Immigration Workplace Safety and Health, 2006). Hun aanwezigheid heft dus het ‘afgezonderd’ werken niet op.

Dit laatste onderdeel van mijn definitie kan stof voor discussie zijn. Toch vind ik dit belangrijk, onder andere na een gesprek met de preventieadviseur van Familiehulp (zie ook verder). Hun verzorgers en huishoudhulpen werken bij vaak hulpbehoevende klanten. Bij een valincident waarbij de verzorgende zich ernstig kwetst (wat volgens de preventieadviseur wel eens voorkomt), zal de klant niet altijd de hulpdiensten kunnen verwittigen. Van een collega kunnen we dat door de band genomen wel verwachten.

Dit maakt ook van conciërges met inwonende familie toch afgezonderd tewerkgestelde werknemers. De werkgever kan immers weinig verplichtingen opleggen over de aanwezigheid van deze familieleden tijdens de taakuitvoering van de conciërge.

Ook iemand die eigenlijk geen collega’s heeft en het werk alleen uitvoert (bv. een pompbediende in een tankstation), valt ook onder deze definitie. Ook hij is buiten zicht- en hoorbereik van collega’s. Van de klanten die langskomen mogen we hopen dat zij hulp kunnen bieden in (uiterste) nood, maar dit berust op hoop en toevalligheid, twee begrippen die moeilijk te verzoenen zijn met een op preventie gericht beleid.

Maakt dit laatste onderdeel de definitie ook van toepassing op telewerkers of thuiswerkers?

In eerste instantie zou dit kunnen lijken van wel. Ook de brochure “Wegwijs in telewerk invoeren in de onderneming” (Boone-Roossens, 2007) vermeldt dat bij telewerk de werknemer afgezonderd taken opneemt en deze afwerkt. Dit sluit volgens de auteurs uit dat er teamwerk kan gebeuren.

Echter moeten we ook de andere aspecten van de definitie toetsen aan dit type werk. Zoals gezegd dienen alle aspecten tegelijk vervuld te zijn, voor we kunnen spreken van het gelden van de definitie. De aspecten ‘werknemer’, ‘taken uitvoeren’, ‘buiten hoor- en zichtbereik van collega’s’ zijn uiteraard van toepassing. Echter, de vraag kan rijzen of het door de taakuitvoering is dat deze taken thuis (of niet op het werk) worden uitgevoerd. Bij tele- of

thuiswerk is dat meestal niet het geval. Het werk had ook op het bedrijf kunnen uitgevoerd worden, maar om sociale of persoonlijke redenen, gebeurt dat nu thuis. Een tele- of thuiswerker is binnen mijn definitie dus geen afgezonderd tewerkgestelde werknemer.

Deze definitie voldoet aan de criteria die ik hierboven heb opgelijst en zal ik dus ook verder in dit werk gebruiken.