• No results found

Binnen- en buitengesloten zijn

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 163-169)

Deel III Buurtmentoren Inleiding

Hoofdstuk 9. Overdenkingen van een aanjager Inleiding

E. Binnen- en buitengesloten zijn

Een andere variant van groepsdynamisch kijken is zicht krijgen op processen van “binnen- en buitengesloten zijn”. De socioloog Elias85, schreef daar over in andere termen: de gevestigden en de buitenstanders. De sociaal economische kwetsbare buurten waar ik als jonge onderzoeker begon, hadden één basiskenmerk gemeen: er woonden gezinnen die zich maatschappelijk buitengesloten voelden: geen werk, te kleine huisvesting , een laag inkomen, gebrekkige opleidingen, aantoonbaar slechte voeding en gezondheid en vooral de reproductie van kansarmoede door de generaties heen. De psychische pijn van die vorm van maatschappelijk buitengesloten zijn is onvoldoende onderzocht.

Tijdens mijn studie ontdekte ik maar één boek van een Duitse psychiater dat daar expliciet over

handelde en dat nog steeds actueel is86. De psychische schade, ook in de vorm van het ‘doorgeefluik van geweld en agressie’, die dit systeem reproduceert, liep altijd via lijnen van ‘sterk naar zwak’.

Machogedrag was voorwaarde om te kunnen overleven. Kwetsbaarheid stond gelijk aan ‘altijd het haasje zijn’. Het is geen wonder dat het aantal gevallen van machtsmisbruik in de vorm van geweldsdelicten en vuurwapenincidenten, geweld in huiselijke kring tegen vrouwen en kinderen, incest en verborgen of ontkende homoseksualiteit in deze buurten hoog was. Het is ook opvallend dat het welzijnswerk, dat in

84 Saul Alinsky, Dat hoef je niet te nemen, Bert Bakker, Den Haag, 1974

85 Norbert Elias, De Gevestigden en de buitenstaanders, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1976

86 Horst Richter: De groep, Het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen, 1978

deze buurten zwaar oververtegenwoordigd was, deze problematiek maar incidenteel constateerde, temeer daar ze er geen enkel antwoord op had en de problemen binnen de gemeenschap vrijwel onbespreekbaar waren.

Mijn eerste schokkende ervaring was destijds het bijwonen van een door de jeugd gekozen film in een jongerencentrum in een van de buurten. Het betrof een realistische gemaakte horrorfilm waarin vrouwen door vampiers met slagersmessen werden opengesneden, zoals dat in een slachthuis met koeien en varkens gebeurd. Bij iedere scène, waarin een slachtoffer geript werd, werd er luid gejuicht en geklapt in het zaaltje. Kortom een ‘superfilm’, waarbij ik met afschuw, zowel naar het witte doek als het publiek zat te kijken. Voor mij was het een indicatie voor de psychische pijn, woede en agressie die er in veel jonge mensen zat.

Dit geschreven hebbende lees ik op teletekst dat veel Marokkaanse en Turkse jongeren in Amsterdam zich anno 2007 ontworteld voelen. Zij hebben buiten hun eigen groep geen of nauwelijks contacten met andere Amsterdammers.

Het verhaal herhaalt zich, alleen de schaal waarop het zich voordoet is explosief gegroeid. Niet lang daarna komt de regering met het plan 400 miljoen euro te stoppen in de bestrijding van het radicalisme in Nederland. Dat is heel prettig voor de talloze professionals en adviesbureaus die zich de komende jaren weer verzekerd weten van een dik belegde boterham.

9.3.9. Kunnen netwerken

“Ik wil het cement tussen de stenen zijn”, hoorde ik een aanjager onlangs zeggen. Niets in hem heeft behoefte om zich centraal op te stellen in een bewonersgroep.

Zijn gave is zich eerder onzichtbaar te maken in de wijze waarop hij verbindingen weet te maken tussen bewoners onderling en bewoners en instellingen en overheid.

Netwerkers zijn onmisbaar in bewonersprojecten. Voor veel bewoners geldt dat de complexe structuur en werkwijze van overheid en organisaties een te hoge drempel heeft opgeworpen om dat circuit in te gaan. Van belang is niet alleen om rond concrete thema’s precies te weten waar je terecht kunt en waar je betrokken professionals kunt vinden, maar ook de bereidheid je te verdiept in de interne

“managementlogica” van organisaties, die voor een leek van verre van logisch zijn. Als die werking bekend is, kan er gebruikt van gemaakt van worden gemaakt. Het zicht hebben van de machtswerking binnen een gemeente kan bepalend zijn voor de slagingskans van een aanvraag van bewoners.

Door bijvoorbeeld nauw aan te sluiten bij een politieke stokpaardje van een wethouder, of eerst een lobby bij politieke partijen in gemeenteraad in te zetten kan een tegenwerkende gemeentedienst

‘omgaan’. Netwerkers hebben een lange adem, zijn geduldig en weten de juiste toon te vinden in overlegsituaties met professionals.

De ‘hogeschool van het netwerken’ is sterk gebaat bij rugdekkers, professionals die hoog in hun organisatie zitten en vanuit een persoonlijk committment hun invloed aanwenden om

bewonersinitiatieven te ondersteunen.

9.3.10. Doorzettingsvermogen hebben

Voor een innovatief project zitten acht partners om de tafel uit uiteenlopende sectoren als welzijn, zorg, bouwprojectontwikkeling, aannemerswereld en architectuur.

De gemeente ontbreekt ondanks talloze telefonische gesprekken en emails.

Ambtenaren staat ogenschijnlijk positief ten opzichte van het initiatief, maar schuiven de bal door naar een collega. De partners in het project zijn van mening dat zonder de participatie van de gemeente het geen zin heeft het project te starten.

Ik ga op zoek naar het juiste afdelingshoofd.

Een telefoontje naar de afdelingssecretaresse brengt mij niet verder . Het is voor haar niet duidelijk onder welke sector het project valt. Vervolgens ga ik op de gemeentelijke website onderzoeken hoe de

dienst met de verschillende sectoren eruit ziet. Ik verdwaal in de website en haal uiteindelijk via de vacaturesite globale gegevens naar boven, evenwel zonder direct de juiste contactpersoon te vinden.

Deze hele operatie duurt meer dan anderhalf uur.

9.3.11. Relativeringsvermogen hebben

Het hebben van relativeringsvermogen is een absolute vereiste om het als aanjager langere tijd vol te kunnen houden. Buurtbewoners hebben niets aan ‘heftige standjes’ die binnen de kortste tijd

opbranden of gedesillusioneerd afhaken. En het werk moet wel leuk blijven. Ook heeft het geen enkele zin om van basiswerk een strijd van leven op dood te maken. Natuurlijk is de verontwaardiging groot als je ziet hoeveel energie en geld er wordt verkwist aan projecten die nauwelijks effect sorteren. Als je ontdekt dat vrijwilligerswerk, participatie, sociale cohesie en eigen verantwoordelijkheid ‘hot items’ zijn, maar dat als buurtbewoners invloed willen op vitale leefgebieden het stil wordt.

9.3.12. Plezier hebben

Binnen een bewonersnetwerk is het hebben van plezier essentieel.

Bijna niemand vergadert voor zijn lol. Het is de kunst om steeds te zoeken naar vormen van buurtbeheer die met humor en kameraadschap kunnen worden gecombineerd.

Illustratie

Tijdens een bedankavond voor vrijwilligers worden ook de actieve bewoners van project waarvan ik aanjager ben uitgenodigd. In een goed gevulde zaal zitten wij aan een grote tafel en hebben de hele avond de grootste lol. Het lijkt wel een schoolreisje. Er hoeft niet vergaderd te worden, we drinken pils en hebben geen enkele behoefte over ons buurtproject te praten.

Op dat moment valt me het contrast op met andere tafels waar wijkvrijwilligers wat stroef met elkaar in contact zijn.

9.3.13 Synchroniteit

Wie verder kijkt dan de reikwijdte van het eigen initiatief ontdekt dat in het denken en handelen van mensen op andere plekken gelijksoortige aandachtsvelden opkomen. De boekdrukkunst werd bijna gelijktijdig op meerdere plekken uitgevonden, ook al ging één persoon met de eer strijken.

Experimenten met ratten die worden uitgevoerd in de USA, waarbij ze door training een nieuw kunstje wordt geleerd, zijn binnen korte tijd ook bekend bij een controlegroep ratten in Engeland, die niet getraind zijn. Dit verschijnsel roept vragen over de werking van de hersenen en de wijze waarop overdracht van informatie, buiten de ons bekende kanalen plaats vindt. De kunst om gebruik te maken van dit soort hoge communicatieve verbindingen is nog maar beperkt in beeld gebracht. De relevantie van de ‘synchroniteit’ betekent dat er op meerdere plaatsen in Nederland burgers bezig zijn om vormen gemeenschapszin te ontwikkelen, die -zonder dat deze via de gebruikelijke media gecommuniceerd worden- van invloed zijn op het denken en handelen van anderen. “You never walk alone” zou ik willen zeggen tegen aanjagers en voorbeeldfiguren die zich soms vermoeid afvragen waar ze in Godsnaam mee bezig zijn.

9.4. Valkuilen

Bij de beschrijving van de kwaliteiten van de aanjager in het voorgaande deel werden al enkele schaduwkanten tegen het licht gehouden.

Kwaliteiten en valkuilen liggen soms direct in verlengde van elkaar.

In het laatste deel van de dagboekaantekeningen zet ik de belangrijkste valkuilen voor een aanjager die ik in mijn eigen praktijk ben tegengekomen op een rijtje.

9.4.1. Machtsmisbruik

Wie langdurig in strijd is met een sterke opponent, zal na verloop kunnen constateren dat de eigenschappen of werkingen van de tegenstander die het sterkst worden afgekeurd, op den duur dreigen te worden overgenomen. Dat lijkt een vreemd gegeven. Het is echter een logisch proces. Wie macht wil bevechten, gaat waarschijnlijk macht verzamelen om zijn tegenstanders te kunnen bestrijden.

In het schaakspel dat zo ontstaat worden technieken en werkwijzen van de tegenstander overgenomen.

Op dat moment zit je gevangen in het web van de machtswerkingen. Macht brengt alleen maar macht voort, woede brengt alleen maar woede voort.

De kunst is om kracht te bundelen en je niet te laten verleiden om met woede in het hart te strijd aan te gaan. “Ik ken maar één manier om een activist te zijn die kan doordringen tot het menselijk ras, en dat is door feiten te geven, eerlijk te zijn en vanuit je eigen ervaringen te vertellen en onvoorwaardelijk lief te hebben” 87

Illustratie: machtswerking

Tijdens mijn studie sociologie begin jaren zeventig van de vorige eeuw, was het proces van

democratisering van het onderwijs op een hoogtepunt gekomen. Op de faculteit waar ik studeerde hadden Marxistische studenten veel macht veroverd. In hun strijd tegen machtsstructuren in de

samenleving, die de arbeidersklasse onderdrukten, was het vormen van een tegenmacht een natuurlijke strategie. En werden onbewust alle kenmerken van de tegenstander overgenomen: arrogantie,

ideologische kretologie, manipulatie en autoritair gedrag. De wereld bestond uit twee categorieën : Marxisten en niet-Marxisten. Dat denken was hen vertrouwd, omdat veel hen streng Protestants Christelijk opgevoed waren en in hun jeugd al ondergedompeld werden in een’ gevestigenden buitenstaanders cultuur’.

Als “ niet Marxistische” onderzoekers, hadden we als team dan ook te maken met de acceptatie of verwerping door Marxistische collega’s en studenten. En die moesten eerst hun houding bepalen. Dat was lastig, want wij werkten wel nadrukkelijk met ‘hun doelgroep’, de arbeiders. Aanvankelijk werden we genegeerd, werden we zelfs nauwelijks gegroet in de kantine. Tot op een dag iedere Marxist ons

vriendelijk ging groeten. Bij navraag bleek dat tijdens een besloten bijeenkomst was bepaald dat ons onderzoekswerk zich “positief verhield tot de klassentijd”.

9.4.2. Denken dat de ander uitsluit

Bovenstaande illustratie geeft aan dat het niet zozeer gaat om individuele keuzes, maar om systemen die leidend zijn voor het handelen. Het kunnen aanwijzen van de veroorzakers van maatschappelijke ellende is prettig, want het geeft houvast. Het is beter om te zien dat mensen verstrikt raken binnen complexe systemen en structuren die vervreemdend werken en te onderzoeken hoe je daar zoveel mogelijk buiten kunt blijven. In mijn optiek dreigen alle mensen gevangen te worden binnen ontwortelende

maatschappelijke structuren. Het ‘kiezen’ voor individualisatie als compensatiemechanisme is daar een gevolg van. Je probeert het privé zo prettig mogelijk te maken en kijkt niet meer verder dan de voortuin.

Onze naaste, die we als peuter als onlosmakelijk deel van onszelf zagen, wordt een verre buur. Onze zogenaamde vrijheid beperkt zich uiteindelijk tussen het kiezen van een SUV of een spacewagon, in een prijsklasse die direct is gekoppeld is aan onze maatschappelijke klasse. Het consumeren is daarmee vooral dé manier geworden om maatschappelijk status én integratie te communiceren. Daarom zijn we ook niet wezenlijk geïnteresseerd in de kwaliteit van consumptiegoederen. Het gevolg is een

samenleving die nauwelijks informatie biedt over de kwaliteit van samen leven. Daarom is het moeilijk om binnen een buurt met uiteenlopende bevolking- en leeftijdsgroepen samen te werken aan een kwalitatief goed leefklimaat. Eerst moeten er oude overtuigingen en uitsluitings-mechanismen worden opgeruimd. Bij voorbeeld ten aanzien van Nieuwe Nederlanders, sociaal-economisch kwetsbare

87 Byron Katie, Katie’s Tao. Duizend namen voor vreugde, Amsterdam, 2007

gezinnen of overlast veroorzakende jongeren. De kunst is om vanuit de eigen kracht te werken. Om maatschappelijke woede op een constructieve wijze in te zetten in ‘empowerment’ en een geweldloze dialoog. Bij het organiseren van een basisbeweging ontkom je aanvankelijk niet aan het scheppen van een ‘gemeenschappelijke vijand’, als noodzakelijke stap om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen.

Die ‘vijand’ is immers volop aanwezig in de hoofden van de mensen en manifesteert zich in de veel genoemde ‘kloof tussen politiek en burgerij’. De weerstand en boosheid die de vijand oproept is de eerste brandstoftank van de raket die gelanceerd moet worden. Het is echter zaak om dit proces niet te cultiveren, het te zien als een noodzakelijke methodische stap, die weer snel weer kan worden

losgelaten. Essentieel is immers om uit te gaan van de kracht en deskundigheid van de eigen

gemeenschap en te bouwen aan positieve waarden. Als bewonersgroep presenteer je in het klein de blauwdruk van de wijze waarop mensen met elkaar kunnen samenleven als gemeenschap. De kracht die daarvan kan uitgaan is ‘revolutionair’, omdat ze een inkijk geeft op een andere maatschappelijke orde waarin broederschap tussen alle mensen ongeacht sekse, leeftijd, etnische achtergrond of geloofcentraal staat. Dat is ‘empowerment’, die ook kan doorwerken op andere maatschappelijke gebieden.

9.4.3. Solisme

Wellicht het grootste gevaar dat een aanjager bedreigt is solisme en het zich te ver voor de groep uit te bewegen. Voor de aanjager moet het ‘langzaamste groepslid’ interessant zijn, omdat deze het tempo aangeeft van het proces van gezamenlijkheid, zonder uitsluitingmechanismen. Als de aanjager wordt gezien als onmisbaar zit deze waarschijnlijk al met beide benen in het moeras van het solisme. En als er ook nog sprake is van een groot ego dat hoofdzakelijk gericht is op het zien van de eigen kennis en macht, is de grootste bom al gelegd onder een basisinitiatief. De kunst van het aanjager zijn is het voortdurend doorgeven van kennis en deskundigheid.

Praktisch zijn er een paar aanbevelingen te noemen om jezelf te beschermen tegen het gevaar van een te sterk solisme:

● Stel het eigen functioneren zowel formeel als informeel regelmatig ter discussie. Durf feedback te vragen.

● Niet handelen: ‘Woe Wei’. Houd je mond eens als er taken in een team moeten worden verdeeld. Kijk wat er gebeurt, wie welk initiatief neemt. Versterk die tendensen en denk niet steeds : “Shit, dat kan ik beter zelf doen, want zo komt er natuurlijk niets van terecht”. Vertrouw op de deskundigheid van de mensen om je heen. Biedt ondersteuning aan, maar neem het werk niet over.

● Kijk eens op non-verbaal niveau in een basisgroep of alle ogen met grote regelmaat vragend op jou gericht zijn, zeker als het gaat om moeilijke thema’s. Als dit een systematisch patroon blijkt te zijn…heb je een probleem, omdat jouw functioneren de ontwikkeling van onderlinge relaties en deskundigheid schijnbaar in de weg staat. Jouw functioneren houdt mensen dan gevangen in de afhankelijkheid van het

‘niet weten’.

● Vraag je steeds af hoe je snel en goed taken kunt overdragen of doorgeven.

● Durf met humor over jezelf, jouw gedrevenheid en jouw ‘zwakke plekken’ te praten. Je bent nu eenmaal een doordrammer, een vechter, neuroot of vurige ram, die graag in de aandacht staat en door soms door muren heen wil gaan. Daar is niets mis mee. Laat maar zien dat je ook in staat bent jouw inbreng te relativeren.

● Organiseer het basisprincipe van ‘informeel leren’: kies bij voorkeur vanaf de eerste dag een maatje of pupil, die jonger en onervarener is dan jij, maar die dezelfde gretigheid en passie heeft. Betrek hem of haar zoveel mogelijk bij alle stappen die je zet. Ga er vanuit dat dit maatje jouw werk binnen twee jaar gaat overnemen. Investeer in dit contact, laat het vriendschap worden.

In veel basisorganisaties in de U.S.A. is dit mentorsysteem tot de kern van het wijkwerk verheven. Iedere vrijwilliger die zich inzet voor een gemeenschap, kiest direct een pupil, die meeloopt met alle stappen

die gezet worden. Het levert een hecht, goed getraind en duurzaam kader op en voorkomt dat mensen onmisbaar worden.

9.4.4. Misbruikt worden

Zeker bij een project dat een succesvolle start heeft liggen tal van gevaren op de loer.

Media, politiek, en organisaties zijn er als de kippen bij om het succes mee te vieren en waar mogelijk over te nemen. Hier geldt het mechanisme in het klein dat ook bij mediahype’s te zien is. Nadat iemand is doodgeknuffeld, heilig is verklaard of de heldenstatus heeft verworven slaat de balans om in een negatieve richting. Wees daarom terughoudend in het zoeken van publiciteit. Werk bij voorkeur met betrouwbare, niet op sensatie gerichte media of werk met vaste journalisten. Let op dat een

overenthousiaste welzijnsorganisatie de regie van het project niet overneemt of dat een politicus het project te nadrukkelijk gaat omarmen voor electoraal gewin.

En…als je je toch wil laten gebruiken, spreek dan vooraf een goede prijs af, net zoals in de prostitutie.

9.5. Valkuilen in het contact tussen professional en vrijwilliger

Het is Oud en Nieuw en steenkoud. Acht buurtbewoners treffen elkaar rond een schoolplein van drie basisscholen, waar in voorgaande jaren door baldadige buurtjongeren voor kapitalen aan vernielingen zijn aangericht. In kleine groepjes worden er rondes gelopen, handen geschud met jongeren en volwassenen. Met uitzondering van de wijkagent, die langs komt en blij is met deze “assistentie” zitten alle overige buurtprofessionals thuis met een glas wijn en oliebollen. Zij horen pas na hun vakantie dat er dit jaar geen enkele schade aan het plein en de scholen was. Daar is niets mis mee, het is hun woonbuurt niet. Ze hebben echter er wel alles aan gedaan om de buurtsurveillance zoveel mogelijk te ondersteunen bij het maken van een veiligheidsplan en zijn vol lof over de inzet van de vrijwilligers. De directeur van een basisschool stelt een vergaderruimte ter beschikking en draagt zorg voor koffie en thee. De

wijkmanager van de Gemeente zorgt dat er bij voorrang een mobiel videobewakingssysteem kan worden gehuurd. De opbouwwerkster helpt een (email)nieuwsbrief op te zetten. De wijkagent belooft extra surveillance op de ‘Hotspots’ in de buurt. De professionals beseffen dat zij vooral facilitair veel te bieden hebben, maar laten de regie over aan de bewoners. De bewoners voelen zich actief gesteund door de professionals.

Zo wordt ook -eventuele- wederzijdse negatieve beeldvorming afgebroken of voorkomen.

Negatieve beeldvorming bij bewoners kan er als volgt uitzien:

-welzijnswerkers lullen (=vergaderen) alleen maar en doen niets

-de gemeente is een traag werkend bureaucratisch apparaat waar je niets aan hebt -de politie is er nooit als je ze nodig hebt

-het onderwijs heeft alleen kinderen wat te bieden.

-het onderwijs heeft alleen kinderen wat te bieden.

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 163-169)