• No results found

- Slachtoffer (N=32) - Verdachte/dader (N=23) - Totaal (N=55) 25 (78%) 19 (82%) 44 (80%) 2 (6%) 2 (9%) 4 (7%) 5 (16%) 2 (9%) 7 (13%)

Een kleine meerderheid van de respondenten zegt dat hun deelname een effect op de zaak heeft gehad. Van de deelnemende verdachten/daders en slachtoffers zegt net iets meer dan 50% dat dit het geval is geweest, tegen ongeveer een kleine minderheid die dit niet vindt. Eenzelfde patroon (ongeveer de helft eens, ongeveer een kwart oneens) is zichtbaar in de mate waarin men zegt mee te hebben kunnen beslissen over de uitkomst. De antwoorden op deze vragen hangen sterk met elkaar samen, r=0,69 voor slachtoffers en r=0,59 voor verdachten/daders (p<0,001). Degenen die vinden dat deelname effect heeft op de zaak zeggen ook eerder dat ze mee hebben kunnen beslissen over de uitkomst.

Wel zijn de percentages lager dan het aantal dat vooraf zei te hopen door deelname een effect op de uitkomst te hebben. Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven was dit voor bijna 90% van deelnemende verdachten/daders en slachtoffers een reden om op het aanbod van bemiddeling in te gaan.

Tabel 5.12 Effect deelname op uitkomst en verloop zaak

% (geheel) Eens

% (geheel) oneens

Deelname effect op de zaak: slachtoffer (N=47) 27 (55%) 11 (23%)

Deelname effect op de zaak: verdachte/dader (N=30) 16 (53%) 4 (13%)

Mee kunnen beslissen over uitkomst: slachtoffer (N=47) 28 (60%) 11 (23%)

Mee kunnen beslissen over uitkomst: verdachte/dader (N=30) 19 (63%) 8 (27%)

De deelnemende slachtoffers is verder gevraagd hoe zij de uitkomst in een bredere zin ervaren. 48% van hen zegt dat deelname aan de bemiddeling heeft bijgedragen aan het herstel van de schade van het delict, ook al is maar in 20% van de gevallen daadwerkelijk schadevergoeding aangeboden. Een even groot percentage is overigens niet van mening dat de mediation bijdraagt aan het herstel van schade. Dit bevestigt het idee (zie Strang, 2002; Pemberton et al., 2010) dat materiële schadevergoeding niet het enige onderdeel is van het herstellen van schade in mediation. Wel blijkt er een samenhang te bestaan tussen het ontvangen van een vergoeding en de perceptie dat schade hersteld is, r=0,59 (p<0,01).

132

De deelnemende slachtoffers denken wisselend, maar eerder positief dan negatief, over de mate waarin het proces voldoende erkenning vormt van wat ze is overkomen (46% eens, 31% oneens), de vraag of het proces de verdachte/dader verantwoordelijk hield voor zijn daden (40% eens, 40% oneens) en/of het bijdraagt aan een rechtvaardige uitkomst (40%, 31% oneens). Hetzelfde geldt voor de vraag in hoeverre deelname ervoor heeft gezorgd dat de autoriteiten beter weten wat de gevolgen van het delict zijn geweest (42% eens, 29% oneens).

Eén van de meest genoemde motieven om deel te nemen was de bijdrage die dit zou kunnen leveren aan het verkleinen van de kans op recidive. Zoals uit hoofdstuk 4 bleek, was dit voor 87% van de respondenten een reden om deel te nemen. Achteraf blijkt men hierover minder optimistisch. 29% van de deelnemende slachtoffers zegt te denken dat de bemiddeling hieraan bijdraagt, tegen 44% die het hiermee oneens is.

Tot slot vindt 23% van de deelnemende slachtoffers dat het proces van bemiddeling en de uitkomst daarvan voldoende straf is voor de verdachte/dader. Een groter gedeelte, 52% is het hiermee niet eens.

Tabel 5.13 Invloed van de bemiddeling op de uitkomst (mening slachtoffers) % (geheel) eens

% (geheel) oneens

Bijdrage aan herstel van schade (N=48) 18 (48%) 19 (40%)

Autoriteiten weten beter wat de gevolgen waren (N=48) 20 (42%) 9 (29%)

Voldoende erkend wat slachtoffer is overkomen (N=48) 22 (46%) 15 (31%)

Proces hield dader verantwoordelijk voor zijn daden (N=47) 19 (40%) 19 (40%) Deelname draagt bij aan een rechtvaardige uitkomst (N=48) 19 (40%) 15 (31%) Bemiddeling draagt bij aan het voorkomen recidive dader (N=48) 14 (29%) 21 (44%)

Bemiddelingsproces en uitkomst voldoende straf (N=48) 11 (23%) 25 (52%)

Dader heeft schadevergoeding aangeboden (N=46) 9 (20%) 31 (67%)

133

De deelnemers is tot slot een oordeel gevraagd over de bemiddeling als geheel. De meeste deelnemers zijn tevreden met het verloop en de uitkomst van de bemiddeling, maar een aanzienlijke minderheid is dat niet. Uit tabel 5.14 blijkt dat ongeveer een kwart van de slachtoffers zegt (zeer) ontevreden te zijn over het verloop en uitkomst van de bemiddeling, terwijl van de verdachten/daders 17% zegt ontevreden te zijn over het verloop en 29% ontevreden te zijn over de uitkomst.

Tabel 5.14 Tevredenheid met de bemiddeling

(zeer) tevreden

neutraal (zeer) ontevreden

Onbekend

Hoe tevreden bent u over de manier waarop de bemiddeling/mediation is verlopen? - Slachtoffers (N=47) - Verdachten/daders (N=30) - Totaal (N=77) 31 (65%) 23 (76%) 54 (70%) 4 (9%) 2 (7%) 6 (8%) 12 (26%) 5 (17%) 17 (22%) - - -

Hoe tevreden bent u met de uitkomst van de bemiddeling/mediation? - Slachtoffers (N=48) - Verdachten/daders (N=31) - Totaal (N=79) 27 (56%) 19 (61%) 46 (58%) 9 (19%) - 9 (11%) 11 (23%) 9 (29%) 20 (25%) 1 (2%) 3 (10%) 4 (5%)

Naast de tevredenheid is de deelnemers gevraagd naar een rapportcijfer voor de bemiddeling. Het gemiddelde cijfer voor deelnemende slachtoffers was 6,9 en voor deelnemende verdachten/daders was dit 7,2. Iets minder dan 20% van de deelnemers zou de bemiddeling een onvoldoende geven, tegen ongeveer 60% die het een 7 of meer zou geven (zie tabel 5.15). De tevredenheid met het verloop, de uitkomst en het rapportcijfer hangen zeer sterk met elkaar samen, de correlaties bij slachtoffers en verdachten/daders zijn in alle gevallen hoger dan r=0,7.

Deze waardering komt overeen met dat deel van de slachtoffers dat de bemiddeling zou aanraden aan een slachtoffer die hetzelfde heeft meegemaakt. Op deze vraag antwoordden 29 (62%) van de respondenten dat ze dit zouden doen, tegen 8 (17%) die dit niet zou doen.

134

Slachtoffers (N=48) Verdachten/daders (N=30) Onvoldoende (rapportcijfer 1-5) 10 (21%) 4 (13%)

Voldoende (6) 13 (27%) 5 (17%)

Meer dan voldoende (7-10) 25 (52%) 21 (70%)

5.4 Psychologisch-emotionele impact van deelname

De emotionele impact van deelname is op verschillende manieren bepaald (zie ook de meer uitgebreider paragraaf 2.4 hierover). Aan deelnemende slachtoffers is een aantal stellingen voorgelegd over de impact van deelname op de verwerking, aan verdachten/daders is een lijst van Harris (2006) voorgelegd die destructieve, respectievelijk reintegratieve shaming beoogt te meten. Aan slachtoffers en verdachten/daders is verder gevraagd in hoeverre de bemiddeling heeft bijgedragen aan persoonlijke groei. Heeft men versterking van de eigen relaties ervaren door de bemiddeling? Ziet men de bemiddeling als bijdrage aan het eigen gevoel van persoonlijke kracht?

Tot slot zijn de psychologisch-emotionele constructen waarnaar in de voormeting is gevraagd in de eerste nameting herhaald. Vanwege de kleine aantallen, met name op de eerste nameting, laten we het bij een vergelijking van de gevonden gemiddelde waarden en betrouwbaarheidsintervallen.

5.4.1 Eigen visie op verwerking delict slachtoffers

Net als in de studie van Laxminarayan et al. (2013) is aan de deelnemende slachtoffers gevraagd om de door hen ervaren impact van bemiddeling op de verwerking van het delict in te schatten. Draagt het bij aan een gevoel van controle, zich beter voelen, aan vertrouwen in politie en justitie, optimisme over de toekomst en een geloof in een rechtvaardige wereld (zie ook Laxminarayan, 2012; Orth, 2002)? Schatten slachtoffers in dat de bemiddeling bijdraagt aan de verwerking?

Uit de resultaten van tabel 5.16 blijkt het gedeelte respondenten dat het (geheel) eens is met de stellingen over deze vragen steeds iets hoger te zijn dan het gedeelte dat het (geheel) oneens is: 46% vindt het bijdragen aan de verwerking, 29% niet. 40% is van mening dat bemiddeling bijdraagt aan gevoel van controle, 29% is het daar niet mee eens. 40% rapporteert dat het bijdraagt aan een beter gevoel, 33% is het daarmee oneens. 44% vindt dat het vertrouwen in politie en justitie verhoogt en 40% vindt dat het bijdraagt aan een gevoel van optimisme over de toekomst. Respectievelijk 31% en 29% is het hiermee oneens. Bemiddeling draagt bij aan geloof in een rechtvaardige wereld volgens 24%, terwijl 49% dit niet zo ervaart.

135