• No results found

Organisatie fysieke ruimte : beheer infrastructuur en toezicht en veiligheid Beheer

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 48-52)

Hoofdstuk 3. Bewonersinitiatieven: de kernvragen

3.7. Van stap tot stap: van ontmoeting tot actief buurtbeheer

3.7.3. Organisatie fysieke ruimte : beheer infrastructuur en toezicht en veiligheid Beheer

Veel extern contact Weinig externe contacten Veel interne

communicatie

Buurtbeheer op basis van hecht

bewonersnetwerk

Kleinschalige straatinitiatieven

Weinig interne communicatie

Project gedragen door professionals

Slapende/latente projecten:

●Buurtpreventie

●Telefooncirkels Illustratie

“Sociale projectontwikkelaar”

Op een WMO bijeenkomst schetst een voorzitter van een voetbalclub in een nieuwbouwwijk

de ambitieuze plannen van zijn vereniging. Bij de bouw van de wijk is er geen aandacht besteed aan het scheppen van jeugdvoorzieningen. Ongewenst hanggedrag is daar het gevolg van. Jongeren klimmen na schooltijd over de hekken van de voetbalclub om op de velden te voetballen. De voorzitter werkt aan een plan om met de inzet van vrijwilligers, professionals en het onderwijs van 10.00 uur ’s morgens tot 10.00

’s avonds open te zijn. De horeca opleiding van een ROC kan in de kantine maaltijden serveren aan ouderen in de wijk; kinderen en jongeren worden na schooltijd opgevangen door vrijwilligers en professionals. Sporten training, huiswerk maken en computeren behoren tot de mogelijkheden.

Daarmee vult de voetbalclub een gat dat door het sociaal cultureel werk niet kan worden opgevuld. Het plan sluit ook goed aan bij de nieuwe regelgeving op het gebied van naschoolse opvang. Bij het overleg met de gemeente heeft de voorzitter echter met drie wethouders en talloze diensten te maken, wat een onoverzichtelijke en stroperige situatie oplevert. Hij bepleit het aanstellen van een “sociale

projectontwikkelaar”, die met mandaat van de gemeente voortvarend en efficiënt kan werken . Zijn voorstel wordt door alle vrijwilligers met grote instemming begroet.

3.7.3. Organisatie fysieke ruimte : beheer infrastructuur en toezicht en veiligheid Beheer

Het beheer van de fysieke ruimte heeft betrekking op bemoeienis van bewoners rond de infrastructuur in de openbare ruimte en het onderhoud daarvan. Dit kan lopen van het meedenken over de inrichting van een trapveldje tot het melden van klachten met betrekking tot zwerfvuil en het maken van

onderhoudsafspraken met gemeentediensten. De meest vergaande vorm van buurtbeheer vorm een buurtbeheerbedrijf, waarin onderhoudwerkzaamheden door de overheid worden uitbesteed aan een bedrijfsvoering die haar wortels heeft in een wijk of buurt. Daarmee ontstaat ook werkgelegenheid voor bewoners die elders weinig zicht hebben op een betaalde baan.

Illustratie

Inventarisatie van achterstallig onderhoud in de buurt

Een bewonersorganisatie werkt met vier werkgroepen. Een werkgroep richt zich op de fysieke ruimte in de buurt. Een van leden inventariseert achterstallig onderhoud door systematisch per straat losliggende

stoeptegels, kapotte verkeersborden, lantaarnpalen en hekwerken, graffity en achterstallig

groenonderhoud met een digitale camera vast te leggen. Zo ontstaat een indrukwekkend boekwerk met tientallen gedocumenteerde plekken die aandacht nodig hebben. Aanvankelijk is de intentie de gehele lijst integraal op de buurtwebsite te zetten, teneinde de gemeente te pushen snel met verbeteringen te komen. Gedane klussen worden dan afgevinkt zodat alle bewoners kunnen meekijken wat is aangepakt.

De gemeente is verre van enthousiast over dit plan. Als de wijkopzichter van de gemeente toezegt de meest urgente tekorten met voorrang te gaan aanpakken, wordt afgezien van de “website controle”. In de maanden die volgen wordt duidelijkheid dat de gemeente serieus werkt aan het wegwerken van de klachten..

Op geregelde tijden stuurt de buurtbewoner vervolgens updates van de onderhoudslijst naar de gemeente. De werkwijzer blijkt effectief. Bij de wijkopzichter ontstaat respect voor de wijze waarop de buurt(bewoner) noodzakelijk onderhoud inventariseert en ‘uitonderhandeld’. Tussen opzichter en

buurtbewoner ontstaat een goede samenwerkingsrelatie waarbinnen mogelijkheden en onmogelijkheden worden besproken. Per saldo gaat de buurt er beter uitzien.

Enkele voorbeelden:

Op een plein worden bewoners in toenemende mate geconfronteerd met scooters die in volle vaart langs de huizen razen en daarbij een gevaar vormen voor spelende kinderen en ouderen. Een aantal bewoners komt in actie en maakt een plan, waarin door middel van het aanbrengen van een groenvoorziening en lage hekjes meer veiligheid wordt gecreëerd. De gemeente gaat met het plan akkoord op voorwaarde dat bewoners de groenvoorziening zelf gaan onderhouden. Deze stemmen in. In korte tijd wordt de

aanpassing gerealiseerd.

Op tal van plekken in Nederlandse gemeenten is te zien hoe actieve bewoners kleinschalig projecten van de grond tillen die een combinatie vormen van ontmoeting en organisatie van de fysieke ruimte.

Initiatiefnemers bestaan veelal uit een of enkele bewoners, die aan de slag gaan met een origineel idee.

Daarbij zijn ze aanvankelijk gebaat bij enige ondersteuning, iemand die hen wegwijst maakt in het woud van de mogelijkheden en onmogelijkheden, zonder het initiatief uit handen te nemen. Het project ‘Kan wel” van het LSA (Landelijk Samenwerkingsverband Achterstandswijken) is een goed voorbeeld van en dergelijke formule.

In meer dan 25 gemeenten is een buurtcoach actief, een locale vrijwilliger, die kleinschalige

bewonersinitiatieven ondersteunt. De waslijst projecten die dit initiatief oplevert is indrukwekkend en getuigd van een hoge mate aan originaliteit en maatwerk. 27

Illustratie:

In een stadswijk heeft de gemeente een aantal knikkertegels aangelegd, stoeptegels met een kuiltje. Een actieve bewoners constateert dat kinderen er geen gebruik van maken,omdat ze geen knikkers hebben.

Er wordt met zes vrijwilligers en iopm basis van een uitgebreid informeel netwerk een knikkermiddag georganiseerd voor buurtkinderen, waar honderd(!) kinderen op afkomen. Als prijzen zijn er knikkers te winnen.

Na deze middag zijn op tal van plekken in de wijk knikkerende kinderen op straat te zien.

Bovenstaande illustratie is een voorbeeld van een bewonersinitiatief dat veel impact heeft in een wijk en geheel gedragen kan wordt door de eigen gemeenschap. Het snelle en zichtbare succes van een dergelijke activiteit heeft een grote invloed op andere bewoners. Bij “Kan wel” worden bewoners gestimuleerd om een conceptidee direct om te zetten in een tastbare actie, waardoor hun invloed en greep in de fysieke ruimte groeit.

Toezicht

Bij toezicht in de openbare ruimte wordt een antwoord te geven op de vraag in hoeverre bewoners actief zijn in het toezicht op het veilig en vreedzaam gebruik van de openbare ruimte door alle leeftijdsgroepen. In de praktijk heeft toezicht doorgaans betrekking op overlast als gevolg van

hangjongeren, druggebruik,criminaliteit en/of prostitutie. Daarbij is de vraag of bewoners bij eventuele verstoringen in de publieke ruimte ( van geluidsoverlast tot vernielingen, van pesten tot dealen)

manieren ontwikkelen om zelf in actie komen. Om dat effectief te doen is een bewonersinitiatief nodig, als middel om de angst die individuele bewoners belemmert om actie te ondernemen, te doorbreken. Er lijkt een directe relatie te bestaan tussen de aanwezigheid van bewonersnetwerken en het melden van klachten. Actieve bewoners ‘organiseren’ klachtenmeldingen omdat ze weten dat gemeente en instellingen bij veel meldingen eerder in actie komen. Er bestaat een directe relatie tussen het melden van klachten en de aanpak daarvan.

Een veelgehoorde klacht professionals bij uit de hand gelopen overlast in buurten in is vaak: “We wisten niet dat het zo ernstig was, we hadden maar drie meldingen”.

Er zijn echter ook vormen van bewonersbeheer die verder gaan.

Een voorbeeld daarvan is de telefooncirkel. Omwonenden bellen elkaar als zij hulp of assistentie nodig hebben bij verstoringen en komen gezamenlijk naar buiten.

Soms is zelfs een telefoontje niet nodig om gezamenlijk tot actie over te gaan, zoals volgend voorbeeld laat zien.

Illustratie: citaat

“s Nachts gillen mag”

“Door de straatactiviteiten staan bewoners nu ook bij nacht en ontij voor elkaar klaar. H.R.: ‘Pas geleden zag ik midden in de nacht iemand inbreken in een auto. Ik ben toen keihard gaan gillen. Nou, binnen een mum van tijd stond de hele straat buiten. Sindsdien hebben we ook geen last meer van

27 Zie: www.kanwel.nl

inbraken.’‘Dat is een van onze afspraken. Als er wat is… gil zo hard je kunt, dan komen de buren je helpen. Dat geeft een heel veilig gevoel.’ 28

Landelijk is er weinig aandacht voor het ontwikkeling van praktijktheorie op dit gebied. Van ‘good practices’ die door bewoners zijn ontwikkeld, gaat echter een enorme stimulans uit. De boodschap is immers: ”Je hoeft niet machteloos toe te kijken, hoe het leefklimaat in jouw buurt wordt verziekt”. Het systematisch verzamelen van werkzame bewonerspraktijken als informeel leerproces in buurtbeheer noem ik: de Bewonersacademie ( zie deel II).

Bij het zoeken naar methoden om meer greep te krijgen op het vreedzaam gebruik van de openbare ruimte is het van belang dat er een realistische inschatting wordt gemaakt van de overlast of criminaliteit waartegen bewoners zich tegen willen wapenen.

Scheidt ‘facts’ en ‘feelings’. Ook een inschatting van het risico dat buurtbewoners lopen bij een

gezamenlijke aanpak is essentieel. Als het bijvoorbeeld gaat om een harde kern van criminele jongeren, die totaal niet benaderbaar is, zal grote voorzichtigheid geboden zijn. Een organisatie van bewoners werkt groepdynamisch hoe dan ook als “tegenmacht”, als front tegenover de overlastveroorzakers. Als deze wordt waargenomen als factor van betekenis, heeft deze een “normerende invloed”. Bewoners geven de grenzen aan die voor alle leeftijdsgroepen gelden en helpen mee aan het toezien op de naleving daarvan.

De in Deel II beschreven Casus : Macht en tegenmacht (bladz.) , laat een praktijkvoorbeeld zien van meerdere “technieken” die bewoners inzetten: de telefooncirkel, buurtsurveillance, praten met jongeren, bezoek aan ouders van overlastveroorzakers, het ‘breken van een groep’ en de regie nemen voor de aanhouding van de daders. De kracht van dat initiatief is gelegen in de combinatie van meerdere

‘technieken’, die werken als effectief geheel.

Tenslotte is van belang dat bij de aanpak van verstoringen in de publieke ruimte zoveel mogelijk een

‘vreedzame’ communicatie met de verstoorders gezocht wordt. Verhitte en agressieve bewoners kunnen snel voor onnodig escalatie van conflicten en wraakacties zorgen. Training van bewoners kan in dit verband zinnig zijn. Zo bestaan er een effectieve ‘Streetwise’training waarin bewoners leren om jongeren tegemoet te treden met kennis van hun straatcultuur. 29

Een belemmerende factor in het geheel is de jarenlange terughoudendheid bij de overheid ten aanzien van zelfwerkzaamheid van bewoners. Bewonersiniatieven waarbij de regie niet bij politie en justitie lag werden ontmoedigd of verboden. Buurtsurveillance door bewoners werd verward met knokploegen.

“Dat is onze taak, neem het recht niet in eigen hand…” werd bewoners te verstaan gegeven. In zo’n overheidscultuur worden werkbare initiatieven gesmoord door de bureaucratische werkwijze van gemeente en politie. De komende jaren zal – mede door een door een sterke groei van hangjeugd problematiek- op tal van plaatsen gezocht worden naar vormen van een effectief buurttoezicht.

Enkele voorbeelden.

Toezicht fysieke ruimte

Melden klachten Signalering Zelfwerkzaam-heid Samenwerking met partners

28 Citaat uit een advertentietekst in huis aan huis blad in het kader van de actie “Opzoomer Mee”, Rotterdam

29 Zie: Kaldenbach ,H, Respect!, 99 tips voor het omgaan met jongeren in de straatcultuur, Amsterdam, 2007

klachten via

Buurttoneel over overlast voor het huis van de burgemeester

Een creatieve manier om de overlast van druggebruik en prostitutie indringend duidelijk te maken werd in 1996 ontwikkeld door actievoerders in de Spijkerbuurt van Arnhem.

Een citaat:”Groot plezier beleven de bewoners aan de “tippelactie”. Op een avond trekken zij in groten getale naar de wijk waar de notabelen hun woonstede hebben, waaronder de burgemeester en een wethouder. In snelschriften worden de actievoerders opgeroepen een aantal passende attributen mee te nemen:”bierblikjes, peuken, zwartgebrand zilverfolie, vuile slipjes, panty’s, chipszakken, patatbakken, vuile tissues”. De organisatoren dragen zorg voor het aanslepen van “ spuiten, condooms, koffie en andere sfeerversterkers”. De actievoeders delen zich op in drie categorieën: een aantal rijdt als volleerde prostituanten in hun auto’s door de wijk. Ze pikken voortdurend mede actiegenotes op die als

tippelaarsters heen en weer slenteren, compleet met pruiken en minirok. Door de geopende ramen van hun auto’s klinken de zware bassen van house muziek, condooms vliegen achteloos uit de ramen naar buiten. Semi-junks en –dealers struinen de stoepen en straten af, scheldkanonnades en vechtpartijen breken bij voortduring uit. Na afloop hebben de namaakverslaafden een spoor van bierblikjes,

patatzakjes en ander ongeregeld goed achtergelaten. Het is duidelijk dat de actievoerders zich erg goed kunnen inleven in de rustenloze wereld van verslaafden, prostituanten en dealers. Als de actie beëindigd wordt, ligt de buurt van de burgervader bezaaid met rotzooi”. 30

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 48-52)