• No results found

De aanleiding tot het project

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 82-85)

Deel II Bewoners Project Raadhoven Inleiding

Hoofdstuk 5. Project Raadhoven 2004-2007 Inleiding

5.1.5. De aanleiding tot het project

Begin 2004 organiseert de plaatselijke welzijnsinstelling en de Gemeente Amersfoort een wijkbijeenkomst voor bewoners naar aanleiding van een stadspeiling over leefbaarheid

Naast bekende thema’s als hondenpoep op straat, zwerfvuil en inbraken komt het thema overlast door groepen jongeren als meest urgente probleem naar voren. Wordt een wijkbijeenkomst gemiddeld door twintig tot dertig mensen bezocht, dit keer komen er meer dan 200 bewoners naar het wijkcentrum.

Een duidelijk signaal dat onrust en onvrede van bewoners fors toenemen. Op de bijeenkomst vieren woede en verontwaardiging hoogtij. Oplossingen worden verwacht van de gemeente, welzijnswerk en de politie. Er wordt die avond veel onvrede geuit, maar oplossingen komen niet in zicht. Daarvoor is de onderlinge verdeeldheid te groot. Het verslag van de bijeenkomst in de wijkkrant gaat vergezeld van een oproep aan bewoners om zich voor het probleem in te zetten.

Zelf had ik nog weinig gezien van jongerenoverlast in de wijk en koesterde aanvankelijk het idee dat het hier eerder een intolerante houding van volwassenen tegenover hangjeugd betrof. Het idee om me in te zetten voor de wijk sprak me echter aan. “Waar 200 mensen bijeen zijn om hun zorg kenbaar te maken, moet voldoende potentieel aanwezig zijn om aan oplossingen te werken”, was mijn gedachte. Ik belde de opbouwwerkster met mijn aanbod. Een afspraak was snel gemaakt.

■Commentaar: gezamenlijk probleem, gezamenlijke aanpak

Als een gemeenschappelijk probleem binnen een buurt/wijk niet door middel een gezamenlijke

actiegerichte strategie van bewoners en professionals wordt aangepakt, keren teleurgestelde bewoners zich na van verloop van tijd tegen overheid en instellingen. Maar ook onderling ontstaan tegenstellingen

en haken bewoners af. Specifieke gezinnen, etnische groepen of jongerengroepen worden aangewezen als de oorzaak van alle ellende, waardoor hun isolement verder toeneemt.

Na een eerste – heftige- bewonersbijeenkomst rond overlast of buurtproblematiek wordt het doorgaans stil. Bewoners zijn het snel eens over de ernst van de situatie, maar de weg naar een gezamenlijke

aanpak en het nemen van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid duurt veel langer. Dit is een kritische fase omdat na het losmaken van opinies en gevoelens een impasse dreigt. Niemand weet precies hoe de volgende concrete stap eruit moet zien. Bewoners zijn hun wantrouwen naar de overheid en instellingen niet kwijtgeraakt en vinden dat instanties te weinig doen. Zo ontstaat een vorm van ‘negatieve sociale cohesie’ waarin bewoners het wel snel eens zijn over een falend overheid- en instellingenbeleid, maar zelf niet tot initiatief overgaan. Een spiraal waarbij bewoners zich terugtrekken op het enige eiland dat ze bereid zijn te verdedigen: het huis en de tuin.

§.5.1.6. Voorgeschiedenis

De wijkmanager van de gemeente beschrijft de voorgeschiedenis als volgt 56:

‘’ Bij mijn aantreden als wijkmanager in juni 2003 werd ik al vrij snel geconfronteerd met problemen rond een groep jongeren in de wijk Schothorst-Noord. Op mijn tweede werkdag, tijdens het eerste overleg met de wijkagent, jongerenwerker en een interim opbouwwerker, besloten zij gezamenlijk om een bepaalde aanpak te staken omdat ‘er geen beter resultaat meer te behalen was’. De hanggroep en Schothorst-Noord staan sindsdien prominent in mijn agenda. In de maanden en jaren hieraan

voorafgaand was geconstateerd dat een specifieke groep hardnekkige overlastveroorzakers moeilijk te corrigeren was. Individuele jongeren dreigden naar het crimineel niveau af te glijden en buurtbewoners klaagden wel, maar zagen geen mogelijkheden om zelf iets te ondernemen. De gezamenlijke aanpak die destijds werd gekozen bestond uit onder meer uit het geven van voorlichting aan ouders (van de overlastgevers) en de buurt, het bieden van extra faciliteiten voor de jongeren (een eigen avond in een jongerencentrum), een verbod op samenscholing in het winkelcentrum en een huisbezoek van de wijkagent bij vrijwel alle betrokken jongeren. Opbouwwerker, jongerenwerker, gemeente, wijkagent en wijkmeldpunt werkten hierin nauw samen.

Terugkijkend constateer ik dat de acties vooral gericht waren op ‘zenden’. Er werd voorlichting gegeven, ouders werden geïnformeerd over het gedrag van hun kinderen en de buurt kreeg een nieuwsbrief. Alles vanuit een goed samenwerkende groep professionals.

Enkele maanden na de beëindiging van deze aanpak, het vertrek van de wijkagent én een

personeelswisseling bij het jongerenwerk en opbouwwerk, blijkt dat het aantal meldingen van overlast de vernielingen weer toeneemt. Het winkelcentrum is dan niet meer de locatie van samenkomst maar de pleintjes in de wijk en het aangrenzende stadspark des te meer. Er komen ernstige incidenten voor zoals het vernielen van een invalidenwagen van een buurtbewoonster en een bedreiging aan haar adres toen zij de groep jongeren daarop aansprak. Nadat een jaar eerder tijdens de nieuwjaarsnacht een sportzaal was afgebrand, moet in 2003/2004 een schoollokaal het ontgelden. Om nog maar te zwijgen van de vernielingen aan prullenbakken, containers en speeltoestellen die afbranden of anderszins onklaar gemaakt worden.

De opbouwwerker en ik besluiten dat de buurt onze aandacht nodig heeft en dat we dit keer - gelet op het verleden - vooral in willen zetten op het probleemoplossend vermogen van de buurt zelf. Zonder nog precies te weten hoe en wat constateren we dat de sleutel van de oplossing bij de bewoners van de buurt (Jong en Oud) zal moeten liggen. Een oproep in een nieuwsbrief levert onverwacht prettige bijval van een buurtbewoner die werkzaam is op het gebied van jongerenproblematiek in de grote steden. Hij

56 Paap, Niko en Daan Vosskühler, Werken aan en veilige wijk: Project Raadhoven, in LPB, Platform voor wijkgericht werken, 21-04-2005

biedt aan om in zijn vrije tijd met ons samen te werken. Het professionele kader begint met het opstellen van een plan van aanpak. Een bijzondere bijdrage komt van de directrice van een van de basisscholen. Zij introduceert binnen haar school de methode ‘Vreedzame school’ en laat zien hoe dat in z’n werk gaat. Al snel zien we mogelijkheden om zo’n mediation-traject ook in het jongerenwerk in te voeren en te gebruiken in het spanningsveld tussen de leeftijdsgroepen in de buurt. Op verschillende manieren en momenten maken we kennis met buurtbewoners, waarvan enkele na aanvankelijk aarzelen (“We hebben al zoveel geprobeerd….”) energiek hun schouders eronder willen zetten”.

Hoofdstuk 6. De voorbereiding van het project

In document Bewoners weten niet van wijken. (pagina 82-85)