• No results found

Voorwoord. Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn eindwerk.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorwoord. Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn eindwerk."

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorwoord

Voor u ligt mijn eindwerk voor het behalen van het diploma van preventieadviseur niveau II, een opleiding die ik volgde in het Provinciaal Veiligheidsinstituut.

Een dikke drie jaar geleden begon ik te werken op het PVI. Een ‘preventieadviseur’ was voor mij op dat moment een woord dat ik eens wat tegengekomen in het vak arbeidsrecht in mijn opleiding tot arbeids- en organisatiepsycholoog. Ik was eerlijk gezegd ook al weer vergeten wat zijn taken eigenlijk waren. Ik begon op het PVI dan ook niet in de dienst opleidingen te werken, maar bij de ondersteunende diensten.

Na een jaar, en af en toe geproefd te hebben van een les in de opleiding niveau II, besloot ik samen met de directie van het PVI dat ik de hele opleiding niveau II zou volgen. Het doel was dat ik kennis zou vergaren over de inhoudelijke opdracht van het PVI voor mijn beleidsondersteunende taken. Tegelijk kon ik zo het nieuwe lesprogramma beoordelen en feedback geven aan de cursusbegeleiders. De afspraak was dat ik de opleiding voltooide, inclusief eindwerk.

Dit eindwerk ligt nu voor u. Tussen toen en nu is er een hele weg afgelegd. Het woord

‘preventieadviseur’ heeft nu zo veel meer betekenissen. De opleiding was voor mij een ongelofelijke ervaring waarin echt een onbekende wereld voor mij openging. Voorlopig wil ik die nog niet verlaten.

In een voorwoord worden gebruikelijk enkele mensen bedankt. Ook ik ga die traditie in ere houden. Mijn eerste woord van dank gaat naar Marc Hoppenbrouwers, mijn promotor voor dit eindwerk. Zijn steun en richtinggevende tips bij het schrijven maken dit eindwerk tot wat er nu voor u ligt. Ik waardeer zijn aanvullingen waar ik zelf iets vergeten was en zij frisse kijk op de zaak. Ten tweede wil ik ook Liesbeth Fivez bedanken, ir.-directeur van het PVI, omdat ze mij de kans gaf de opleiding te volgen, hoewel ze niet meteen aansloot bij mijn takenpakket. Daarnaast krijg ik van haar een sterk gevoel van vertrouwen, iets wat elke medewerker stuwt.

Tot slot zijn er ook mensen die mee hebben geholpen aan dit eindwerk: Zineb Bahammou, de conciërge van het PVI (over wie het eigenlijk allemaal gaat), Mieke Robijns, interne preventieadviseur van de provincie en Pieter Backx, preventiemedewerker van het PVI. Alledrie hebben ze door verschillende gesprekken, tips en aanvullingen dit eindwerk beter gemaakt. Ook hen wil ik hiervoor danken.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn eindwerk.

(2)

Samenvatting

Afgezonderd tewerkgestelde werknemers zijn een bijzondere werknemerscategorie binnen het welzijnsbeleid. Het belangrijkste is dat zij alleen het hoofd moeten bieden bij de blootstelling aan gevaar, waardoor het risico anders of de schade erger kan zijn. Een goede inschatting van hun situatie is dus van belang. Daarnaast is het niet altijd geweten welke risico’s zij ervaren, omdat ze vaak ook als enige deze functie uitvoeren. Tot slot zijn er ook heel wat psychosociale aspecten van de arbeidsomstandigheden van het afgezonderd werken die niet mogen vergeten worden.

In dit eindwerk wordt een onderzoek gevoerd naar de situatie en mogelijke risico’s van afgezonderd tewerkgestelde werknemers, in het bijzonder de conciërge op het PVI.

De wet verbiedt afgezonderd werken in gevaarlijke omstandigheden, dan moet er een tweede persoon aanwezig zijn. In alle omstandigheden dient een afgezonderd tewerkgestelde werknemer over de gepaste alarmmiddelen te beschikken. De risicoanalyse moet duidelijk maken aan welke omstandigheden dit middel dient te worden aangepast.

In het onderzoek steek ik eerst mijn licht op bij andere bedrijven via interviews en een enquête bij leidinggevenden en preventieadviseurs, een enquête bij afgezonderd tewerkgestelde werknemers, de situatie in andere bedrijven.

Vervolgens heb ik een uiterst participatieve risicoanalyse gemaakt waarbij via verschillende methoden 53 risico’s werden geïnventariseerd. De psychosociale risico’s werden op een andere, maar zeer gelijkaardige manier geëvalueerd als de niet- psychosociale. Hieruit bleek ten eerste dat er geen sprake was van gevaarlijk werk voor de afgezonderd tewerkgestelde werknemer op het PVI. Ten tweede waren er 9 risico’s van een onaanvaardbaar niveau. Er werden maatregelen voorgesteld. Reeds 82% van de maatregelen werden afgerond of zijn in uitvoering.

Hieruit blijkt als conclusie dat het onderzoek naar de afgezonderd tewerkgestelde werknemer zijn nut had. Niet alleen is de situatie nu beter bekend, via de voorgestelde en gedeeltelijk uitgevoerde maatregelen is ook het welzijn van deze werkneemster verhoogd.

(3)

INHOUDSTAFEL

1. INLEIDING ... 5

2. BEDRIJF EN SITUATIE ... 6

2.1. PROVINCIAAL VEILIGHEIDSINSTITUUT ... 6

2.2. CONCIËRGE OP HET PVI ... 7

2.2.1.TAKEN ... 7

2.2.2.HOE ALLEEN IS ALLEEN? ... 8

2.3. PROBLEEMSTELLING ... 9

3. DOELSTELLING ... 11

4. WETGEVING EN INTERPRETATIE ... 12

4.1. WETGEVING ... 12

4.2. INTERPRETATIE WETGEVING ... 15

4.3. CONCLUSIE ... 17

5. ONDERZOEK ... 19

5.1. PLAN VAN AANPAK ... 19

5.2. DEFINITIE ... 20

5.3. IN DE BEDRIJVEN ... 23

5.3.1.PREVENTIEADVISEURS ... 23

5.3.2.AFGEZONDERD TEWERKGESTELDE WERKNEMERS ... 28

5.3.4.GOEDE PRAKTIJKEN ... 29

5.4. GESPREK AFGEZONDERD TEWERKGESTELDE WERKNEMER PVI ... 31

5.5. RISICOANALYSE ... 32

5.5.1.PLAN VAN AANPAK ... 32

5.5.2.RESULTATEN RISICOANALYSE ... 41

5.5.3.PREVENTIEVE EN CORRIGERENDE MAATREGELEN EN HERINSCHATTEN VAN HET RESTRISICO ... 46

5.5.2. CONCLUSIE RISICOANALYSE ... 48

6. VERBETERING VAN DE SITUATIE: UITVOERING PREVENTIEVE EN CORRIGERENDE MAATREGELEN ... 50

6.1. VOORGESTELDE MAATREGELEN EN PLAN VAN AANPAK ... 50

6.2. REEDS UITGEVOERDE MAATREGELEN EN HUN RESULTAAT ... 51

6.3. MAATREGELEN IN UITVOERING ... 53

6.4. NOG UIT TE VOEREN MAATREGELEN ... 55

7. CONCLUSIES ... 56

(4)

7.1. RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK ... 56

7.1.1.ALGEMEEN ... 56

7.1.2.NEVENEFFECTEN ... 57

7.2. BEPERKINGEN VAN DIT EINDWERK ... 58

7.3. AANBEVELINGEN ... 59

7.4. EIGEN LEERTRAJECT ... 60

8. BRONVERMELDING ... 62

9. LIJST MET TABELLEN EN FIGUREN ... 64

10. BIJLAGEN ... 65

(5)

1. INLEIDING

“Uit het oog is uit het hart.” Geldt dat ook voor onze collega’s op het werk? En welke invloeden heeft dat op hun veiligheid en welzijn?

Minder filosofisch gezegd klinkt dit als volgt: heel wat bedrijven stellen mensen afgezonderd te werk: afgezonderde controlefuncties, nachtwakers, portiers, conciërges, poetsdames, of werk dat gewoon door één iemand afgezonderd gedaan wordt. Ook in modernere manieren van werken zijn we vaker alleen: door overuren, weekendwerk of thuiswerken zijn er steeds meer werknemers uit het zicht- en hoorbereik van hun collega’s. Sommigen doen tijdens deze functies zeer specifieke taken met specifieke risico’s. Binnen het welzijnsbeleid is het natuurlijk van belang ook met deze functies of werkposten rekening te houden. Maar hoe weet je welke risico’s er zijn als je niet ziet wat deze collega doet?

Mijn eigen insteek voor dit eindwerk is de meest afgezonderd tewerkgestelde werkneemster van het PVI: de inwonende conciërge. In de week is zij vanaf 18u30 ‘s avonds tot 6u ’s morgens alleen. Tijdens die momenten moet ze controlerondes doen (deuren sluiten, ramen sluiten, elektrische apparaten uitschakelen, alarm inschakelen, …) en verwachten we van haar een cruciale verantwoordelijkheid in noodsituaties of incidenten. Wat als haar iets overkomt? Vinden we haar dan ’s morgens vroeg, of zijn we gelukkig vroeger verwittigd? En wat zou er haar kunnen overkomen?

Binnen de bestaande risicoanalyse van het PVI op niveau van de organisatie bleek dat er niets voor deze functie bestond. Niet alleen op vlak van veiligheid en welzijn, maar ook over taken en werkinstructies is er weinig voor deze functie beschikbaar. Tijd dus om hier aandacht aan te besteden!

In dit eindwerk zal ik eerst de probleemstelling vernauwen en een doelstelling omschrijven.

Vervolgens kijk ik met open blik naar andere bronnen van informatie: de wetgeving, andere bedrijven, preventieadviseurs en afgezonderd tewerkgestelden zelf. Daarna maak ik een risicoanalyse op voor deze functie, specifiek voor het PVI.

Tot slot bespreek ik de voorgestelde preventieve en corrigerende maatregelen. Van degene die reeds zijn ingevoerd, bespreek ik het resultaat. Van de overige wordt meegegeven hoe deze worden ingevoerd. Ik sluit met de algemene conclusies, aanbevelingen en beperkingen van het onderzoek.

(6)

2. BEDRIJF EN SITUATIE

2.1. PROVINCIAAL VEILIGHEIDSINSTITUUT

Het Provinciaal Veiligheidsinstituut (zeg maar PVI) is een toonaangevend doe- en kenniscentrum op gebied van veiligheid en welzijn op het werk, door de opleidingen preventieadviseur niveau II of III, VOL-VCA of TMB, examens basis en VOL-VCA, geleide bezoeken in onze didactische ruimte en een schier onuitputtelijke kennis en dienstverlening in het documentatiecentrum. Daarnaast zijn er ook de campagnes rond veiligheid in de privésfeer (VIP), van 2010 – 2012 was dit “brand- en brandwonden voorkomen.” De meest opvallende (én bereikte) doelstelling hierin was op die drie jaren minstens 35.000 huizen te voorzien van een rookmelder.

Om al die opleidingen, examens, tentoonstellingen en campagnes én de administratie en logistiek er rond vorm te geven werken er 31 personeelsleden op het PVI in drie afdelingen:

 dienst opleidingen: verantwoordelijk voor opleidingen, examens en geleide bezoeken (welzijn op het werk)

 dienst documentatiecentrum

 dienst productontwikkeling: de dienst die de tentoonstellingen, campagnes (VIP) en geschreven communicatie van het PVI vorm geeft.

 dienst administratie en logistiek – waarvan ik coördinator ben - : o administratie: financiële en personeelsadministratie, onthaal o logistiek: technische dienst, schoonmaak en conciërge

Het PVI vaart onder de vlag van de Provincie Antwerpen en is een buitendienst van het openbaar bestuur. Dat wil zeggen dat het voor alle ondersteunende aspecten volledig deel uitmaakt van de provinciale overheid (administratief, personeel, financieel, beleidsmatig, …), maar op een aparte locatie zit van de centrale administratie.

Het PVI huist namelijk in een groot gebouw pal in het centrum van Antwerpen. Handig om onze klanten bij ons te krijgen met openbaar vervoer of de fiets. Maar ook een gevoelige plaats voor inbraken, vandalisme of noodsituaties. Een conciërge is dus aangewezen.

(7)

Op gebied van welzijn is de Provincie Antwerpen een A-bedrijf (> 1000 werknemers), en heeft het een centrale interne dienst Preventie en Bescherming op het werk. In de buitendiensten van de provincie worden ‘preventiemedewerkers’ aangesteld: zij zijn de brugfunctie tussen de interne dienst en de entiteit zelf. Zij hoeven geen diploma preventieadviseur te hebben, maar worden wel begeleid zodat ze risicomeldingen kunnen doen, arbeidsongevallen kunnen onderzoeken of al advies geven in afwachting van het advies van de interne dienst.

Het PVI heeft dus ook geen eigen Comité Preventie en Bescherming op het Werk, op hoger niveau bestaat dit wel.1 Omdat wij echter een voorbeeldfunctie willen vervullen, richtte het PVI een ‘werkgroep welzijn’ op. Een delegatie van personeel en leidinggevenden bepalen hier volgens de principes van een dynamisch risicobeheersysteem welke acties moeten ondernomen worden om het welzijn op het PVI te verbeteren.

2.2. CONCIËRGE OP HET PVI

Op het Provinciaal Veiligheidsinstituut is een inwonende conciërge aanwezig. Zij heeft een appartement op de derde verdieping van het gebouw. Op dit ogenblik is zij naast conciërge ook tewerkgesteld als voltijdse waarnemend hoofdschoonmaakster op het PVI, maar deze combinatie is niet noodzakelijk.

2.2.1. Taken

De taken van deze conciërge zijn:

’s Morgens:

 het uitschakelen van het inbraakalarm, controleren van activiteit van het brandalarm

 Het openen van de personeelstoegang van het PVI

 Het aansteken van enkele lichten

 Het controleren van bepaalde ruimtes Vanaf ’s avonds:

 Het sluiten van de personeelstoegang van het PVI

1 Indien het PVI een zelfstandig statuut (vzw, autonoom provinciebedrijf, …) zou hebben, zou het een C-bedrijf zijn (openbaar bestuur op gebied van onderwijs met tussen de 20 en de 50 werknemers).

(8)

 Het controleren van alle ruimtes in het PVI: uitschakelen van elektrische toestellen en computers, uitschakelen lichten, sluiten binnendeuren, …

 Het inschakelen van het inbraakalarm

 Indien avondopening: het bemannen van het onthaal Algemeen:

 Bewaren van reservesleutels van het PVI, verdelen van sleutels onder (nieuwe) collega’s, bijmaken van sleutels, …

 Rol in de noodprocedures buiten de kantooruren: verwittigen hulpdiensten en eerste aanspreekpunt, verwittigen cascade van leidinggevenden in PVI

 Doorgeven van technische storingen en meldingen aan leidinggevende en technische ploeg

 Contactpersoon voor de alarmcentrale (inbraakcontrole).

 Het verzamelen van het afval, het buitenzetten van containers i.s.m. technische ploeg van het PVI

 Het registreren van bepaalde milieuprestaties

 Het ontvangen van leveranciers of contractors buiten de kantooruren, indien dit niet anders mogelijk is (wordt vermeden).

 Binnenlaten van personeel buiten de diensturen voor bv. overwerk

 Maandelijkse controle brandalarm

 Diverse ‘huishoudelijke’ taken (bv. ramen tijdig openen en sluiten op warme dagen,

…)

Intern is de coördinator van de dienst administratie en logistiek de leidinggevende van deze conciërge, ik dus. Dat wil zeggen dat ik haar instructies geef, met haar afspraken maak en werkoverleg heb, functionering- en evaluatiegesprekken heb, … De directeur van het PVI is de tweede evaluator.

De werkgever van de conciërge is de provincie Antwerpen (administratie), zij heeft hiermee een arbeidsovereenkomst. Inzake personeelsbeslissingen is bijgevolg de centrale personeelsdienst (departement HRM of DRHM) bevoegd.

2.2.2. Hoe alleen is alleen?

De personeelsleden in het PVI hebben allemaal een uurrooster dat tussen 6u en 18u30 ligt, buiten occasioneel overwerken. Tijdens het weekend is op de benedenverdieping de

(9)

tentoonstellingsruimte geopend, waar tussen 9u en 17u ook personeel werkt dat niet tot het PVI behoort en slechts gedeeltelijk tot de provincie. Sommige weekends (bv. bij opbouw nieuwe tentoonstelling) is er niemand in deze zaal.

Het PVI staat onder (inbraak)alarm. De conciërge kan in haar woning zelf het alarm op- en afzetten, ook bij het verlaten van het gebouw aan de achterdeur. De tentoonstellingzaal heeft een ander alarm, die personeelsleden kunnen dit zelf op en afzetten. Bij inbraak of sabotage moet dit alarm afgaan. Dit alarm is gekoppeld aan een meldkamer die vervolgens een cascade afbelt om te controleren of dit vals alarm is of niet. Deze cascade is:

 De conciërge

 De directeur

 De twee coördinatoren van het PVI

 De beveiligingsexperte van de provincie.

Bij vals alarm (bv. vergissen bij het intoetsen van de code) kan iemand uit deze cascade zich identificeren door middel van een code. Bij twijfel of bij een echt alarm stuurt de meldkamer een interventiemedewerker voor controle. Bij brandalarm wordt ook deze meldkamer verwittigd. Het brandalarm is niet automatisch gekoppeld naar de hulpdiensten.

Dezelfde cascade zal worden gevolgd door de meldkamer, bij twijfel of niet-bereiken van deze medewerkers, wordt opnieuw een interventie gestuurd. De conciërge is alleenstaande.

Dit is geen vereiste in het PVI, maar de woning leent zich niet tot een inwonend gezin.

2.3. PROBLEEMSTELLING

Op dit ogenblik heeft het PVI geen risicoanalyse voor de conciërge, noch op niveau van het individu, noch op niveau van de functie. De maatregelen die nu genomen worden, zijn door het gezond verstand van de conciërge zelf, correctieve maatregelen na een eerder incident ontstaan of omdat er toevallig iemand aan dacht. Bijvoorbeeld:

 de conciërge gebruikt geen lift als zij alleen is, zodat zij ook niet zou komen vast te zitten.

 De conciërge vermijdt het gebruik van ladders als zij alleen is

 Er is een procedure over noodsituaties en evacuatie voor buiten de kantooruren (als de conciërge meestal alleen is). Deze aanvulling kwam na een opmerking van de externe auditor in het kader van het verkrijgen van een ISO 14.001-certificaat.

(10)

Beter dan ad hoc maatregelen te treffen om hiaten weg te werken (of om te hopen op gezond verstand), is het degelijk inventariseren en evalueren van mogelijke risico’s verbonden aan deze taak en situatie. Zo zullen de voorgestelde maatregelen ook effectiever zijn.

(11)

3. DOELSTELLING

Zoals hierboven beschreven gaat de stelling ‘uit het oog is uit het hart’ op voor de risico’s die te maken hebben met de functie van conciërge op het PVI. Aangezien er weinig geweten is over de taken, omstandigheden en voorwaarden waaronder zij deze uitvoert, is er ook weinig dat gebeurt bij fouten of problemen. Dat wil ik met dit eindwerk verbeteren.

Ik wil beter weten wat er allemaal komt kijken bij het werk van de conciërge om zo, op een structurele manier via een risicoanalyse, te komen tot prioritaire punten waarvoor preventieve of corrigerende maatregelen moeten voorgesteld worden. Eens deze zijn ingevoerd bij het PVI, of vertaald naar andere diensten in de provincie, zal het welzijn van deze medewerkers ook verhogen.

De doelstelling van dit eindwerk is dan ook het onderzoeken van het werk van afgezonderd tewerkgestelde werknemers, in het bijzonder dat van de conciërge op het PVI, en het beoordelen van de risico’s met als resultaat het komen tot preventieve en corrigerende maatregelen voor het verhogen van het welzijn.

Hiervoor zal ik achtereenvolgens bekijken:

 wat er bestaat in de wetgeving over afgezonderd tewerkgestelde werknemers

 wat er reeds bestaat in literatuur en bij andere bedrijven over dit type werk

 de risico’s die er zijn op het PVI met betrekking tot deze functie, op drie niveaus

 welke maatregelen moeten genomen worden om deze risico’s te verkleinen en een goed preventiebeleid te voeren.

(12)

4. WETGEVING EN INTERPRETATIE

4.1. WETGEVING

Alvorens de wetgeving te bekijken is het belangrijk duidelijk te maken dat de conciërge op het PVI een arbeidsovereenkomst heeft voor haar taken. Hiermee is zij dus een ‘werknemer’

van de provincie en bijgevolg is o.a. de arbeidsovereenkomstenwet, de welzijnswet, … van toepassing. Wat vinden we in de vigerende wetgeving terug over afgezonderd tewerkgestelde werknemers?2

In het ARAB vinden we terug onder titel II, hoofdstuk I: bepalingen betreffende de veiligheid van arbeiders:

Afdeling IX: afgezonderd tewerkgestelde werknemers

Artikel 54 ter: elke afgezonderde tewerkgestelde werknemer beschikt over de aan de omstandigheden aangepaste alarmmiddelen

Geen enkel werk dat in gevaarlijke omstandigheden moet worden uitgevoerd mag worden toevertrouwd aan een afgezonderde werknemer. De aanwezigheid van een andere persoon die in staat is snel alarm te geven, is noodzakelijk.

In het Vademecum van NAVB (NAVB, 2003) vinden we de ontstaansgeschiedenis van deze wettekst terug. In de oorsprong van deze wettekst stonden beide principes (alarmmiddel, aanwezigheid van tweede persoon) op gelijke voet en waren ze beide enkel noodzakelijk toe te passen bij gevaarlijk werk:

“In die omstandigheden moet de werknemer ofwel over de bestendige hulp van een medearbeider kunnen beschikken ofwel over alarmmiddelen en bijstandsmiddelen die dezelfde garanties bieden […]” (citaat uit: Veiligheidsnota’s bouwbedrijf, thema

‘afgezonderd tewerkgestelde werknemers’, vademecum NAVB, 2003, p. 3)

2

Raadpleging www.juridat.be op 17/4/2012 met de woorden ‘afgezonderd’ en ‘alleen

tewerkgestelde werknemer’

(13)

Later is de opsplitsing gekomen tussen:

 In welke omstandigheid ook, bij afgezonderd werk moet er een alarmmiddel voorzien worden.

 Bij gevaarlijke omstandigheden moet bij afgezonderd werk een tweede persoon aanwezig zijn die in staat moet zijn om snel alarm te geven.

We vinden de term een tweede keer terug in het KB van 31 augustus 2005 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte, onder onderafdeling IV, art. 22:

8° Geen enkele werkzaamheid op hoogte waarbij toegangs- en positioneringstechnieken met touwen gebruikt worden mag toevertrouwd worden aan een afgezonderd tewerkgestelde werknemer. De aanwezigheid van een andere werknemer die in staat is snel alarm te geven en de nodige kennis heeft van de procedures voor reddingsoperaties is verplicht.

In diverse andere wetteksten vinden we bepalingen terug over werk dat niet door een afgezonderd tewerkgestelde mag uitgevoerd worden (Macquoi, 2003 en Verstraelen, 2003):

 ARAB artikel 53: werkzaamheden in plaatsen waar gevaarlijke gassen aanwezig zouden kunnen zijn (ook van toepassing op besloten ruimten)

 ARAB artikel 435.12: werken met bakken, manden, draagtoestellen of gelijkaardige inrichtingen met één ophanging als draag- en werkinrichting

 ARAB artikel 462bis: uitvoering van bouw, gedeeltelijke of volledige sloping, verhoging, herstelling en onderhoud van fabrieksschoorstenen in baksteen of beton.

 ARAB artikel 675: werk in projectie- en oprolkamers

 Codex op het Welzijn op het Werk, Titel III, hoofdstuk 4, afdeling 9, artikel 59:

onderzoek en herstellingen van putten, houders en tanks van opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen in het geval het volstrekt noodzakelijk is in vergaarbakken of tanks binnen te dringen vooraleer benzinedampen of bezinkingen die aanleiding kunnen geven tot die dampen, volkomen verwijderd zijn.

Hieruit mag de bedoeling van de wetgeving duidelijk zijn:

 Werk in gevaarlijke omstandigheden (in sommige wetteksten verduidelijkt welke deze zijn), mogen niet door afgezonderd tewerkgestelde werknemers uitgevoerd

(14)

worden. Hierbij moet een tweede persoon aanwezig zijn. Bijzonder in deze teksten is wel dat deze tweede persoon:

o eender welke persoon mag zijn, dit hoeft geen werknemer te zijn van hetzelfde bedrijf (Verstraelen, 2003)

o in staat moet zijn snel alarm te geven, maar hij hoeft zelf geen hulp te bieden.

Hij moet dus over voldoende fysieke en mentale capaciteiten beschikken en de procedure kennen. In sommige omstandigheden worden er wel extra eisen gesteld (bv. boven de 18 jaar, nodige materiaal aanwezig, BA5, …). Natuurlijk moet ook deze tweede persoon ook over de nodige alarmmiddelen beschikken (NAVB, 2003). Verder moet deze tweede persoon dus niet veel doen, maar in mijn interpretatie mag hij ook niet te veel doen opdat de snelheid waarmee alarm kan geslagen worden, niet vertraagd zou worden. Het zal aan de leidinggevende van deze werkpost zijn om te bepalen wat er wel kan gebeuren en wat niet, in lijn met de risico’s van de taak. Mogelijk beperkt zich dit tot een wachtfunctie.

o zelf niet mag blootgesteld worden aan hetzelfde gevaar als de afgezonderd tewerkgestelde persoon. Deze tweede persoon moet binnen zicht- en hoorbereik staan, maar op veilige afstand van het onmiddellijke gevaar (NAVB, 2003).

De afgezonderd tewerkgestelde werknemer dient ook een alarmmiddel te krijgen dat aangepast is aan de omstandigheden. Ook hierbij zal blijken uit de risicoanalyse wat nodig is, rekening houdend met bv. omgevingsfactoren, fysieke toestand van de werknemer, … Hiervoor kan een gsm of walkietalkie (verplaatsbaar), een vaste telefoon, of zelfs een fluitje (mits hoorbaar) gebruikt worden. Meer technologische toestellen met een no-movement detector, of een horizontaal alarm die als bedoeling hebben alarm te geven als de werknemer hiertoe zelf niet meer in staat is, kunnen ook geschikt zijn. Positioneringstechnieken (camera, GPS- of trackingsysteem, …) zijn aanvullend, maar zijn op zich geen alarmmiddelen (NAVB, 2003). Een goed alarmmiddel is natuurlijk ook bedrijfszeker, getest en gecontroleerd (Verstraelen, 2003). Het is evident voorafgaandelijk te controleren of er wel degelijk voldoende netwerk aanwezig is om overal een dekking te voorzien. Kelders, betonnen

(15)

structuren, metalen constructies,… kunnen het netwerk verstoren waardoor het signaal niet overal te versturen of te ontvangen is.

4.2. Interpretatie wetgeving

In de wetgeving is dus enkel bovenstaande terug te vinden wat betreft afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Echter, in verschillende gerelateerde bronnen vinden we informatie terug die ons kan helpen de wet- en regelgeving te interpreteren.

Eén zo’n bron is de leidraad of instructie die de FOD WASO opstelt zodat ambtenaren belast met het toezicht op het naleven van de regelgeving inzake arbeidsveiligheid te helpen bij een correcte en een uniforme interpretatie. Doch waarschuwt de FOD WASO tegelijk dat deze toelichting niet zomaar veralgemeend mag worden naar elke situaties.

Er bestaat zo’n leidraad over de vraag of een periodieke keuring van een hoogspanningscabine door een afgezonderd tewerkgestelde werknemer mag uitgevoerd worden (FOD WASO)3. De FOD WASO geeft hierin het volgende advies:

 Ten eerste is het afhankelijk van de situatie (zoals ook hierboven aangegeven): het aanwezige risico, de beschermingsmaatregelen, de aard van het werk. De manier om dit te bepalen volgens de FOD WASO is de risico-evaluatie.

 Ten tweede is het noodzakelijk dat de werkgever gepaste instructies geeft over deze taakuitvoering, of je het nu afgezonderd uitvoert of niet.

Een tweede toepassing van de wet vinden we terug in het veiligheidshandboek van het GSM- operatorenforum (GSM Operators’ Forum, 2007). Dit behandelt de veiligheid die in acht moet genomen worden bij werkzaamheden aan of in de nabijheid van gsm- netwerkinfrastructuur. De gids is opgesteld door drie gsm-operatoren in België (Base, Mobistar en Proximus) en werd gesuperviseerd door de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid (FOD WASO). Zij verwijzen naar dezelfde wetgeving en interpreteren dit vervolgens als volgt:

3 Periodieke controle van een hoogspanningscabine door een afgezonderd tewerkgestelde werknemer te raadplegen op: http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=2576

(16)

“Het risico van geïsoleerd werken is gelinkt met het feit dat men verplicht is om alleen het hoofd te bieden aan elke anomalie, gaan de van een klein incident tot een ernstig ongeval.

In dergelijke omstandigheden wordt door stress het risico nog vergroot. De risico’s kunnen groot zijn […] en kunnen zware letsels met zich meebrengen, zelfs de dood als geen spoedige hulp geboden wordt. De ongevallen onderweg of het risico op agressie op verlaten of weinig veilige (vanuit sociaal standpunt) GSM-sites mogen niet uit het oog verloren worden.

Specifieke maatregelen zijn in voege om het volledig isolement van de werknemer te verhinderen, door hem de toegang tot de GSM-site te ontzeggen, of door de mogelijkheid met een controlepost te communiceren, gekoppeld met de mogelijkheid vlug tussen te komen door hulp te zenden” (Citaat uit ‘Veiligheidshandboek voor werkzaamheden aan of in de nabijheid van GSM-netwerk infrastructuur, GSM Operators’ Forum, 2007)

Interessant is hierbij de toevoeging van het extra risico dat afgezonderd werken met zich meebrengt: stress kan het risico verhogen. Ook spreken zij hier over risico’s die niet taakgebonden zijn, maar wel door het tijdstip van uitvoering (in het veiligheidshandboek wordt gesproken over regelmatig werken buiten de normale werkuren) of de locatie:

onveiligheid, agressie, ongevallen onderweg. Ook in een andere bron (Workers’

Compensation Board, 2009) vinden we terug dat afgezonderd tewerkgestelde werknemers kwetsbaarder zijn; vaak voeren ze taken ’s avonds laat uit of lopen ze het risico op agressie.

Deze bron vermeldt twee belangrijke aandachtspunten:

 ook al zijn de kansen op bewusteloosheid ontzettend klein, toch moet er voldoende aandacht naar gaan, want als het zich voordoet kunnen de gevolgen erg groot worden.

 bij een verhoogd risico op confrontatie met agressieve personen is er niet alleen de fysische schade, maar dit kan ook een stressvolle of zelfs traumatische ervaring zijn voor de afgezonderd tewerkgestelde werknemer.

Een laatste toevoeging aan deze interpretatie van wetgeving, komt uit een verdere hoek:

ook in de Canadese wetgeving (Manitoba Labour and Immigration, Workplace Safety and Health, 2006) vinden we terug dat er aandacht moet gaan binnen het welzijnsbeleid naar afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Zij stellen verschillende maatregelen voor die de bescherming van deze werknemers kan vergroten:

(17)

 risicoanalyse uitvoeren waar voor afgezonderd tewerkgestelde werknemers bijzondere aandacht wordt gegeven aan werken in besloten ruimtes, bepaalde agens (toxische gassen) of krachten (zwaartekracht) of in extreme weersomstandigheden

 procedures uitschrijven die veilig werk garanderen, en een communicatieplan hiervoor opstellen én ervoor zorgen dat de werknemers hiermee ook instemmen en ze uitvoeren (een voorbeeld hiervan zou zijn het afspraken maken met leveranciers of contractors dat zij enkel kunnen toekomen als er meer dan één persoon aanwezig is) (Workers’ Compensation Board, 2007).

 een tweede persoon of ‘buddy’ aanwezig stellen (zie ook hoger)

 een regelmatige check van een andere werknemer of de leidinggevende. De regelmaat van deze controle zal afhankelijk zijn van de risico’s waaraan de afgezonderde werknemer blootgesteld wordt.

 periodiek telefonisch contact onderhouden, wat geschikt is in situaties waar de risico’s lager zijn, zoals bewakingsagenten, onderhoudspersoneel, conciërges, vrachtwagenbestuurders, kantoorwerk.

 voortdurend elektronisch of mechanische controle: camerabewaking, trackingsystemen, …

4.3. Conclusie

De drie conclusies die ik uit deze wetgeving en interpretatie ervan haal, zijn:

- Er is een verbod op afgezonderd werken als het om gevaarlijk werk gaat. Dit en dus de vereiste aanwezigheid van de tweede werknemer moet blijken uit de risicoanalyse.

- Elke afgezonderd tewerkgestelde dient een alarmmiddel te hebben, dat aangepast is aan de omstandigheden. Ook hiervoor is de risicoanalyse belangrijk.

- De voorgestelde maatregelen in de Belgische wetgeving bij afgezonderd tewerkgestelde werknemers (alarmmiddel voorzien, tweede persoon bijvoegen) zijn echter schadebeperkende maatregelen. Hierdoor wordt het risico niet verkleind, wel de hulp versnelt die geboden kan worden bij een incident. In tegenstelling daarmee verplicht de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk (4 augustus 1996)4 de werkgever de algemene preventiebeginselen moeten worden toegepast, waarbij eerst risico’s bij de bron

4 Raadpleging www.jurdiat.be op 21/8/2012

(18)

worden bestreden of gevaarlijke situaties vervangen worden door minder gevaarlijke.

Hier moet volgens mij voldoende aandacht naar gaan, voor in de eerste plaats te grijpen naar schadebeperkende maatregelen.

- Tot slot moet er voldoende aandacht gaan naar de risico’s, ook al lijken ze erg klein.

Een bestaand risico kan vergroten doordat je het werk alleen uitvoert, de gevolgen van het risico kunnen groter zijn doordat je alleen bent, en er is bij een eerder fysisch risico ook een aspect van psychosociale gevolgen dat moet beoordeeld worden. In dat opzicht zou het toevoegen van een tweede persoon het risico ook terug kunnen verlagen of het bijkomende psychosociale risico kunnen verminderen. Dat zou alvast een risicoverlagende (i.p.v. schadebeperkende) maatregel zijn.

Algemeen is mijn conclusie daarom dat de wetgeving rond afgezonderd tewerkgestelde werknemers erg beperkt is, en vooral twee schadebeperkende maatregelen voorziet voor ofwel gevaarlijke ofwel minder gevaarlijke situaties. Echter, als we grasduinen door de interpretatie, andere Belgische wetgeving of wetgeving van andere contreien, vinden we wel degelijk terug dat ook de aandacht voor afgezonderd tewerkgestelde werknemers moet gebeuren binnen het opgezette dynamisch risicobeheersingssysteem volgens het gekende systeem van risico’s inschatten, uitschakelen, vervangen, of maatregelen voorstellen om ze te beperken. Het is aan te raden vooral deze interpretatie te volgen in plaats van het ene artikel in het ARAB.

(19)

5. ONDERZOEK

5.1. PLAN VAN AANPAK

De doelstelling van mijn eindwerk is het voeren van een onderzoek naar de situatie van afgezonderd tewerkgestelde werknemers, met als doel om preventieve en corrigerende maatregelen voor te stellen die het welzijn kunnen verbeteren.

Hoe wil ik dit onderzoek uitvoeren?

 opbouw definitie: voor ik start met een werkelijk onderzoek, baken ik af wie voor mij onder ‘afgezonderd tewerkgestelde werknemers’ valt.

 bij andere bedrijven en diensten: een waardevolle bron van informatie zijn andere bedrijven of diensten binnen de provincie die werken met afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Ook die gegevens betrek ik in mijn onderzoek, via:

o gesprekken met en enquête bij preventieadviseurs: ik voerde gesprekken met preventieadviseurs en heb een bredere enquête uitgevoerd om te weten welke ervaringen en kennis er reeds bestaat over dit thema.

o enquête afgezonderd tewerkgestelde werknemers: omdat niemand het werk zo goed kent als zij die het uitvoeren heb ik ook geprobeerd om van de afgezonderd tewerkgestelde werknemers zelf informatie te krijgen.

o verkenning literatuur: welke eindwerken, groepswerkjes, literatuur en kennis bestaat er al over afgezonderd tewerkgestelde werknemers

 gesprek conciërge PVI: ook bij onze conciërge zit de meeste kennis over haar werk en het is dus belangrijk met haar een gesprek te doen. Hierdoor kom ik veel te weten over de taken, de mogelijke knelpunten en risico’s, de maatregelen die zij zelf neemt,

… Van kapitaal belang is de informatie die ze mij verschaft met betrekking tot psychosociale aspecten. Dit gaat ook over hoe mensen zelf omgaan met de situatie en moet je dus ook van hen zelf te weten komen.

 risicoanalyse: de kern van mijn onderzoek is het uitvoeren van een risicoanalyse voor de taak van conciërge op het PVI.

 voorstel preventieve en corrigerende maatregelen: tot slot wens ik uit mijn onderzoek een voorstel te krijgen van maatregelen die zoveel als mogelijk het gevaar wegnemen of risico’s verkleinen, waar niet mogelijk de schade beperken en het welzijn van de afgezonderd tewerkgestelde werknemer verhogen.

(20)

5.2. DEFINITIE

Met de informatie uit de wetgeving en de interpretatie zijn er al elementen aangereikt om een definitie op te stellen. Deze is nodig voor we verder onderzoeken wat er reeds aanwezig is bij diverse bedrijven. Een goede definitie dient voor mij te voldoen aan volgende aspecten:

 Ze moet het begrip duidelijk afbakenen

 Ze moet toepasbaar zijn in verschillende omstandigheden, maar zeker degene die ik wil onderzoeken

 Ze moet in de lijn liggen van de wetgeving inzake dit onderwerp.

Een eerste vaststelling bij het opmaken van de definitie is dat er verschillende begrippen door elkaar worden gebruikt in diverse bronnen: alleen tewerkstelde werknemers of afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Hiertussen is een nuance verschil: ‘alleen tewerkgestelde werknemers’ lijkt aan te geven dat iemand volledig alleen in het bedrijf aanwezig is, iets dat ‘afgezonderd tewerkgestelde’ niet veronderstelt. Een ‘afgezonderd’ tewerkgestelde kan tegelijk aanwezig zijn als de collega’s, maar is hiervan afgesloten.

Voor dit eindwerk maakt dit verschil weinig uit. Ik zal dan ook ‘afgezonderd tewerkgestelde werknemer’ blijven gebruiken, maar ook de nuance van de ‘alleen tewerkgestelde’ is voor mij hierop van toepassing. Beide zijn, wat dit eindwerk betreft, synoniemen.5

Het belangrijkste element in deze ‘afsluiting’ is de onmogelijkheid van directe communicatie.

Er is geen hoor- of zichtbereik, noch vanuit het standpunt van de werknemer, noch vanuit dat van anderen (NAVB, 2003, Verstraelen, 2003 en De Ron, 2002/2003). Mijn definitie is dan ook:

Een afgezonderd tewerkgestelde werknemer is een werknemer die een groot deel van zijn taken, door de taakuitvoering, zich buiten het hoor- en zichtbereik van collega’s bevindt

Naast het belangrijke element van het gebrek aan communicatie (buiten hoor- en zichtbereik), zitten er nog enkele aspecten in deze definitie. Aan alle aspecten dient vervult

5 Op enkele plaatsen, zoals in de enquêtes die volgen zal er toch gesproken worden over een ‘alleen tewerkgestelde werknemer’. Dit is omdat ik bij het opstellen van deze enquête mezelf nog niet bewust was van dit verschil. Zoals gezegd beschouw ik echter de begrippen als synoniemen binnen dit eindwerk.

(21)

te zijn voor we van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer kunnen spreken. Ik diep deze aspecten hier verder uit:

een werknemer: het gaat hier wel degelijk over de werknemer die onder het veiligheidsbeleid van de werkgever valt. Ook een derde of een contractor zou door zijn opdracht afgezonderd op het bedrijf kunnen zijn. Het feit dat hij zijn taken alleen uitvoert, zal echter eerder aan de afspraken van zijn werkgever met de opdrachtgever liggen en moeten in die onderlinge afspraken door middel van bijvoorbeeld een werkvergunning of werkinstructies of zelfs in het contract bepaald worden. Ik wil in dit eindwerk focussen op de werknemer die rechtstreeks onder de bevoegdheid van de werkgever valt.

taken uitvoert: het gaat wel degelijk over de uitvoering van de taken binnen de arbeidsovereenkomst. Een werknemer die alleen onderweg naar het werk is, of tijdens de pauzes alleen is, is daarom nog geen afgezonderd tewerkgestelde werknemer.

een groot deel van de taken: ik wens pas te spreken van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer als deze een aanzienlijk of significant deel van de taken afgezonderd van zijn collega’s werkt. Dit dient in verhouding gezet te worden met de andere taken die deze persoon uitvoert. Toevallig of uitzonderlijk afgezonderd werken hoeft niet op dezelfde manier behandeld te worden als systematisch, gepland of regelmatig afgezonderd werken. Het is bij die laatste dat we spreken van afzondering.

door de taakuitvoering: dit is een essentieel onderdeel van de definitie. Het feit dat je alleen bent tijdens de taakuitvoering is inherent verbonden aan hoe je deze taken moet uitvoeren. Een controleronde doen als iedereen het gebouw verlaten heeft, is duidelijk een taakuitvoering die je alleen moet doen. Het kan ook aan de opdracht van de werkgever liggen: je moet een staalname alleen doen, omdat je leidinggevende dat zo bepaalt. Wat niet van toepassing is onder deze definitie is toevallig afgezonderd werk: alleen administratief werk doen op de vrije dag van al je collega’s, is geen ‘afgezonderd werk’. Je doet dit morgen namelijk ook, als je collega’s wel terug zijn.

buiten hoor- en zichtbereik van collega’s: het mag duidelijk zijn dat de onmogelijkheid tot communicatie met collega’s. Wat met toevallige klanten, bezoekers, familieleden, voorbijgangers, …? Zij hebben echter niet de verplichting en vaak ook niet de kennis of de vaardigheden om te helpen bij de taakuitvoering of

(22)

gepast te reageren bij mogelijke incidenten. Uit de interpretatie van de wetgeving bleek dat de tweede persoon die je dient toe te voegen bij gevaarlijk werk in staat moet zijn om snel alarm te slaan. Hiervoor dient hij over alarmmiddelen en kennis om deze te gebruiken, te beschikken. Van een toevallige aanwezige kunnen we dit in de regel niet verwachten (Manitoba Labour and Immigration Workplace Safety and Health, 2006). Hun aanwezigheid heft dus het ‘afgezonderd’ werken niet op.

Dit laatste onderdeel van mijn definitie kan stof voor discussie zijn. Toch vind ik dit belangrijk, onder andere na een gesprek met de preventieadviseur van Familiehulp (zie ook verder). Hun verzorgers en huishoudhulpen werken bij vaak hulpbehoevende klanten. Bij een valincident waarbij de verzorgende zich ernstig kwetst (wat volgens de preventieadviseur wel eens voorkomt), zal de klant niet altijd de hulpdiensten kunnen verwittigen. Van een collega kunnen we dat door de band genomen wel verwachten.

Dit maakt ook van conciërges met inwonende familie toch afgezonderd tewerkgestelde werknemers. De werkgever kan immers weinig verplichtingen opleggen over de aanwezigheid van deze familieleden tijdens de taakuitvoering van de conciërge.

Ook iemand die eigenlijk geen collega’s heeft en het werk alleen uitvoert (bv. een pompbediende in een tankstation), valt ook onder deze definitie. Ook hij is buiten zicht- en hoorbereik van collega’s. Van de klanten die langskomen mogen we hopen dat zij hulp kunnen bieden in (uiterste) nood, maar dit berust op hoop en toevalligheid, twee begrippen die moeilijk te verzoenen zijn met een op preventie gericht beleid.

Maakt dit laatste onderdeel de definitie ook van toepassing op telewerkers of thuiswerkers?

In eerste instantie zou dit kunnen lijken van wel. Ook de brochure “Wegwijs in telewerk invoeren in de onderneming” (Boone-Roossens, 2007) vermeldt dat bij telewerk de werknemer afgezonderd taken opneemt en deze afwerkt. Dit sluit volgens de auteurs uit dat er teamwerk kan gebeuren.

Echter moeten we ook de andere aspecten van de definitie toetsen aan dit type werk. Zoals gezegd dienen alle aspecten tegelijk vervuld te zijn, voor we kunnen spreken van het gelden van de definitie. De aspecten ‘werknemer’, ‘taken uitvoeren’, ‘buiten hoor- en zichtbereik van collega’s’ zijn uiteraard van toepassing. Echter, de vraag kan rijzen of het door de taakuitvoering is dat deze taken thuis (of niet op het werk) worden uitgevoerd. Bij tele- of

(23)

thuiswerk is dat meestal niet het geval. Het werk had ook op het bedrijf kunnen uitgevoerd worden, maar om sociale of persoonlijke redenen, gebeurt dat nu thuis. Een tele- of thuiswerker is binnen mijn definitie dus geen afgezonderd tewerkgestelde werknemer.

Deze definitie voldoet aan de criteria die ik hierboven heb opgelijst en zal ik dus ook verder in dit werk gebruiken.

5.3. IN DE BEDRIJVEN

In verschillende bedrijven worden werknemers afgezonderd tewerk gesteld: omdat de taken dit vereisen of om economische of praktische redenen, … In het volgende deel verken ik eerst wat er reeds leeft in het bedrijfsleven rond afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Vervolgens ga ik dieper in op enkele goede praktijkvoorbeelden die naar aanleiding van een eindwerk zoals dit zijn ontwikkeld.

5.3.1. Preventieadviseurs

5.3.1.1. Gesprekken en enquête met preventieadviseurs

Een deel van mijn onderzoek is het bekijken van de kennis die reeds bestaat in andere bedrijven rond afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Hiervoor had ik eerst gesprekken met preventieadviseurs van bedrijven waarvan ik zelf inschatte dat zij afgezonderd tewerkgestelde werknemers in dienst hadden. Deze gesprekken waren met:

 De preventieadviseur van Familiehulp waarbij verzorgenden en huishoudhulpen bij mensen thuis gaan (geen andere werknemer, dus afgezonderd tewerkgestelde werknemers) voor medische of huishoudelijke ondersteuning;

 De preventieadviseur van Philips waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers op het einde van de dag controlerondes doen;

 De preventieadviseur van Total waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers op afgesproken tijdstippen stalen gaan nemen en een controleronde doen.

Daarnaast maakte ik een korte vragenlijst op voor preventieadviseurs of leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde weknemers. Op deze manier kreeg ik nog veel aanvullende,

(24)

interessante informatie. Het is belangrijk te weten dat deze vragenlijst geen wetenschappelijke waarde heeft. Er werd geen controle uitgevoerd op de validiteit van de vragen of de representativiteit van de steekproef (die erg klein is). De bedoeling is enkel om binnen dit onderzoek informatie te vergaren, niet om uitspraken te doen over ‘het bedrijfsleven’.

De vragenlijst voor preventieadviseurs en leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde werknemers (zie bijlage 1) werd gepubliceerd op een LinkedIn-pagina die beheerd werd door het documentatiecentrum van het Provinciaal Veiligheidsinstituut van 20/3/2012 tot 4/4/2012. Door deze manier te kiezen, is het aantal vragen dat je kan stellen automatisch beperkt. Dit stuurt de vragenlijst meteen in een bepaalde richting. Ook de titel van de vragenlijst en de inleiding geven meteen een richting mee die invloed zal hebben op de antwoorden. Ik ben mij hier ten volle van bewust en zal mij dan ook onthouden van uitspraken die niet zeker zijn. Op deze enquête kreeg ik 17 reacties, van zeer uiteenlopende hoeken: van een transportbedrijf (chauffeurs alleen onderweg), over petrochemie (controlerondes die alleen worden uitgevoerd) tot administratieve diensten (poetspersoneel, receptiepersoneel). Ook de gegevens van de interviews met de 3 preventieadviseurs neem ik mee op in de resultaten.

Voor ik verder ga, moet natuurlijk opgemerkt worden dat al deze preventieadviseurs zich reeds bewust waren van het feit dat sommige mensen in hun bedrijf taken afgezonderd uitvoeren. Anders zouden ze zich niet tot deze vragenlijst gewend hebben. Mogelijk zouden nog veel meer preventieadviseurs of leidinggevenden de vragenlijst hebben kunnen invullen, indien ze zich bewust waren van het afgezonderd werken op hun bedrijf.

(25)

5.3.1.2. Resultaten van gesprekken en enquête

De resultaten van deze gesprekken en de enquête waren als volgt:

Bestaan er formele of informele afspraken tijdens de taken

Kan de afgezonderde werknemer iemand verwittigen tijdens de taken?

Indien ja op vorige vraag:

Is dit een autonome vorm van verwittiging (zonder actie van de

afgezonderde werknemer)

Hebben er zich reeds incidenten voorgedaan tijdens het afgezonderd werken?

Bestaat er een

uitgewerkte risicoanalyse voor de afgezonderde werker?

Ja 18 15 8 12 10

Neen 1 4 7 8 8

Onduidelijk6 1 1 0 0 2

Tabel 1. Samenvatting van de resultaten van de bevraging bij preventieadviseurs of leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde werknemers.

Wat blijkt hieruit?

 Bijna alle bedrijven die deze vragenlijst invulden, maakt op één of andere manier afspraken met hun afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Dit kan gaan tot afspraken die berusten op vertrouwen (‘regelmatig je kop binnensteken’, ‘lijst met noodnummers, wordt niet gecontroleerd of ze deze bijhebben’, ‘afspraken worden niet goed opgevolgd’) tot procedures die elk jaar geëvalueerd worden en besproken met de mensen die deze moeten uitvoeren (‘automatische procedures, niet te overbruggen’, ‘zeer strikte procedures’, ‘procedure wordt elk jaar geëvalueerd’,

‘werkinstructies & opleiding’).

 Ook bijna alle van deze bedrijven voorzien hun afgezonderd tewerkgestelde werknemers van een systeem van verwittiging. Bij hen die dat niet doen, gaf echter ook niemand op dat het verboden is om de telefoon van het werk te gebruiken, een gsm op zak te dragen, … Mogelijk kunnen ook die medewerkers iemand verwittigen.

6 De code ‘onduidelijk’ wordt gebruikt in die gevallen waar er geen volledig antwoord op de vraag gegeven werd of uit het antwoord niet duidelijk was of het ‘ja’ of ‘neen’ was.

(26)

Belangrijk hierbij is te zien of deze manieren van verwittigen autonoom zijn, d.w.z.:

ook zonder actie van de afgezonderd tewerkgestelde werknemer. Deze analyse deed ik zelf op basis van het vorige antwoord. Het trof mij immers dat in veel van de antwoorden ‘telefoon’, ‘gsm’, ‘walkie talkie’ werd genoemd. Indien de afgezonderd tewerkgestelde werknemer iets overkomt en er wordt niemand hiervan verwittigd, kan de schade snel oplopen (GSM Operators’ Forum, 2007). Bij een automatisch systeem (mandown, camera bewaking, regelmatige oproepen van buitenaf, GPS- tracking, zenders, …) is geen actie vereist van iemand die mogelijk geen actie meer kan ondernemen. Dit halveerde bijna het aantal systemen voor verwittiging dat er bestaat. Hierin viel het op dat bijvoorbeeld de poetsdame, receptiepersoneel, familiehelpers en treinbestuurders of –controleurs wegvielen. Personen die controlerondes doen in petrochemische bedrijven beschikken volgens deze respondenten meestal wel over een automatisch systeem.

Hierin is dezelfde tendens terug te vinden als in de afspraken. Bij sommige worden er op deze automatische systemen vertrouwd (‘procedure om persoon regelmatig te bellen, wordt niet altijd gevolgd’), bij anderen worden deze ook getest (‘volledig trackingsysteem in de organisatie, zender wordt getest’). Uiteraard kan dit afhankelijk zijn van de risico’s tijdens het werk.

Aanvullend hierbij bleek dat in mijn gesprekken met preventieadviseurs heel snel het gesprek gestuurd werd naar (automatische) verwittigings- of alarmsystemen.

Hiermee is inderdaad aan de wetgeving voldaan, indien deze aangepast zijn aan de situatie. Sommige preventieadviseurs waren ook heel trots op hun systeem, maar hadden toch geen uitgewerkte risicoanalyse (toch ook verplicht door de wet). Dit gaf mij echter het gevoel dat daarmee de kous ook af was. Het leek inderdaad wel ‘uit het oog, uit het hart’. Dit trof mij om twee redenen:

 Het alarmsysteem is een schadebeperkende maatregel en dus lager in de preventiehiërarchie

 Hiermee worden vooral risico’s in het domein van arbeidsveiligheid afgedekt. De andere domeinen binnen de welzijnswet (in het bijzonder psychosociale aspecten) zijn hierbij volledig vergeten.

(27)

Opvallend is ook dat binnen de wetgeving de telefoon (of zelfs een fluitje) zou volstaan als alarmmiddel, terwijl daar een trackingsysteem enkel aanvullend is als alarmmiddel (NAVB, 2003).

Voor de twee laatste vragen wilde ik graag weten of er voornamelijk risicoanalyses worden opgemaakt na het voordoen van een incident. Hieruit bleek het volgende:

Ja incident, ja risicoanalyse 5 Neen incident, ja risicoanalyse 4 Ja incident, neen risicoanalyse 5 Neen incident, neen risicoanalyse 4

Tabel 2. Analyse van de laatste twee vragen in de bevraging van preventieadviseurs en leidinggevenden van afgezonderd tewerkgestelde werknemers: zijn er vooral incidenten bij bedrijven die geen risicoanalyse hebben?7

Het is in zekere zin een geruststelling dat er bijna evenveel bedrijven zijn die een risico- analyse hebben zonder dat er zich een incident heeft voorgedaan als dat er zijn die twee keer ja hebben geantwoord. Het is dus niet zo dat er vooral bedrijven zijn met een risicoanalyse indien er zich reeds een incident voordeed. Tegelijk is het jammer dat er ook bedrijven zijn waar zelfs het incident geen aanleiding gaf tot het opzetten van een risicoanalyse.

In mijn vragenlijst vroeg ik ook welke noodsituaties zich kunnen voordoen tijdens het werk en of de afgezonderd werker hier een specifieke, reddende rol in speelt. Hierop kreeg ik echter voornamelijk onduidelijke antwoorden. Bij sommige werknemers is dit de taak (4 respondenten expliciet ‘ja’). Bij één werknemer was dit niet de taak, maar door zijn vlugge melding in het verleden werd reeds erger (brand) voorkomen. Belangrijker, en vergeten door mij in mijn indicatieve vragenlijst, is of de werknemer ook verwittigd wordt bij noodsituaties (brand, rookontwikkeling, lekkage, evacuatie, …). Van één respondent (die overigens de vragenlijst niet invulde voor de rest) gaf dit zelf aan: ‘Er dient voor gezorgd te worden dat noodsignalen hoorbaar zijn op plaatsen waar alleenwerkers zich kunnen bevinden en/of er een pr$ocedure bestaat waarbij deze mensen actief mee geëvacueerd worden zo nodig’8. Uiteraard is dit een zeer valabele opmerking.

7 Hierin zijn enkel de gegevens verwerkt van wie ‘ja’ of ‘neen’ antwoordde op de vraag of er een risicoanalyse bestond (uitsluiting van ‘onduidelijk’).

8 Reactie Gratia Wullepit op LinkedIn, arbeidsgeneesheer Mediwet

(28)

5.3.1.3. Conclusie

Ik voeg een korte conclusie toe uit deze bevraging van preventieadviseurs:

 Afgezonderd tewerkgestelde werknemers komen in een veelheid aan bedrijven en types werk voor.

 Een grote meerderheid heeft een systeem waarmee de afgezonderd tewerkgestelde werknemers iemand kan verwittigen. De preventieadviseurs zelf lijken vaak naar deze methode te verwijzen. Het is ook iets dat verplicht wordt door de wetgeving.

 Voor slechts de helft van de werknemers uit de bevraging bestaat er een uitgewerkte risicoanalyse, terwijl hieruit net zou moeten blijken of het gevaarlijk werk is en of risico’s kunnen verminderd worden. Bovendien is ook dit een wettelijke verplichting.

 Bijna iedereen heeft afspraken gemaakt met de werknemers.

5.3.2. Afgezonderd tewerkgestelde werknemers

Naast de preventieadviseurs en leidinggevenden is het ook belangrijk om nu reeds te kijken naar de mensen die de job alleen ook effectief uitvoeren. Hiervoor verspreidde ik een aangepaste versie van de vragenlijst voor preventieadviseurs en leidinggevenden op dezelfde manier, waarop ik jammer genoeg maar één reactie kreeg. Verder bevroeg ik een aantal conciërges in de provincie zelf. Wat waren hier de resultaten:

 alle afgezonderd tewerkgestelden verwezen naar het bestaan van regels, formele of informele. Tegelijk gaven ze aan dat deze regels onvoldoende waren om alle gevaarlijke situaties te voorkomen.

 De manier om te verwittigen die zij aanhalen is telefonisch (gsm)

 Bepaalde taken zouden onder ‘gevaarlijke omstandigheden’ kunnen vallen, zoals bv.

een avond/nachtcontrole bij dieren, met beperkte verlichting over een groot terrein.

Toch worden deze afgezonderd uitgevoerd.

 De psychosociale aspecten spelen een grote rol bij deze afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Zo ontving ik onder andere volgende reacties:

o ‘ik ben waardeloos voor de werkgever, ik krijg geen respect van hem’

o ‘er zijn risico’s op vlak van gezondheid & vermoeidheid’

o ‘naar aanleiding van inbraken is het hele domein afgesloten met poorten, er zijn camera’s geïnstalleerd, dit doet veel’!

(29)

 Geen van de bevraagde mensen had weet van een risicoanalyse die voor hun functie of taken gemaakt was.

 Als ik hen expliciet vroeg naar bepaalde gedachten of gevoelens die ze hebben bij hun werk, bleven ze vrij oppervlakkig (‘is mijn job’, ‘sta er niet bij stil’), maar tegelijk gaven ze ook aan dat er heel wat vermoeidheid en slaaptekort bij komen kijken.

Interessant is het verschil met de reactie van de preventieadviseurs. Hoewel de steekproef heel klein is en het niet om dezelfde bedrijven gaat, lijkt het toch dat er veel gedaan wordt voor mensen die er zelf geen weet van hebben (zoals afspraken en risicoanalyse).

Tegelijk weet ook de leidinggevende of de preventieadviseur vaak niet wat de afgezonderd tewerkgestelde doet en vinden de afgezonderde werknemers de afspraken ontoereikend. Het is belangrijk om de dingen die je doet ook te controleren op hun effect en resultaat bij de mensen die het moeten doen.

Hieruit valt op zijn minst te onthouden dat je met de mensen die de job echt uitvoeren moet gaan praten, om te weten wat de job inhoudt.

5.3.4. Goede praktijken

Bij de zoektocht naar goede praktijk binnen bedrijven vond ik drie bedrijven waarbij een preventieadviseur in opleiding een werk, gelijkaardig aan dit, maakte binnen zijn bedrijf: bij Gyproc NV, bij de nucleaire productie Zone Doel van Electrabel en bij de brouwerij Alken- Maes. Hieronder overloop ik kort hun inzichten en conclusies, zodat ik deze kan gebruiken voor mijn eigen eindwerk:

 Afgezonderd tewerkgestelde werknemers in nucleaire productie zone Doel (Verstaelen, 2003): hier werd bepaald welke taken in deze zone als ‘afgezonderd’

kunnen beschouwd worden (bv. dakconstructies zonder balustrade betreden, interventie in besloten ruimten, schakelingen in hoogspanningsposten). Er werd een veiligheidssteekkaart ontwikkeld om te bepalen of een werk in gevaarlijke omstandigheden moet uitgevoerd worden of niet. Dan moeten de gepaste maatregelen genomen worden. Ook alle taken waar een PBM van klasse II (complex ontwerp) vereist is, wordt door hen als gevaarlijk beschouwd. Het alarmmiddel dat zij voorzien voor afgezonderd tewerkgestelden in niet-gevaarlijke omstandigheden (of voor de tweede persoon) is een telefoon (vast of draagbaar) of walkie-talkie die

(30)

toekomt bij een permanent bemande plaats. De ontvanger van deze oproep moet de juiste kennis hebben om hulp te bieden.

 Afgezonderd tewerkgestelde werknemers bij Gyproc Benelux N.V. (De Ron, 2002/2003): in deze paper wordt het volledige proces beschreven van de invoering van meer aandacht in het welzijnsbeleid voor afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Ook de contacten met CPBW en hiërarchische lijn omtrent dit begrip, zijn opgenomen. De preventieadviseur maakte een functiecontrolelijst op voor alle functies waarvan reeds geweten was dat zij afgezonderd werk deden. Op basis van deze lijst wordt een risicocijfer berekend. Indien dit te hoog is, dien je extra maatregelen te nemen en een restrisico te bereken. Er werden werkinstructies opgesteld voor de afgezonderd tewerkgestelde werknemers. Gaandeweg vond deze preventieadviseur echter dat er meer functies waren waarbij afgezonderd werk kan voorkomen (of nog zouden gecreëerd worden). Ook de borging van de maatregelen werd besproken (via audits IDPBW, werkinstructies, herziening werkpostfiches, …)

 Afgezonderd tewerkgestelde werknemers in de brouwerij van Alken-Maes (Macquoi, 2003): de preventieadviseur lijstte hierbij eerst op welke afgezonderd tewerkgestelde werknemers er in de brouwerij voorkomen. Vervolgens werd bepaald welke preventiemaatregelen moeten genomen worden naar noodsituaties, alarmmiddelen, opzoeksystemen, … In zijn conclusie benadrukt de preventieadviseur nog eens dat afgezonderd werk in de eerste plaats moet vermeden worden, ofwel door de wetgeving, ofwel door aanvullende verboden door het Comité Preventie en Bescherming op het Werk.

Uit deze drie onderzoeken onthoud ik, voor mijn eigen onderzoek, enkele belangrijke opmerkingen:

 De risicoanalyse bepaalt welke maatregelen er nodig zijn. Deze risicoanalyse moet je opstellen met de persoon die het werk zelf uitvoert.

 De borging van de maatregelen is ontzettend belangrijk

 De betrokkenheid van de (rechtstreeks) leidinggevende is belangrijk

(31)

5.4. GESPREK AFGEZONDERD TEWERKGESTELDE WERKNEMER PVI

Op 15/5/2012 had ik een gesprek met Zineb Bahammou, de conciërge en afgezonderd tewerkgestelde werkneemster van het PVI. Tijdens dit gesprek overliepen we chronologisch de taken die zij tijdens de dag doet: van ’s morgens bij het afzetten van het alarm tot ’s avonds het stopzetten van haar taken. Bij alle taken waar dit mogelijk was bespraken we wat er kon misgaan (bv. ramen sluiten niet, alarm gaat niet af/op, er is nog iemand in het gebouw, sleutel breekt af, …) en wat ze dan zou doen. Ik besprak ook met haar of er reeds eens iets was gebeurd, wat ze toen gedaan had en wat het effect was.

Aanvullend bekeken we de taken die zij niet dagelijks doet, maar wel regelmatig (bv. op warme dagen luiken openzetten, onthaal bemannen bij laatavondopleiding, …)

Naast de risico’s die naar boven kwamen, waren er nog enkele belangrijke opmerkingen:

 Door de bespreking kreeg ik een beter inzicht in de taken van de conciërge. Door een eenvoudig gesprek kan er al een eerste stap gezet worden naar hoger welzijn. Door aandacht te geven aan de taken, voelt ze zich al erkend. Volgens mij is dit meer dan een vraageffect, maar een werkelijke stap naar welzijn. De erkenning van de rechtstreeks leidinggevende is erg belangrijk. Bovendien werk je zo blinde vlekken weg bij de beide partijen, zodat afspraken die zij maken beter aansluiten bij de noden en de situatie.

 Er kwamen heel wat psychosociale aspecten van het werk naar boven. Zo gaf de conciërge zelf aan dat ze altijd voorzichtiger is bij opslagplaatsen die door malafide bezoekers zouden gebruikt kunnen worden om zich te verbergen tot na de diensturen. Als zij bij haar avondronde een toilet ziet dat gesloten is, zal zij dit zeer voorzichtig benaderen.

 Reeds tijdens de bespreking vonden we maatregelen die het werk beter zouden maken. Zo wil de conciërge leren omgaan met brandbestrijdingsmiddelen. Deze gegevens werden bijgehouden voor bij de preventieve en corrigerende maatregelen.

Dit leverde mij alvast heel wat informatie voor de risicoinventarisatie.

(32)

5.5. RISICOANALYSE

Eén van de onderdelen van mijn onderzoek is het uitvoeren van een grondige en bruikbare risicoanalyse voor deze functie van afgezonderd tewerkgestelde werknemer. Met een goede risicoanalyse willen we ontdekken wat de niet-aanvaardbare risico’s zijn en welke maatregelen we moeten nemen om het welzijn te verhogen.

5.5.1. Plan van aanpak

5.5.1.1. Keuzes in risicoanalyse

Ik heb in de eerste plaats de keuze gemaakt om een risicoanalyse te maken op basis van inventarisatie, evaluatie, voorstellen van maatregelen en herinschatten van het risico. De reden voor deze keuze berust vooral in de algemeenheid van deze methode: zo leer je werken met een methode die ook voor andere situaties van toepassing is. Bovendien sluit dit aan bij wat de welzijnwet van ’96 voorschrijft: identificeren van gevaren, nader bepalen van de risico’s en evalueren van de risico’s9.

Het maken van een risicoanalyse van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer kan je op verschillende manieren doen, afhankelijk van de job die de persoon eigenlijk uitvoert. Er lijken mij twee keuzes die moet maken:

 Neem je enkel taken die tijdens het afgezonderd werken voorkomen, of neem je de hele job van de persoon?

 Neem je enkel risico’s die door het afgezonderd werken veroorzaakt worden, of neem je alle risico’s mee?

Ik heb ervoor gekozen om enkel die taken te bekijken die tijdens het afgezonderd werken kunnen voorkomen. Bij deze functie komt dit echter in grote lijnen bijna overeen met haar volledige job. Bij verschillende andere afgezonderd tewerkgestelde werknemers hoeft dit niet zo te zijn.

Daarnaast heb ik ervoor gekozen om alle risico’s mee te nemen waaraan zij is blootgesteld, niet enkel die die door het afgezonderd werken worden veroorzaakt. Volgens mij is dit altijd het beste te doen, ongeacht in welke functie ook. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.

Lopen over een losliggende mat houdt het risico van struikelen of uitschuiven in. Dagelijks

9 Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, dd 4 augustus 1996, geraadpleegd op juridat.be op 21/8/2012

(33)

lopen alle medewerkers over die mat. ’s Avonds loopt de conciërge ook nog eens – als ze alleen is – over die mat. Je kan zeggen dat dit niet verbonden is aan het afgezonderd werken en dat je dat dus niet meeneemt. Echter, de schade bij de conciërge kan, door het afgezonderd zijn, erger zijn. Ook die risico’s moeten dus meegenomen worden, ook al zijn ze niet strikt verbonden met het afgezonderd uitvoeren van een functie.

5.5.1.1.1. Bepalen van de gevaren

Bij de omschrijving van een risico heb ik telkens gekozen dit te omschrijven in drie delen:

gevaar – risico (blootstelling aan het gevaar, zoveel mogelijk met een actief werkwoord omschreven) – meest waarschijnlijke schade na de blootstelling. Deze indeling helpt om het onderscheid tussen de drie onderdelen te maken. Het helpt ook om sommige gevarendragers samen te zetten, omdat het risico of schade hetzelfde is (bv. tillen van zware lasten in plaats van tillen van emmer, tillen van machine, verzetten van materiaal).

5.5.1.1.2. Inventarisatie

Vervolgens heb ik gekozen om de inventarisatie op basis van verschillende bronnen te doen:

 Gebruiken wat er al bestaat: er bestaat reeds een risicoanalyse (op basis van de Sarier-methode) in het PVI voor de functie van schoonmaakster, zowel voor de psychosociale risico’s als de niet-psychosociale

 MUOPO: de Sarier gebruikt in sterke mate de MUOPO indeling om de omstandigheden te beoordelen. Ook ik gebruikte deze kapstok om verder risico’s te ontdekken.

 Gesprek met de conciërge: de participatieve taakanalyse die ik met de conciërge maakte, aangevuld met een vorm van ‘what if?’ vulde de inventarisatie aan.

 Gesprek met arbeidsgeneesheer: omdat bij het afgezonderd werken ook de individuele toestand van belang is, sprak ik ook met een arbeidsgeneesheer over de mogelijke risico’s. Naast het bevestigen wat ik reeds had, vulde hij voornamelijk een bestaande gezondheidstoestand aan als mogelijk risico.

 7 welzijnsdomeinen: na de voorgaande stappen startte ik nogmaals van een wit blad en probeerde opnieuw een inventarisatie te maken op basis van de 7 welzijnsdomeinen. Ook hieruit haalde ik toch nieuwe risico’s, onder andere met betrekking tot het welzijnsdomein ‘verfraaiing van de werkplaats’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

Echter zien we een opkomst van re-integratieprojecten die werk combineren met leren en persoonlijke ontwikkeling, die er wel in slagen om deze doelgroep te bereiken en te

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op