• No results found

Breed kijken

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 142-145)

Deel III Buurtmentoren Inleiding

Hoofdstuk 9. Overdenkingen van een aanjager Inleiding

9.1. Kenmerken van een aanjager

9.1.2. Breed kijken

Het is ook mijn werk. Als jeugdonderzoeker houdt ik me bezig met de problematiek van kansarme jongeren in onze samenleving ( kansmoe is wellicht een beter woord, net zoals schoolmoe). Zie ik

hoeveel wanhoop en depressie er zit in jonge mensen die zich nauwelijks maatschappelijk staande weten te houden. In de straat- of hanggroep -soms de enige plek die een beetje ‘wij gevoel’ geeft- volgt dan na veel drank en pillen de ontlading in grensoverschrijdend gedrag. Ik ben niet zo dol op die groepen, ook omdat er codes gelden die jongeren nog meer op het verkeerde been zetten, waar de afkeer van volwassenen tastbaar is, waar geen enkel groepslid de ander openlijk durft te corrigeren. Nergens is de onderlinge pikorde groter dan aan de onderkant. De buurt heeft een verantwoordelijkheid voor haar kinderen, ook al manifesteren zij zich soms als etters. Natuurlijk ligt de primaire opvoedingstaak bij de ouders, daarna bij de school, dan de buurt en tenslotte in de ‘peer’ of leeftijdsgroep. Maar als jongeren zich afgesneden voelen en de hanggroep als enige identificatie overblijft, zijn alle problemen al in de kern aanwezig. Dan zijn we vergeten dat de jongeren in een onzekere leeftijdsfase gebaat zijn bij heldere structuren, thuis, op school, in het werk en in hun directe leefomgeving. Dan ontstaat na de eerste overlast doorgaans de afwijzing door de omgeving, waardoor nog meer verwijdering ontstaat.

Omwonenden worden bang en jeugdgroepen kunnen daar weer een (negatieve) status aan ontlenen.

Het betekent doorgaans ook het eind aan de communicatie, als die er al was. Een wederzijds isolement is het gevolg. De buurt is dan -onbewust- begonnen nog meer conflicten te veroorzaken. En zo ontstaat een vicieuze cirkel, waarin segregatie ontstaan tussen leeftijdsgroepen. Dat proces heeft mijn

professionele belangstelling, omdat ik ook veelbelovende praktijken ken waarin die patstelling wordt doorbroken en in positieve richting wordt omgebogen.

En steeds komt de vraag op wie in dat proces de eerste stap zet. Onlangs kreeg ik een namenlijst onder ogen van de professionals die zich in een wijk in Amsterdam West met veiligheid, openbare orde en leefklimaat bezig houden. Een indrukwekkend aantal beroepsbeoefenaren die vanuit diverse sectoren proberen in een wankele samenhang te werken aan een veilig leefklimaat. “En waar is de namenlijst van

74 Individuele bewoners die zwerfvuil in hun straat opruimen, zijn vaak benauwd door hun buren als “uitslover”te worden gezien en beklagen zich dat hun initiatief maar zelden gevolgd wordt door anderen.

actieve bewoners”, vroeg ik mij af. Hebben de professionals het monopolie gekregen op het product

“Veilig op straat”? Als dat zo is volgen we een heilloze weg.

9.1.3. Ambitie

Maar er is ook de nodige ambitie in mijn motieven te ontdekken.

Als onderzoeker kom ik overal en nergens, meedeinend op de korte spoedopdrachten van het onderzoeksinstituut waaraan in verbonden ben.

Werkend aan het zoveelste rapport, straatinterviews houdend met aardige, timide Marokkaanse

jongeren die geen schijn van kans hebben op de arbeidsmarkt, ondersteunend naar jongerenwerkers die in een stadsdeel zonder enige sociale samenhang jeugdproblematiek moeten aanpakken. En na de afronding van een opdracht hoor ik doorgaans niets meer. Tot de vlam weer in de pan slaat. Vaak zie ik nieuwe conflicten al op kilometers afstand aankomen en ben ik verbaasd over zoveel wishful thinking van verantwoordelijken op basis van zoveel gebrekkige informatie en halve maatregelen. In mijn werk is er nauwelijks sprake van het aangaan van een duurzame verbinding met een innovatieve praktijk. In mijn directe woonomgeving kan dat wel. Het proces speelt zich immers voor mijn voordeur af. Eén stap naar buiten en ik zit er midden in. En wat is uitdagender dan alles wat ik geleerd heb samen te laten komen in mijn eigen omgeving. Daarvoor hoef ik maar één innerlijke stap te zetten. Die stap heet committment.

Als vrijwilliger, ben ik los van opdrachtgevers, vrij om zo breed mogelijk te kijken naar alle krachten en partners die er binnen een veiligheidsproject in een buurt acteren. Omdat mijn rol niet is beperkt tot mijn professie en ik het proces vanaf het prille begin meemaak, overal met mijn neus bovenop sta, ontdek ik welke mogelijkheden er liggen binnen een team van betrokken buurtbewoners en

gecommitteerde professionals. Het is een vorm van informeel leren, dat een domein aan fijnmazige informatie en details biedt, waarin het ‘handelingsrepertoire’ van alle betrokkenen stap voor stap groeit. Mijn ambitie is om mijn ‘handelingsrepertoire’ eindelijk eens in z’n totaliteit te kunnen uittesten.

9.1.4. Ambachtelijkheid

Het buurtproject is voor mij als het afleggen van een meesterproef, zoals de ambachtslieden in de Middeleeuwen deden voordat ze zich vakman mochten noemen. Net als in mijn werk als beeldend kunstenaar wil ik als aanjager graag het ambachtelijke niveau bereiken van een brede niet

gespecialiseerde deskundigheid.

Voor veel professionals geldt tegenwoordig dat ze - net als de onderzoeker- overal maar nergens volledig mee bezig kunnen zijn. Ze krijgen geen tijd voor diepte investeringen, zijn vaak veroordeeld tot

beïnvloeding op afstand via computers en kantooroverleg. Ze zijn het slachtoffer geworden van een gespecialiseerde en gefragmenteerde ‘ timemanagement samenleving. ‘

Elk werkuur bestaat ten hoogste uit 20 minuten face to face contact en 40 minuten daarover

rapporteren aan een onzichtbare manager die het geheel weer verder moet leiden naar God weet welk hoger echelon. En niemand die het totaal overzicht heeft wat er op zich het niveau van een buurt of wijk in de breedte en diepte afspeelt. Zelfs voor wijkagenten en buurtwerkers geldt dat helaas in hoge mate.

Veel betrokken professionals die ik ken beklagen zich dat ze hun werk niet naar behoren kunnen en mogen uitvoeren. Die negatief worden afgerekend als ze teveel betrokkenheid laten zien naar hun doelgroep

Als ze in crisissituaties snel willen verwijzen, krijgen ze te horen dat de wachtlijsten gegroeid zijn, maar dat er met het aanstellen van nog meer case management gewerkt wordt aan een oplossing. Het is een vorm van collectieve waanzin waaraan onze samenleving lijdt. Een maatschappij die professionals produceert die ‘van 9 tot 5 werkers’ dreigen te worden. Die voldoen aan alle formele ‘competentie eisen’, maar onder vuur komen te liggen als ze de belangen van hun doelgroep laten prevaleren boven instellingsbelangen, of zich kritisch opstellen naar de eigen organisatie of subsidiegever. Dan krijgen ze ingepeperd dat ze voor de ‘targets’ van de eigen organisatie moeten gaan, op basis van gesegmenteerde

belangen, geleid door management dat nooit in direct contact staat met de doelgroep en alles herleidt tot een technisch beheersbaarheidproduct. Geen wonder dat je professionals krijgt die zwaar in hun vrije tijd moeten compenseren om het nog een beetje leuk te houden. Die hun passie en hartstocht vooral gaan uitleven in reizen, cultuur en sport.

En dat terwijl het werken aan samenhang in een buurt of wijk juist een uitdagend en inspirerend proces is. Dat echter voor alles één kwaliteit vraagt. Tijd.

In noem die fase ‘thee drinken, te beginnen met huisbezoek’.

Het betekent ook investeren in het zoeken naar nog bestaande buurtnetwerken, luisteren naar machteloosheid en angst, gekanker op de losbandige jeugd, de ‘vroeger was het allemaal beter CD”

beluisteren’, de machteloze woede voelen naar de ‘instanties die niets doen’.

Het begint bij een berg weerstand waar je soms niet goed van wordt, maar die een belangrijk signaal is van de wrokkige betrokkenheid, die een motor is tot verandering, mits de regie goed op het

“omslagpunt” aansluit. Onder de weerstand ligt bijna altijd de kiem tot verandering. En daar ben ik naar op zoek. Het is als het boek van een Amerikaanse auteur. Een uitgeputte en gefrustreerde man zingt in de roman de klaagzang over zijn mislukte leven, met al het zelfmedelijden dat daarbij denkbaar is. Dat verhaal vult bijna het gehele boek. Tot op de laatste bladzijde de psychiater die hem al die tijd heeft aangehoord zegt:”Goed en zullen we dan nu maar beginnen”. Dat is de meesterproef. Het meedeinen op de woelige golven en de hoogste golf gebruiken om op zoek te gaan naar een veilige haven. In dat proces heb ik wel moeten leren om uit mijn eigen weerstand te blijven. Bij mij uitte die zich soms is een te felle aanklacht tegen de instellingen die hun werk niet naar behoren doen, waarbij ik de poppetjes persoonlijk aansprakelijk ging stellen voor het falen. Dat is een brug te ver, ook omdat het contraproductief werkt.

Wie weerstand zaait zal deze oogsten. Het zet verhoudingen op scherp, versterkt weerstand en tegenwerking en leidt tot verzuring. Een en ander betekent niet dat professionals en instellingen niet direct geconfronteerd mogen worden met de kwaliteit van hun producten. Directe confrontaties in de sector welzijn, zorg en bestuur passen doorgaans niet in de beroepscultuur en zijn tot op grote hoogte

‘not done’.

Daarom zal in de confrontatie ook steeds de uitnodiging moeten zitten tot het verbeteren van de beroepspraktijk: de uitdaging. Gandhi zei het al: “veroordeel de zonde, maar niet de zondaar”. Door

‘breed te kijken’ wordt gezien dat professionals gevangen zijn geraakt in systemen die een eigen leven zijn gaan lijden, met codes en gedragsregels waarin beheersbaarheid het allesomvattende thema is geworden. Waar niet op metaniveau wordt getoetst of regels en besturingssystemen nog wel het inhoudelijke rendement opleveren en de menselijke maat hebben, die ze beogen. Er is een cultuur ontstaan van een ‘organisatie binnenwereld’ die voor een buitenstaanders niet meer te volgen is. Die een destructieve werking hebben. Zo worden op het hoogste niveau oplossingen bedacht, die worden vertaald in wet- en regelgeving, die de uitvoerende professionals de haren uit het hoofd doet trekken.

De voortdurende veranderingen in de organisatie van politie, onderwijs en jeugdhulpverlening zijn daar voorbeelden van. Het gaat daarbij niet om ambtenaren en directies die zitten te prutsen of uit hun neus te eten, maar om een systeem dat een eigen leven is gaan leiden met heel weinig verbinding met de werkvloer. In die cultuur is het ook niet vreemd dat bestuurders zich gaan ver-rijken, terwijl lagere echelons steeds verder worden uitgekleed. Aandacht voor de eigen positie, het regelen van onderlinge hiërarchische relaties en het opleggen van conformeringdruk worden kernbelangen. En deze zijn vrijwel altijd dodelijk voor het eigen initiatief, creativiteit, passie en innovatiedrift. Geen wonder consumenten cynisch worden. In het begin van het project heb ik deze maatschappelijke problematiek gebruikt om buurtbewoners op één lijn te krijgen. Door ongezouten en wat populistisch tekeer te gaan tegen wantoestanden voelen bewoners zich aangesproken. Deze ‘kort door de bocht’ stijl wordt met

herkenning begroet, temeer daar de nuancering van de professional er niet in doorklinkt. Het schept een klimaat waarin een nog ongericht gevoel ontstaat van ‘we moeten het zelf doen’. Het is echter een aanpak die maar kort werkt en snel gevolgd moet worden door constructieve voorstellen met haalbare

acties die een hoge slagingskans hebben, bij voorkeur in de vorm van een strategisch plan.

Ambachtelijkheid betekent dus ook een modus vinden in het omgaan met alle remmende

maatschappelijke factoren, zonder dat er een nieuwe tegenstelling wordt gecreëerd tussen de ‘goeden en de slechten’.

9.1.5. Spiritualiteit

Er is een golf die mij inspireert.

Het is een Japanse film. Het verhaal speelt zich af op een vuilnisbelt, waar tal van maatschappelijke randfiguren moeizaam en met veel onderlinge spanningen proberen te overleven. Pooiers en hoeren, verslaafden, kleine criminelen, werklozen en ga zo maar door.

Te midden van hen woont een oudere, wat aristocratische man, waarvan de antecedenten niet echt duidelijk zijn. Louter door zijn aanwezigheid brengt hij orde in de chaos. Hij is een leidsman, zonder daar expliciet voor gekozen te hebben. Hij is mijn held. In zijn houding zit zoveel toewijding dat het als kompas dient.

Compassie is dan ook een kernwaarde. Je huilt mee met de een en lacht met de ander en niets blijft hangen. Het is open en onbevangen staan voor wat zich in het NU aandient.

Er zit geen “egobelang” in. Het is tevens ontdekken dat ‘ik” ook mijn omgeving is, dat de grenzen niet ophouden bij mijn lichaamslaag of mijn voortuin.

Maar aan mijn voorbeeldfiguur in de film kleeft een ‘bezwaar’. Hij handelt niet intentioneel of professioneel. Hij gaat niet uit van een ‘handelingsrepertoire’. Hij Is. Er is zelfs geen sprake van

kwaliteiten die hij inzet om wie dan ook te veranderen. Hij heeft schijnbaar geen enkel belang en dient geen enkel doel. Ook neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn omgeving. Maar door te Zijn wie hij is, zie je de werking die er van hem uitgaat. Het vrijwel onmogelijk om aan die werking woorden te geven. Nu kan ik deze man natuurlijk bombarderen tot Zenmeester, maar dan wordt er weer een begrip van hem gemaakt. In strijd met alle modellen en strategieën kan ik - in hem- alleen maar de

spontaniteit zien van wat zich aandient en verdwijnt, zonder oordeel, zonder wensen of verlangens. Op die man in de film loop ik mij met al mijn cognitieve kennis, waarden, overtuigingen en intenties te pletter. Als ik in de film zou kunnen stappen, hem een interview zou afnemen, naar zijn motieven zou vragen, zou de weergave daarvan er als volgt uit kunnen zien:

I(nterviewer): “Bent u zich bewust van de grote invloed die u heeft op uw omgeving, omdat het lijkt dat u de chaos om u heen weer verbindt tot samenhang”

M(an): “Daar heb ik nog nooit zo naar gekeken, of beter zo kijk ik niet”

I: “Maar u kunt toch niet ontkennen dat u een voorbeeld bent voor anderen?”

M: “Als de ander zich herkent in mij, gaat dat moeiteloos, zoals ik mij moeiteloos in de ander herken. De zogenaamde verschillen tussen mensen zijn slechts toevalligheden, spelingen van de natuur… in alle mensen schijnt hetzelfde Licht. Bij de een mogelijk helderder dan bij de ander, maar het is hetzelfde Licht”

I: “Maar heeft u geen behoefte om op een harmonieuzere plek te wonen”

M: “Zolang we de harmonie zoeken buiten wat we Zijn zullen we eindeloos zoeken”

I: ”Maar wat is uw doel, wat beoogt u met uw verblijf op een vuilnisbelt?

M :”Er is geen doel, ik woon hier en daar is verder alles mee gezegd”

I: “”Betekent dat een ontkenning van alles dat u hier in beweging zet, ziet u niet hoe belangrijk u bent voor uw buren?”

M: “Ik woon hier en ga om met de buren. Daar is alles wel zo’n beetje mee gezegd?”

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 142-145)