• No results found

Een wisselende investering van professionals

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 127-131)

Deel II Bewoners Project Raadhoven Inleiding

Hoofdstuk 8. Tweede projectfase: 2006-najaar 2007 Inleiding

8.1. Ontwikkelingen in de Kerngroep professionals 1. Personele wisseling en continuïteit

8.1.4. Een wisselende investering van professionals

Een en ander betekent niet dat de Kerngroep bewoners over de hele linie tevreden is over het uitvoerende werk van alle partners.

Onderwijs

De actieve inbreng van de basisscholen in het project verslapt. Nu de schade aan gebouwen en schoolplein is teruggelopen, loopt blijkbaar ook de belangstelling voor het werk van actieve bewoners terug. Dit proces wordt versterkt door het vertrek van de directrice die aan de wieg stond van het project.

Wel wordt geïnvesteerd in het gaande houden van de Wijkleerling raad die is omgedoopt tot “Veilig op Straat Raad”. Na de successen van het eerste jaar en een “heldenontvangst “op het stadshuis, wordt het voor zes nieuwe leerlingen uit de groepen zeven en acht van het basisonderwijs moeilijk om de spirit er in te houden. Toch weet deze groep om in 2006 een ambitieus leerlingenonderzoek op touw te zetten over veiligheid op speelplekken in de buurt én op weg van school naar huis. Blijkens de resultaten van dit onderzoek voelt de schooljeugd zich voldoende veilig in de buurt, met uitzondering van een speelplek die dicht bij de Jop in het stadspark staat.

Commentaar

Alleen als een schooldirectie expliciet kiest om als “buurtschool” te gaan functioneren en onderwijs en accommodatie inzetten als pedagogisch instrument voor een veilige en fijne buurt voor kinderen, in samenhang met bewoners en partners, kan het basisonderwijs een doorslaggevende rol van betekenis spelen. Dat is echter wel veel gevraagd van onderwijsmensen die al de grootste moeite hebben zich binnen een woud van regelgeving en veranderingen staande te houden. In Amersfoort wordt gewerkt aan ABC scholen, de Amersfoortse variant van de Brede School. Daarin gaan meerdere basisscholen in een wijk samenwerken rond thema’s als voor en na schoolse activiteiten. Daarbij stuit de gemeente op een woud aan belemmeringen omdat basisscholen die resulteren onder meerdere levensbeschouwelijke richtingen weinig tot geen traditie hebben in samenwerking. Het tegenovergestelde is eerder het geval.

Wijkagent

Met de komst van een nieuwe, jonge wijkagent, die bij voorkeur snel met een mountainbike ter plekke is, komt er een nieuw elan. Overlast veroorzakende jongeren horen hem niet aankomen, in tegenstelling tot dienstauto’s, waarvan het geluid al op afstand wordt herkend.

In korte tijd kent deze agent de straatjongeren uit de buurt en omliggende wijken..Hij is zeer

communicatief , maar gaat ook een procesverbaal niet uit de weg. Zijn grootste beperking is echter de

geringe tijd die hij in de wijk kan doorbrengen, omdat hij ook geacht wordt algemene politietaken te vervullen én inzetbaar is voor de ME in zijn regio.

Commentaar

Uit een schatting blijkt dat de wijkagent gemiddeld 12 tot 14uur per week in Schothorst Noord actief is.

Hij heeft een bedieningsveld van rond de 6000 inwoners. Dat betekent dat er slechts 1/3 formatieplaats (0,3 FTE) beschikbaar is voor wijkgericht werk. Gezien de werkdruk veroorzaakt door echtelijke en

burenruzies, overlast en vernielingen, geweldsdelicten op straat, hangjeugd en ouderenproblematiek, zou een fulltime formatie minimaal geïndiceerd zijn. Van het beleidsstreven om in een wijk als Schothorst met 13000 inwoners twee wijkagenten in te zetten komt in de praktijk weinig terecht omdat er volgens mijn berekening sprake is van een effectieve inzet van ongeveer 0,6 FTE..

Jongerenwerk

Zoals al eerder vermeld, het jongerenwerk is het zorgenkindje van het project.

Dat is de werkers niet te verwijten, zij worden in de gehele stad als schaakstukken verplaatst van de ene naar de andere hopspot en krijgen taken in hun maag gesplitst waarop ze niet berekend zijn. Het gevolg is een extreem hoog ziekteverzuim en het vertrek van ervaren krachten. (In de herfst van 2007 zijn slechts de helft van de twaalf formatieplaatsen inzetbaar).

De teamleider van het jongerenwerk laat zich gedurende het gehele project slechts een keer zien. Hij biedt geen inhoudelijke ondersteuning aan werkwerkers die bij nacht en ontij geacht worden bij de Jop contact met de jeugd te leggen.

Doordat het jongerenwerk slecht van de grond komt wordt de communicatie van bewoners met de jeugd uit de buurt voortdurend geremd. Een voorbeeld: op het buurtfeest van Raadhoven in 2006 zijn nauwelijks “Jop jongeren”aanwezig. Dit terwijl ze hadden afgesproken een djembé uitvoering te geven, na daarvoor een workshop te hebben gevolgd. Een activiteit door de Kerngroep bewoners wordt gefinancierd.

In het najaar van 2006 keert het perspectief even met de inzet van twee nieuwe werkers en de komst van een interim manager die tijdelijk in de Regiegroep van Raadhoven zitting neemt. Binnen acht weken verschijnt er een uitgebreid overzicht van alle straatgroepen in en rond Raadhoven. Nu wordt zichtbaar welke jongeren de Jop bezoeken, hoe groepssamenstellingen eruit zien en welke jongeren risico lopen om het verkeerde pad op te gaan. Op basis van deze inventarisatie kunnen specifieke trajecten worden uitgezet bijvoorbeeld naar hulpverlening, arbeidsbemiddeling of verslavingszorg. Wat zorgen baart is een beginnende hanggroep met jonge, sterk beïnvloedbare tienermeiden die regelmatig bezoekt krijgt van een veel ouder dealertje uit een naburige wijk. Het gevaar van experimenten met drugs en seksuele

“gebruiksrelaties” ligt op de loer. Op korte termijn wordt een jongerenwerkster op deze groep gezet.

Eindelijk ontstaat bij Kerngroepleden het gevoel dat dit maatwerk het project zijn vruchten gaat

afwerpen. Als de interim manager echter na een half jaar weer vertrekt stoppen ook de rapportages over de voortgang van het werk weer.

Rond de zomer van 2007 houden beide jongerenwerkers het – om uiteenlopende redenen- ook voor gezien. Het wachten is op -een tijdelijke- vervanging.

Commentaar

Het ligt voor de hand jongerenwerkers als oorzaak van het falende jongerenwerk aan te wijzen. De oorzaak ligt eerder in de wijze waarop de gemeente en de plaatselijke welzijnsorganisatie elkaar in onmacht gevangen houden. De welzijnsorganisatie ging enkele jaren geleden failliet maar werd

financieel gered door de gemeente. Een nieuwe directie werkt weliswaar hard aan een doorstart, maar in de chaos van het verleden zijn veel ervaren krachten weggelopen. Er is sprake van een sterke

afhankelijkheidspositie ten aanzien van de gemeente, die zo sturend kan zijn, dat ik mij wel eens afvraag of werkers nog wel een eigen professionele werkinvulling mogen hebben. Onderdelen van de

welzijnsinstelling , zoals het jongerenwerk, zijn structureel niet op orde. Klaarblijkelijk wordt dit oogluikend toegestaan door de gemeente. Een immense verkwisting van menselijk kapitaal en

subsidiegelden is het gevolg. De werkers proberen er het beste van te maken, maar krijgen nauwelijks kans om duurzaam in een wijk te werken. Zij worden door hun teamleider van de ene naar de andere brand gestuurd, in de hoop de gemeente tevreden te stellen. Het is de enige situatie die mij als aanjager boos kan maken, temeer daar ik zie hoe onzorgvuldig er met veldwerkers wordt omgesprongen. En dat terwijl het beroep van jongerenwerker in de top drie staat van meest riskante beroepen in Nederland.

Gemeentediensten: “back to normal?”

Nu Raadhoven hotspot af is, komen ook aan de privileges waarbij benodigde verbeteringen en voorzieningen bij voorrang door gemeente worden gerealiseerd snel een einde.

- Het meest pijnlijk wordt dat ervaren rond een binnenplein dat incidenteel last heeft van hinderlijke hanggroepen ( zie: Hoofdstuk 5. §.5.7.2.: Isolement versus weerbaarheid). De eerste afspraken om tot een herindeling van het pleintje te komen dateren al van 2003. Keer op keer worden toezeggingen gedaan, die niet worden nagekomen. Besloten wordt de wijkmanager in te schakelen. Die wendt zijn invloed zonder direct succes aan. Actieve bewoners worden wat cynisch, maar blijven de communicatie zoeken, waar bijvoorbeeld een publiciteitsactie in een plaatselijke krant meer effect zou sorteren. De gemeente is immers uiterst gevoelig voor publieksacties die via de pers worden uitgespeeld. Maar Raadhoven is een “poldermodel” en bewoners willen de relatie met de overheid niet beschadigen. Bij een bezoek van de nieuwe wijkwethouder aan het project, eind 2007, wordt het probleem weer op de kaart gezet.

Commentaar

Een actieve bewoner gaat zich verdiepen in het onderzoek naar het waarom van de vertraging. De betreffende ambtenaar heeft veel hardere prioriteiten, zoals de planning van kunstgrasvelden in iedere wijk van Amersfoort. Een uitstekend gemeente initiatief, dat echter veel inspanning vraagt. Het pleintje in Raadhoven heeft geen hoge prioriteit. Het probleem is echter dat ambtenaren hun werkdruk,

mogelijkheden en onmogelijkheden, zelden communiceren en daardoor verwachtingen wekken die niet realistisch zijn. Aan de andere kant missen bewoners een unieke leerervaring: zij hebben de middelen om zelf iemand in te huren die hun wensen in een bestektekening inclusief begroting kan vastleggen.

Bewoners kunnen leren in plaats van “te wachten op de overheid” zelf creatief op zoek gaan naar alternatieven.

”Niet linksom, dan rechtsom”.

Bovenstaande situatie is aanleiding voor een interne discussie onder enkele bewoners over de te volgen strategie in de toekomst. Is de Kerngroep bewoners binnen het samenwerkingsmodel ingekapseld door de gemeente en betekent dat het einde van een frisse aansprekende aanpak? Aan de andere kant: “Is het pimpen van het pleintje een heftige confrontatie waard?”.

Bewoners stellen: de nadruk zal vooral moeten liggen op het realiseren van eigen plannen, waaraan ook los van partners gewerkt kan worden. De kunst is niet teveel energie te verliezen in bureaucratische confrontaties.

- Waar in het eerste projectjaar diensten op één lijn stonden door de centrale aansturing uit de top van het ambtelijk apparaat, valt ruim een jaar later te constateren dat weer veel “back to normal” is.

Diensten communiceren niet of nauwelijks onderling. Dat blijkt bijvoorbeeld als een ambtenaar Jeugdzaken die portefeuille houder is voor de projectgelden van Raadhoven, zonder enig vooroverleg besluit openstaande bedragen voor bewonersactiviteiten uit 2005 en 2006 te verrekenen met het bedrag voor 2007. Dit terwijl uitdrukkelijk was overeen- gekomen dat projectgelden die niet besteed zijn mogen worden “meegenomen” naar het volgende jaar. Het gevolg is: veel gedoe. Er wordt er een bewonersnotitie geschreven, de wijkmanager wordt ingeschakeld, de projectleiding staat op scherp en er moet overlegd worden op het stadhuis. Gevolg: binnen drie dagen wordt het besluit teruggedraaid en verruimt. Projectgelden die “open” staan mogen nu nog één jaar na de beëindiging van het project (eind

2007) worden besteed. In feite betekent dit een informele projectverlenging. Goed nieuw dus, maar het

“gedoe” had vermeden kunnen worden als betreffende ambtenaar vooraf even telefonische informatie had ingewonnen bij de wijkmanager.

- In 2006/2007 wordt stedelijk een verkeersveiligheidsplan uitgevoerd bij de basisscholen. In Raadhoven ligt het voor de hand om daar de actieve Werkgroep fysieke ruimte van de Kerngroep bewoners bij in te schakelen.

Geen ambtenaar of schoolleiding die daar aan denkt. De Werkgroep fysieke ruimte maakt vervolgens zelf een opening om haar inbreng te laten gelden.

- Eind 2007 komt een nieuwe wijkwethouder een werkbezoek brengen aan het project.

Door een aantal kerngroepleden wordt hij bijgepraat over recente ontwikkelingen.

Er is een indrukwekkende inventarisatie gemaakt van alle activiteiten van de Kenrgroep bewoners in 2007. De wethouder reageert wat afstandelijk. Het is niet iemand die zichtbaar betrokken lijkt bij bewonersinitiatieven. Bewoners vragen zich na afloop af waarom ze nog zullen investeren in dit soort

“werkbezoeken”.

Commentaar

Het werkbezoek van de wethouder lijkt geheel te staan in de “back to normal”cultuur van de gemeente.

Het werkt –onbedoeld- mee aan een kritische houding van bewoners naar een overheid, die geen continuïteit biedt in betrokkenheid en partnerschap, ook omdat met de politieke verschuivingen de bestuurders steeds wisselen. Wantrouwen en cynisme nemen toe. Een paar stappen verder en actieve bewoners gaan zich gebruikt voelen.

Opbouwwerk en projectleiding: wennen aan een nieuwe rol

Een opbouwwerker is nog geen projectleider. Een geslaagde combinatie van beide functies in één persoon is bijzonder. In de eerste projectperiode was bij de projectleiding de tendens zichtbaar om vooral uitvoerende (bewoners)taken te willen uitvoeren, in plaats van het bewaren van het overzicht en het verbinden van alle partners. Juist het opbouwwerk komt sterk in een rolverwarring terecht door de actieve inbreng van bewoners. In plaats van steeds het voortouw te willen nemen bij signalen van bewoners, gaat het er om, deze signalen zo te versterken dat bewoners zelf aan de slag gaan. Een voorbeeld: de projectleiding gaat er aanvankelijk als bijna vanzelfsprekend vanuit de

bewonersvergadering voor te zullen zitten. Een logische gedachte voor een projectleider, maar in een bewonersproject hoort leiding thuis bij een van de bewoners.

En dan is er de (vrijwillige) aanjager, die veel meer tijd kan steken in communicatie met bewoners en de projectleiding voortdurend een stap vooruit is, dan wel deze -al dan niet hinderlijk- voor de voeten loopt.

Die veel druk op de ketel zet, ook omdat hij zijn hart, zaligheid én vrije tijd in een spannend project stopt.

Van zo’n gedreven baasje kun je als welzijnswerker behoorlijk nerveus worden, zeker als hij ook nog aardig op de hoogte is van alle inhoudelijke “ins en outs” van welzijnswerk.

De nieuwe projectleiding laat zich daardoor evenwel niet afschrikken en zet vanaf de eerste dag haar tanden in het project. Ze communiceert haar vragen naar afstemming en verwachtingen van bewoners, laat dilemma’s zien, mogelijkheden en beperkingen. In korte tijd wordt ze “warm”opgenomen door de bewoners, die veel waardering hebben voor haar inbreng. In die samenwerking met bewoners worden de dilemma’s van haar beroepsrol echter steeds duidelijker.

Commentaar: Opbouwwerk aan de leiband van de gemeente ?

Opbouwwerk in Nederland dreigt steeds meer een kritiekloze uitvoerder te worden van opdrachten van gemeenten. De gemeente financiert het opbouwwerk en ambtenaren verwachten dat opbouwwerkers zich in één lijn met hun beleid opstellen. Ook als dat niet in het belang is van bewoners. Het gevaar van deze constructie is dat de wijkmanager er op den duur een “assistent uitvoerder” bij heeft, hetgeen ten koste gaat van de professionele rol van het opbouwwerk: het kiezen voor het versterken van de positie

van de meest kwetsbare groepen in een buurt of wijk, desnoods tegen het beleid van overheid en instellingen in. Trokken in de jaren zeventig van de vorige eeuw opbouwwerkers met bewoners openlijk ten strijde tegen de overheid en instanties, tegenwoordig is dat vrijwel ondenkbaar. In Amersfoort is ook zichtbaar dat de welzijnsinstelling, waaronder de opbouwwerkers vallen, - ongewild- meewerkt aan deze disciplinering, in een poging toch vooral te scoren bij de subsidiegever. De eigen professionele identiteit van het welzijnswerk wordt zo weggesaneerd, hetgeen het beroep inhoudelijk uitholt. Maar ook de inzet van het opbouwwerk in veel wijken die niet als aandachtsgebied zijn aangemerkt is teruggebracht naar 16 uur per week. Dat is net genoeg om een aantal vergaderingen bij te wonen emails bij te houden.

Project Raadhoven is mede interessant omdat al deze tendensen zichtbaar worden. Met als kernvraag:

“Als de gemeente veldwerkers zo weinig speelruimte geeft, is zij dan wel in staat deze ruimte aan actieve bewoners te geven?”

Waarom laten welzijnswerkers hun tanden niet zien? Vermoedelijk omdat ze net als iedere andere werknemer geacht worden zich te conformeren, ook al gaat dat tegen de eigen professionele

rolopvatting in. Het gevolg is doorgaans dat gedreven werkers als eerste vertrekken, een andere baan zoeken of van project naar project gaan hoppen omdat dat nog enige afwisseling en speelruimte biedt.

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 127-131)