• No results found

5. ONDERZOEK

5.5. RISICOANALYSE

5.5.1. P LAN VAN AANPAK

5.5.1.1. Keuzes in risicoanalyse

Ik heb in de eerste plaats de keuze gemaakt om een risicoanalyse te maken op basis van inventarisatie, evaluatie, voorstellen van maatregelen en herinschatten van het risico. De reden voor deze keuze berust vooral in de algemeenheid van deze methode: zo leer je werken met een methode die ook voor andere situaties van toepassing is. Bovendien sluit dit aan bij wat de welzijnwet van ’96 voorschrijft: identificeren van gevaren, nader bepalen van de risico’s en evalueren van de risico’s9.

Het maken van een risicoanalyse van een afgezonderd tewerkgestelde werknemer kan je op verschillende manieren doen, afhankelijk van de job die de persoon eigenlijk uitvoert. Er lijken mij twee keuzes die moet maken:

 Neem je enkel taken die tijdens het afgezonderd werken voorkomen, of neem je de hele job van de persoon?

 Neem je enkel risico’s die door het afgezonderd werken veroorzaakt worden, of neem je alle risico’s mee?

Ik heb ervoor gekozen om enkel die taken te bekijken die tijdens het afgezonderd werken kunnen voorkomen. Bij deze functie komt dit echter in grote lijnen bijna overeen met haar volledige job. Bij verschillende andere afgezonderd tewerkgestelde werknemers hoeft dit niet zo te zijn.

Daarnaast heb ik ervoor gekozen om alle risico’s mee te nemen waaraan zij is blootgesteld, niet enkel die die door het afgezonderd werken worden veroorzaakt. Volgens mij is dit altijd het beste te doen, ongeacht in welke functie ook. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.

Lopen over een losliggende mat houdt het risico van struikelen of uitschuiven in. Dagelijks

9 Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, dd 4 augustus 1996, geraadpleegd op juridat.be op 21/8/2012

lopen alle medewerkers over die mat. ’s Avonds loopt de conciërge ook nog eens – als ze alleen is – over die mat. Je kan zeggen dat dit niet verbonden is aan het afgezonderd werken en dat je dat dus niet meeneemt. Echter, de schade bij de conciërge kan, door het afgezonderd zijn, erger zijn. Ook die risico’s moeten dus meegenomen worden, ook al zijn ze niet strikt verbonden met het afgezonderd uitvoeren van een functie.

5.5.1.1.1. Bepalen van de gevaren

Bij de omschrijving van een risico heb ik telkens gekozen dit te omschrijven in drie delen:

gevaar – risico (blootstelling aan het gevaar, zoveel mogelijk met een actief werkwoord omschreven) – meest waarschijnlijke schade na de blootstelling. Deze indeling helpt om het onderscheid tussen de drie onderdelen te maken. Het helpt ook om sommige gevarendragers samen te zetten, omdat het risico of schade hetzelfde is (bv. tillen van zware lasten in plaats van tillen van emmer, tillen van machine, verzetten van materiaal).

5.5.1.1.2. Inventarisatie

Vervolgens heb ik gekozen om de inventarisatie op basis van verschillende bronnen te doen:

 Gebruiken wat er al bestaat: er bestaat reeds een risicoanalyse (op basis van de Sarier-methode) in het PVI voor de functie van schoonmaakster, zowel voor de psychosociale risico’s als de niet-psychosociale

 MUOPO: de Sarier gebruikt in sterke mate de MUOPO indeling om de omstandigheden te beoordelen. Ook ik gebruikte deze kapstok om verder risico’s te ontdekken.

 Gesprek met de conciërge: de participatieve taakanalyse die ik met de conciërge maakte, aangevuld met een vorm van ‘what if?’ vulde de inventarisatie aan.

 Gesprek met arbeidsgeneesheer: omdat bij het afgezonderd werken ook de individuele toestand van belang is, sprak ik ook met een arbeidsgeneesheer over de mogelijke risico’s. Naast het bevestigen wat ik reeds had, vulde hij voornamelijk een bestaande gezondheidstoestand aan als mogelijk risico.

 7 welzijnsdomeinen: na de voorgaande stappen startte ik nogmaals van een wit blad en probeerde opnieuw een inventarisatie te maken op basis van de 7 welzijnsdomeinen. Ook hieruit haalde ik toch nieuwe risico’s, onder andere met betrekking tot het welzijnsdomein ‘verfraaiing van de werkplaats’.

Na de inventarisatie heb ik alle risico’s gecategoriseerd:

 Wat is de bron (van inventarisatie): Sarier, MUOPO, taakanalyse, 7 domeinen: dit helpt om achteraf te weten waar het risico werd opgemerkt.

 Wat is het niveau: organisatie, werkpost/functie, individu: om te borgen dat de risicoanalyse op de drie niveaus gebeurt.

 Op welk aspect van MUOPO heeft het betrekking: om zeker te zijn dat alle aspecten aan bod komen.

 Door welke kracht, agens of aspect van het werk wordt dit risico veroorzaakt:

menselijke kracht, zwaartekracht, fysisch, chemisch, … dit is een idee dat verder komt uit de Sarier en dat ik gebruikte zodat de risicoanalyse zou aansluiten bij de manier van werken in de provincie. Op die manier kan ze gemakkelijker vertaald worden naar andere diensten in de provincie waar met de Sarier gewerkt wordt.

 Alle psychosociale risico’s kregen een aanduiding, zodat hierop kon gefilterd worden.

Hierbij hield ik rekening met de opmerking uit mijn literatuuronderzoek dat één risico zowel een niet-psychosociale als een psychosociale component kunnen hebben (Workers’ Compensation Board, 2009).

 Alle risico’s kregen tot slot nog een volgnummer, zodat bij de maatregelen eenvoudig kan verwezen worden naar de risico’s vanwaaruit deze voortkwamen.

Deze volledige inventarisatie werd vervolgens beoordeeld door een kleine werkgroep, bestaande uit mezelf, de preventieadviseur van de interne dienst preventie & bescherming op het werk van de provincie Antwerpen die voor onze dienst bevoegd is, en de preventiemedewerker van het PVI (collega die op de dienst zelf het welzijnsbeleid vorm geeft). Hun aanvullingen zijn reeds verwerkt in het bovenstaande (bv. aansluiting bij de Sarier). Deze waren voornamelijk nuttig in het behouden van een juist perspectief en in het schrappen van een aantal risico’s die ongevaarlijk of dubbel waren.

5.5.1.1.3. Inschatting en evaluatie

Vervolgens besloot ik na overleg met de kleine werkgroep om de evaluatie op basis van een aangepaste Sarier-o-graaf te doen. Tot deze beslissing kwamen we door volgende redenen:

o Ik vond het belangrijk om in de risicoanalyse blootstelling te scheiden van ernst van de schade. Dit omdat je bij het voorstellen van preventieve &

corrigerende maatregelen en het herinschatten van het restrisico dan goed

kan zien op welke dimensie je inspeelt: het beperken van het risico (bv. door blootstelling te verkleinen) of het verkleinen van de schade.

o in deze methode bepaal je de waarschijnlijkheid niet zelf, maar op een schaal.

Je maakt een inschatting van de omstandigheden (risicoverhogende of risicoverlagende). Deze combineer je met de blootstelling om de waarschijnlijkheid te krijgen. Dagelijks blootgesteld worden aan het risico op materiaal laten vallen op je voeten, maar ook dagelijks je veiligheidsschoenen dragen, verlaagt de waarschijnlijkheid op geplette tenen al ernstig.

o Je kan zelf nog aanpassingen aanbrengen aan de logica van de Sarier-o-graaf.

Hierdoor wordt de methode van evaluatie niet meer wetenschappelijk of gevalideerd, maar indicatief. Deze bespreek ik in een afzonderlijk deel (zie verder).

Andere methodes waren ook mogelijk geweest, die aan dezelfde voorwaarden voldeden, maar er moet nu eenmaal één gekozen worden die geschikt is voor het te onderzoeken onderwerp.

Door de risico’s op te delen in psychosociale risico’s en niet-psychosociale, kon in de evaluatie ook een andere evaluatiemethode gebruikt worden. Ook hierover hebben we in de kleine werkgroep gediscussieerd. Eén van de voorstellen was om psychosociale risico’s niet via de Sarier-o-graaf te werken, maar enkel op basis van een klein onderdeel hierin, nl. de omstandigheden die via MUOPO worden beoordeeld. Ik wilde echter graag ook de psychosociale risico’s proberen zoveel mogelijk te benaderen als de niet-psychosociale.

Hiermee wil ik eigenlijk graag de psychosociale risico’s ‘demystifiëren’.

Graag licht ik deze keuze toe. Er hangt schijnbaar een zweem van mystiek rond de psychosociale risico’s: ze zijn ons onbekend of worden aanschouwd als iets heel persoonsgebonden en dus onbenaderbaar, vanuit een idee dat de schade voornamelijk bepaald wordt door persoonlijke factoren (“de ene heeft hier wel stress van, de andere niet”). Hierdoor laat men ze links liggen of worden ze anders benaderd. Tegelijk weet iedereen dat een confrontatie met agressie een traumatische ervaring kan zijn, of dat onduidelijke afspraken verwarring met zich kunnen meebrengen, net zoals je van een ladder kan vallen of je een zware last verkeerd kan tillen. Wie van de ladder valt en zwakke botten heeft, zal sneller een been breken, dan wie sterkere botten heeft. Volgens mij hoeven psychosociale risico’s niet anders benaderd te worden dan de andere en kan je ook

beoordelen op basis van de mate van blootstelling, omstandigheden en ernst van de schade of deze risico’s aanvaardbaar zijn of niet. Ik wilde graag in dit eindwerk proberen of het mogelijk is de risico’s zo te beoordelen. Ik paste wel de omschrijving van de ernst van de psychosociale risico’s aan, wat ik verder zal bespreken bij het stukje over de aangepaste Sarier-o-graaf.

De Sarier-o-graaf sluit het bepalen van het risicocijfer af met de dimensie

‘aanvaardbaarheid’. Hierbij kan je om verschillende redenen (kostprijs, betrokkenheid bij slachtoffer, geneesbaarheid, beheersbaarheid, …) nog een weging toevoegen.

De volledige evaluatie – behalve de aanvaardbaarheid – werd met de werkgroep uitgevoerd.

Vervolgens is in de werkgroep besloten deze weging te doen met de conciërge, om zo het participatieve karakter van de risicoanalyse te verhogen. Zo draagt zij niet enkel bij tot de inventarisatie, maar speelt haar blik op de zaken ook een beïnvloedende rol in het eindresultaat, zonder dat zij hiervoor alle technische stappen in de analyse moet mee volgen.

5.5.1.1.4. Aanpassing Sarier-o-graaf

De gewone Sarier-o-graaf, een methode die op het PVI in samenwerking met de externe dienst voor Preventie en Bescherming IDEWE wordt gebruikt, is een stappenplan waarbij je op verschillende dimensies telkens een score van 1 (zeer klein, donkergroen) tot 5 (zeer groot, donkerrood) moet geven. Deze worden vervolgens met een andere dimensie in een matrix vergeleken zodat je op de nieuwe dimensie een cijfer krijgt. Als je alle stappen doorloopt, kom je op het einde uit bij een risicocijfer tussen 1 en 5.

De dimensies die je normaal gezien doorloopt zijn:

 blootstellingsduur

 aantal blootgestelden

o deze geven samen de dimensie ‘blootstelling’ weer

 omstandigheden: op de verschillende aspecten van MUOPO beoordeel je of er risicoverhogende factoren zijn (bv. slechte verlichting, procedures worden niet gevolgd) of risicoverlagende (bv. gewetensvolle medewerker, PMB’s beschikbaar, opleiding gegeven). Afgezonderd werken kan voor sommige risico’s schadeverhogend zijn. Op alle aspecten van MUOPO beoordeeld krijg je één cijfer tussen 1 en 5

o De blootstelling x de omstandigheden samen uitgezet in een matrix bepalen de waarschijnlijkheid van het risico.

 Ernst van de schade: hierbij schat je de ernst op vlak van letsel, ziekte/aandoening/hinder of zelfs milieu in.

o De waarschijnlijkheid x de ernst uitgezet in een matrix bepaalt het risiconiveau.

 Aanvaardbaarheid: vervolgens kan je een correctie toevoegen door de aanvaardbaarheid te verhogen of te verlagen, afhankelijk van de procedures, kostprijs, belang van het voordeel, geneesbaarheid, betrokkenheid bij slachtoffer, …

o Aanvaardbaarheid x risiconiveau geeft het uiteindelijke risicocijfer.

Een voorbeeld van deze Sarier-o-graaf is opgenomen in bijlage 4.

Zowel in de werkgroep als in overleg met mijn promotor besloten we deze Sarier-o-graaf aan te passen zodat er een nieuwe vorm van risico-evaluatie ontstond, zowel één voor de psychosociale aspecten en één voor de niet-psychosociale aspecten.

Deze aanpassingen waren:

 in de eerste plaats werd de dimensie “aantal blootgestelden” geschrapt, aangezien het hier gaat over afgezonderd tewerkgestelde werknemers en er op het PVI maar over één persoon gaat. Indien we hier telkens de laagste score zouden geven, zou dit de dimensie blootstelling altijd nodeloos verlagen.

 Voor de niet-psychosociale risico’s werd bij het bepalen van de ernst nog een dimensie toevoegt, nl. de rol van de redding. Bij afgezonderd tewerkgestelde werknemers kan namelijk de redding van essentieel belang zijn in het bepalen van de schade. Bij sommige risico’s kan de schade erger zijn indien er een trage redding is.

Deze extra dimensie zorgt voor bijzondere aandacht voor deze risico’s. Ook in de literatuur werd aangegeven dat hier bijzondere aandacht naar moest gaan (Workers’

Compensation Board, 2009 en GSM Operators’ Forum, 2007). Visueel voorgesteld wordt de dimensie ‘ernst’ dan zo bepaald:

ERNST ROL TIJDSDUUR REDDING, indien trage interventie, …

5 5

zr

groot schade vergroot aanzienlijk, interventie onmisbaar 4 4 groot schade vergroot, interventie duidelijke impact 3 3 matig schade kan verergeren, interventie handig 2 2 klein schade kan verergeren, weinig waarschijnlijk

1 1

zr

klein geen verergering door trage interventie

1 2 3 4 5

SCHADE

1 zr kl geen werkonbekwaamheid – tijdelijke hinder, ongemak, geen verzuim 2 klein tijdelijke onbekwaamheid (< maand), langdurig niet-blijvend verzuim 3 matig tijdelijke onbekwaamheid of blijvend, blijvend ongemak, langdurig verzuim 4 groot langdurige onbekwaamheid, ernstig blijvend letsel, blijvende aandoening

5 zr

groot fatale afloop, zware invaliditeit, volledige onbekwaamheid of fatale ziekte

Figuur 1. aanpassing van de omschrijving van de ernst bij niet-psychosociale risico’s in de Sarier-o-graaf door toevoeging van de rol van de tijdsduur bij de redding.

De aangepaste Sarier-o-graaf voor niet-psychosiociale risico’s is opgenomen als bijlage nr.

4.

voor de psychosociale aspecten diende minstens de omschrijving van de ernst anders te gebeuren. Een ingrijpende aanpassing is dit niet, aangezien ook om psychosociale redenen er soms werkonbekwaamheid is (tijdelijk of zelfs blijvend). De prevalentie van burn-out en het bestaan van wedertewerkstellingsprojecten voor mensen die lange tijd uit het arbeidscircuit zijn geweest, bewijzen dit. Bij deze dimensie was het echter niet meer nodig om nog een extra dimensie ‘rol tijdsduur redding’ toe te voegen, aangezien het niet aannemelijk is dat de schade zou vergroten doordat er snel geïntervenieerd kan worden.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken: de conciërge betrapt een inbreker in het gebouw. De inbreker kan agressief worden waardoor een fysiek letsel ontstaan. Een snelle interventie van collega’s of politie of zelfs maar een sirene kan deze schade aanzienlijk beperken. Het is belangrijk om dat bij deze fysieke kant mee te nemen,

zodat er ook over de interventie wordt nagedacht. De emotionele kant (stress, trauma, angstgevoelens, …) zal echter niet op dezelfde manier aanzienlijk verkleinen door een snelle interventie. Het kan zijn dat de emotionele kant verkleint doordat je weet dat het weinig waarschijnlijk is dat er nog iets gebeurt, of dat de redding nabij is, maar dan wijzig je niet de ernst, maar wel de waarschijnlijkheid op emotionele schade.

Om de wijziging in de ernst te verduidelijken geef ik hierbij altijd de oorspronkelijke omschrijving van de ernst van het letsel weer, vervolgens de ernst van de psychosociale schade:

Cijfer Inschatting Omschrijving ernst letsel Omschrijving ernst psychosociaal

1 Zeer klein Letsel zonder

Blijvende gevoelens of gedachten, langdurige uitval, burn-out stoornis, tijdelijke verwijdering uit arbeidscircuit blootstelling eraan zorgt voor spanning ( = risico), de mogelijke schade is ‘stress’ (respons van de blootgestelde).

Het onderscheid tussen spanning en stress is te begrijpen als het onderscheid bij ergonomische aspecten tussen teveel kracht zetten en overbelasting. ‘Stress’ begrijp ik binnen dit eindwerk dus als het negatieve gevolg na het ervaren van spanning door de blootstelling aan een stressor. In dit eindwerk is er dus geen sprake van ‘positieve stress’.

‘Positieve spanning’ (die adrenaline, werkzin, … veroorzaakt, maar geen negatieve gevoelens) zou nog wel kunnen.

langdurige invaliditeit

Tabel 3. Aanpassing van de omschrijving van de ernst bij de Sarier-o-graaf bij de psychosociale risico’s.

De aangepaste Sarier-o-graaf voor psychosiociale aspecten is opgenomen als bijlage nr. 5.

5.5.1.1.5 Preventieve en corrigerende maatregelen en herinschatting restrisico

Na alle dimensies te hebben doorlopen, krijgt elk risico een cijfer. Het risicocijfer wordt ingedeeld in vijf categorieën:

 5, donderrood: onmiddellijke actie nodig, ingrijpende maatregelen

 4, rood: korte termijn actie nodig, bijkomende maatregelen

 3, geel: middellange termijn, verbetering van de bestaande maatregelen nodig

 2, groen: mits handhaving van bestaande maatregelen aanvaardbaar

 1, donkergroen: aanvaardbaar, geen maatregelen nodig.

Voor alle risico’s met een cijfer boven de 3 werden preventieve en corrigerende maatregelen voorgesteld in de werkgroep met als doel het risicocijfer minstens met één getal te doen dalen en bij voorkeur te doen dalen tot een aanvaardbaar niveau (2 of zelfs 1).

In de preventieve en corrigerende maatregelen werd in de eerste plaats gekozen om de blootstelling te verkleinen of de omstandigheden te verbeteren (risicoverlagende) en pas in de tweede plaats maatregelen te nemen die de ernst zouden verkleinen of de redding zouden verhogen (schadebeperkende maatregelen).

Vervolgens werd bijkomend voor de risico’s die bij de waarschijnlijkheid of de schade een cijfer 3, 4 of 5 hadden (maar door de andere dimensies in het risicocijfer onder de 3 scoorden) ook nog maatregelen voorgesteld. Hierbij werd het risicocijfer meestal niet meer verlaagd, maar dat wil niet zeggen dat het welzijn niet verbeterde. Tot slot werden maatregelen die bij één risico gesuggereerd werden, maar die ook op andere risico’s (zonder hoge cijfers bij waarschijnlijkheid of schade) konden verkleinen, hierbij gekopiëerd en enkele

‘quick wins’ werden toegevoegd.

Bij het herinschatten werd altijd de volledige Sarier-o-graaf terug doorlopen, zodat het duidelijk is welke dimensie door de preventieve of corrigerende maatregelen werd verlaagd.

In de tabel in bijlage is dit aangeduid door het cijfer dat na de maatregel verandert, rood te kleuren.