• No results found

Macht en tegenmacht

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 108-111)

Deel II Bewoners Project Raadhoven Inleiding

Casus 1. Macht en tegenmacht

buurt.

1. Vraagstelling

Hoe kan een platform van overleg en samenwerking van buurtbewoners georganiseerd worden, waar nodig ondersteund door professionals op gebieden van veiligheid, welzijn, zorg en onderwijs, teneinde buurtbewoners vaardigheden te laten verwerven in het nemen van verantwoordelijkheid voor de vreedzame organisatie van het leefklimaat en het toezicht op de openbare ruimte, zodat alle

leeftijdsgroepen -met soms conflicterende leefstijlen- vanuit gezamenlijkheid gaan werken aan een veilig leefklimaat ?

3. Fasering

Daarbij wordt uitgegaan van de volgende fasering:

1. Het actief opsporen van buurtkader dat animo heeft om mee te werken aan de doelstelling 2. Het inventariseren van “practices” uit de buurt zelf). Daarbij gaat het zowel om effectieve

pogingen als mislukte pogingen van bewoners(groepen) om veiligheid en leefbaarheid in de eigen buurt te ontwikkelen.

3. Het bewerken van deze “practices” tot overdraagbare producten..

Daarbij is het vooral van belang de ”werkzame delen”goed te beschrijven, die voor het aanpakken van geconstateerde problemen uiterst effectief bleken

4. Het overdragen of “intrainen” van deze practices bij een kerngroep van actieve bewoners die zich wil inzetten voor een beter leefklimaat

5. De afstemming van inzet en verdeling van verantwoordelijkheid van buurtbewoners én

professionals, waardoor meerwaarde ontstaat met betrekking tot het geheel van acties gericht op het scheppen van een vreedzame buurt/wijk

6. Het inzetten van moderne communicatietechnieken als buurtwebsites als middel tot

communicatie tussen bewoners, alsmede het scheppen van mogelijkheden tot internet-toezicht van bewoners op openbare ruimte (bijvoorbeeld 24-uurs zicht op hotspots via een

videobewakingssysteem gekoppeld aan een website)

7. Het ontwikkelen van een hechte samenwerking door professionals op het gebied van welzijn/vrijetijdsbesteding, zorg, veiligheid en onderwijs, mede gevoed en gecontroleerd op effectiviteit vanuit de buurt/wijkkader van bewoners, uitgaande van de thema’s die door

buurt/wijkbewoners als het meest urgent worden ervaren. De kwaliteit van de bewonersinzet kan op deze wijze leiden tot een verhoogde kwaliteit van de inzet van de professionals, mede doordat het zicht op de achtergrond van geconstateerde problemen steeds fijnmaziger wordt.68

7.3.6 “Good practices”in Raadhoven

In deze paragraaf worden vier casussen beschreven van een bewonersinitiatief.

Aard en omvang zijn sterk versschillend. Het kan zowel gaan om een individuele actie van een beperkte omvang als om een omvattende actie van een bewonersgroep.

Casus 1. Macht en tegenmacht

68 Bron: Interne notitie over de Bewonersacademie in Raadhoven, bedoeld als kompas voor het project, Amersfoort , 2005.

In 2003 en 2004 werden een aantal bewoners van een deel van Raadhoven extreem geconfronteerd met een groeiende groep jongeren, in vaak wisselende samenstelling, die zich rond de woningen steeds extremer ging gedragen in de wijze waarop ze overlast veroorzaakten. Het hen daarop aanspreken werkte onvoldoende en gezinnen ging lijden onder de overlast die in terreur dreigde te eindigen.

Duidelijk was dat er in de communicatie naar de jongeren sprake was van een verstoring van de machtsbalans. De jongeren hadden het gevoel zeer ver te kunnen gaan en legden het verzoek tot matiging van hun gedrag ijskoud naast zich neer. Een escalatie was op handen. Toen besloot een bewoner buren en vrienden te mobiliseren om met een grote groep volwassen betreffende jongeren indringend te confronteren met hun gedrag. Daarbij werden een meerdere tactieken gebruikt, die gezamenlijk uiterst effectief bleken te zijn.

Een reconstructie.

De familie Wouters (gefingeerde naam), woont met 3 kinderen in een hoekhuis. Het huis grenst aan een fietspad dat dwars door de buurt loopt. Pal achter hun huis heeft de gemeente een klein basketbalveldje en een speelweide voor kinderen aangelegd, met daarop wat speelvoorzieningen. Het veld en

speelweide vormen een natuurlijke ontmoetingsplaats voor buurtjongeren. Midden 2003 ontwikkelde zich een hanggroep rond deze plek, die bestaat uit buurtjongeren, aangevuld met vrienden uit omliggende wijken.

De groep groeide snel in omvang, tot een formatie van meer dan 20 jongens en meiden, in de leeftijd van 15 tot 18 jaar. Het betrof hoofdzakelijk schoolgaande, autochtone jongeren.

Na schooltijd, op vrijdagmiddag en het grootste gedeelte van het weekend, van begin van de ‘middags tot etenstijd en ’s avonds van 19.00 tot na 22.30 uur verzamelt de groep zich rond het huis. Een laag metalen hekje- geplaatst als afscheiding tussen fietspad en speelwei- dient een zitplaats. Met de

formatie van de hanggroep groeit ook de overlast: veel lawaai, vooral tegen de avond als de consumptie van alcohol en wiet haar hoogtepunt bereikt, zwerfvuil op straat en een voordurende onrust bij

omwonenden wat hen te wachten staat. Het geeft de bewoners het gevoel voortdurend alert te moeten zijn, omdat er ieder moment iets onaangenaams kan gebeuren. Omwonenden krijgen in toenemende mate het gevoel dat ze niet meer veilig in hun eigen omgeving waren.

Aanvankelijk zijn de jongeren nog aanspreekbaar op de overlast die ze veroorzaakten.

Dit komt mede omdat Peter en Maria Wouters de meeste buurtjongeren bij naam en toenaam kennen:

“Je hebt ze zien opgroeien en dat scheelt wel als je met hun gaat praten. In het begin hebben we dan steeds met praten dingen proberen op te lossen”.

Een oplossing voor de overlast ligt voorhanden:

Veertig meter van de hangplek ligt een groot stadspark, met voetbalveld en bankjes, waar jongeren in relatief grote vrijheid hun tijd kunnen doorbrengen: het is een soort “gedoogplek”.

Het is voor de groep dan ook geen enkel probleem om van plek te verkassen: er is een goed alternatief op zeer korte afstand. De plek tussen de woningen vinden ze echter blijkt aantrekkelijker, dus blijven ze er.

Het begin van de escalatie vindt plaats op het moment dat Peter merkt dat hij buurtjongeren nog kan aanspreken op hun gedrag, maar dat de jongeren van buiten de buurt zich niets meer laten zeggen, brutaal worden en gaan provoceren. Ook komen er verbale bedreigingen: ”We zullen je huis slopen”,

“We breken je botten…”.

Peter is niet onder de indruk van het verbale geweld, hij laat zich niet gemakkelijk intimideren. Maar voor andere omwonenden ligt dat anders: zij voelen zich in toenemende mate bedreigd. Zo gaan buurtbewoners de groep te ontlopen door niet meer in hun tuin te zitten en eerst te kijken “of de kust veilig is” voordat ze de straat op gaan.

Daarbij wordt voelbaar dat de spanning in en rond de groep zich aan het opbouwen is. Het conflict dreigt te escaleren: “Vanaf oktober 2003 werd het grimmiger, ze lieten zich ook niet meer wegsturen… Er

gingen nu meer omwonenden – zonder dat ze dat van elkaar wisten- naar de politie bellen, omdat ze zich bedreigd voelden. Anderen willen bellen maar durven niet, uit angst voor represailles. In die periode zijn er diverse agenten langs geweest, die allen constateerden weinig te kunnen doen omdat er geen sprake was van “een heterdaad”. Om ervoor te zorgen dat de surveillerende agenten snel ter plekke zijn blijkt één methode vooral effectief: ”Je moet overdrijven als je de politie belt. Ik bel op en zeg: ”Ik ram ze nu helemaal in elkaar. Dan zijn ze er zo”. Aanvankelijk werd getracht afspraken te maken met de politie om de overlast binnen de perken te houden. Dit werkte echter niet naar behoren:

“Afspraken waren soms niet bekend op het bureau”.

Peter en Maria geven niet op, er bleef niets anders opzitten dan om steeds opnieuw naar buiten te gaan om jongeren aan te spreken op hun gedrag: “Je kon zomers niet meer buiten zitten. Het was een drankfestijn, waarbij zelfs kleine biertaps werden aangesleept. Ook werd er veel geblowd”. De ervaring van Peter was dat het geen zin had om jongeren na 21.00 uur aan te spreken, omdat ze na die tijd te dronken op te stoned waren.

In deze periode komen er tussen buren gesprekken op gang met als thema :”Wat hier gebeurt is te gek voor woorden”. Van een gezamenlijke actie is echter nog geen sprake. Het eind van de ellende was nog niet in zicht.

Dan komt rond Oud en Nieuw van 2003-2004 de lang verwachtte escalatie. Op oudejaarsdag is het pleintje de hele dag gehuld in kruitdampen. Het speelhuis van de kinderen wordt uit de grond gesloopt en moet blijkbaar als brandstapel gaan dienen. Deze wordt nog aangevuld met delen van een schutting van een buurman die niet thuis is. De politie komt af en toe, maar grijpt niet in. De nacht van Oud en Nieuw brengt Peter op de bovenste verdieping van zijn huis door:”Om mijn spullen in de gaten te houden”. Door het kabaal op straat kon hij niet meer in de huiskamer zitten. Het is een angstige en zenuwslopende situatie. De houtstapel gaat uiteindelijk in de brand en politie en brandweer verschijnen.

Hoewel Peter de daders aanwijst treed de politie ook dit keer niet op. Peter zegt tegen de agenten: ” Jullie vragen erom dat we ze zelf aan gaan pakken…” In de buurt gaat dezelfde nacht het gymnastiek lokaal in brand. Het is een van de heftigste nachten die de buurt meemaakt.

De kentering

Op Nieuwsjaardag volgt de kentering. Buurtbewoners komen naar buiten om de puinhopen op te ruimen. Er ontstaat een sfeer van: “ Nu is het genoeg geweest”. Er worden informele bijeenkomsten belegd. Buren gaan bij elkaar op de koffie om te bespreken hoe ze de problemen aan gaan pakken. Ze zijn het snel eens. In korte tijd wordt een lijst gemaakt met 16 namen en telefoonnummers van zowel

mannen als vrouwen die ’s avonds willen patrouilleren.

Het concept is even eenvoudig als effectief:

“Als wij worden bedreigd, vormen we een tegenmacht” . Daarbij wordt geen geweld gebruikt, wel de inzet van een grote groep volwassenen.

Voorlopig zal er iedere avond gesurveilleerd worden.

Bij onraad ligt er telefooncirkel klaar met alle omwonenden die opgeroepen kunnen worden om te assisteren.

Een emotionele buurtbewoner, die met een knuppel de jongeren te lijf wil gaan, wordt buiten de buurtpatrouille gehouden. Er wordt er niet

meer gepraat met de groep. Dat werkt klaarblijkelijk niet meer . Het plein wordt tot ‘no go area’, tot verboden gebied, verklaard voor de groep. Speelplekken voor

kinderen worden verboden voor 12+ jeugd.

Alle ouders van de betrokken buurtjongeren krijgen huisbezoek of een brief van de bewonersgroep en worden aangesproken op het gedrag van hun kinderen: “Dat maakte nog de meeste indruk. Jongeren schrokken zich te pletter toen ik bij ze aanbelde. Sommigen wilde de deur meteen weer dichtgooien”.

De meeste ouders reageren geschokt en beloven medewerking. “Ik heb hier huilende ouders aan de deur gehad, die niets wisten van het gedrag van hun kinderen”.

Een aantal buurtjongeren krijgt huisarrest van hun ouders.

De politie wordt op de hoogte gebracht van de nieuwe aanpak. Hoewel er bedenkingen zijn wordt toegezegd snel ter plekke zijn als er een escalatie dreigt.

Bewoners besluiten zich ook in te zetten voor een JOP of MOP (mobiele ontmoetingsplaats) voor jongeren in het nabijgelegen park.

Het ontwerpvoorstel van enkele bewoners krijgt uiteindelijk een prijs van de gemeente.

Ook wordt een voorstel aan de gemeente gedaan voor herindeling van het plein, waardoor deze minder aantrekkelijk zou worden voor hangjongeren.

Het deel van de groep die van buiten de buurt komt blijft zich echter dreigend opstellen. Ze geven hun plek niet zonder strijd of stoot op. Op 1 en 2 januari blijft het rustig. De restgroep vertoont zich niet. Dan vindt op 3 januari 2005 de beslissende confrontatie plaats tussen buurtbewoners en de leiders van de hanggroep. Zij weigeren zich te verwijderen en dreigen Peter met een mes te lijf te gaan: “We gaan je neersteken”. De politie is snel ter plaatse. Ze zijn goed voorbereid door de bewoners en komen vanuit vier toegangswegen op de groep af om hen zo de pas af te snijden. Buurtbewoners en politie sluiten de groep in. Een aantal jongeren die met geweld dreigden worden gefouilleerd op wapens. Tot verbazing van de bewoners worden ook dit keer geen jongeren meegenomen naar het bureau. Maar de aanpak blijkt effectief. Het is de laatste confrontatie tussen de groep en de bewoners. Doordat de buurtjongeren zich conformeren aan de gemaakte afspraken is het groepje van buiten de buurt zijn grootste aanhang kwijt en kiest eieren voor hun geld. Nog drie maanden lopen bewoners ‘s avonds hun rondjes. Het blijft rustig. De jongeren van buiten de buurt laten zich niet meer zien.

Een van de informele leiders heeft nog geprobeerd een nieuwe groep te formeren om terug te komen en wraak te nemen. Daar was gelukkig te weinig belangstelling voor. De aanpak heeft de contacten tussen de omwonenden versterkt. Er wordt meer gecommuniceerd, bewoners weten elkaar direct te vinden als dat nodig is.

Bij overheid en politie bestond aanvankelijk de nodige scepsis rond dit buurtinitiatief. “Het recht in eigen hand nemen”, riep aanvankelijk weerstanden op.

Nu echter blijkt dat een niet gewelddadige confrontatie vruchten heeft afgeworpen, komt er meer begrip en respect voor de strategie van familie Wouters en de omwonenden. Belangrijk in de aanpak was ongetwijfeld dat bewoners uitdrukkelijk de support van de politie eisten, maar zelf de regie in handen namen.

Commentaar

Bovenstaande casus is een goed voorbeeld van een vorm van bewonersinitiatief dat creatief en breed wordt opgezet. Het bevat vele ingrediënten voor een geslaagde aanpak van een overlastprobleem dat dreigt te escaleren: -het houden van de regie – het doorspreken van een strategie met de politie, buurtsurveillance, het bezoeken van ouders van overlastgevende jongeren én het meedenken over een alternatieve hangplek voor jongeren.

Twee jaar na de incidenten blijkt dat onderlinge contacten tussen de bewoners aanmerkelijk zijn gegroeid door de gezamenlijke actie. Bewoners staan sterker omdat ze weten altijd een beroep op elkaar te kunnen doen.

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 108-111)