• No results found

Niet-opgenomen voorstellen

Tijdens het uitvoeren van dit Groot Onderhoud HKG’s zijn er meerdere opties onderzocht die niet zijn doorgevoerd in het definitieve model. Voor de volledigheid geeft deze bijlage een overzicht van de onderzochte opties die uiteindelijk niet zijn opgenomen.

Beoordeling van GPH-groepe n uit de empirische veegactie De empirische veegactie resulteerde in 23 GPH2-groepen die voldoen aan de significantietoets om opgenomen te worden als HKG. Echter, slecht vijf GPH2-groepen zijn uiteindelijk ook voorgedragen als potentiële HKG. De overige zijn om verschillende redenen afgevallen:

 Voor de groep Stimulatoren (0427) blijkt uit analyses naar de stabiliteit van de HKG’s dat stimulatoren bij enkele risicodragers tot overmatige prevalenties leidde. Na navraag bij desbetreffende risicodragers bleek dat hier sprake was van bekostiging op basis van bruikleen. Doordat andere risicodragers stimulatoren bij aanschaf éénmalig vergoeden, resulteert dit in een kunstmatig scheve prevalentie tussen risicodragers die niet gerelateerd is aan daadwerkelijk zorggebruik.

 De groepen Hulpmiddelen voor waarschuwen, aanduiden, herinneren en signaleren (2227), Hulpmiddelen voor zien (2203), Bedden (1812), Zitmeubilair (1809), Tafels (1803), Hulpmiddelen voor wassen, baden en douchen (0933), Hulpmiddelen voor toiletgebruik (0912) en Kleding en schoeisel (0903) zijn veelal erop gericht om langer thuis te kunnen blijven wonen. Deze zorg zal sterk samenhangen met V&V-kosten en heeft een sterke samenloop met hulpmiddelen die verstrekt worden in de Wmo. De doelgroep voor deze hulpmiddelen is heterogeen van samenstelling.

 De groepen Niet-gemotoriseerde rolstoelen (1222), Loophulpmiddelen met twee armen te bedienen (1206), Hulpmiddelen voor tillen van personen (1236) & Transferhulpmiddelen en keerhulpmiddelen (1231) worden ook verstrekt via de Wmo. Door verschillend beleid tussen gemeentes ontstaat hierdoor sterke regionale variatie, waarvoor het ongewenst is om deze regionale variatie in het vereveningsmodel te introduceren.

 De groep Roelstoelaccessoires (1224) bevat alleen accessoires

 Bij Middelen voor beschermen en reinigen van huid (0921) gaat het om goedkope middelen voor het schoonmaken van de huid. De prikkelwerking, waarbij een relatief goedkoop hulpmiddel leidt tot een substantiële vergoeding vanuit de verevening is onwenselijk. Daarnaast is de verwachting dat deze groep sterke samenhang met wondzorg vertoont

 Bij Lichaamsgebonden beschermende hulpmiddelen (0906) valt het overgrote deel van de meerkosten onder de groep overige

 De groep Hulpmiddelen voor verzorgen van wonden (0449) heeft een zeer grote correlatie met vrijwel elke huidige en nieuw voorgestelde HKG. De combinatie-subgroepen hebben geen constante meerkosten.

 De groep Hulpmiddelen met als doel integriteit van weefsel behouden (0433) heeft een grote correlatie met een aantal huidige HKG’s. Van de gebruikers van deze middelen worden respectievelijk 20%, 12%, 9%, 20%

en 6% ook al in HKG 2, HKG2a, HKG3, HKG5 & HKG6 ingedeeld. Aangezien deze middelen (waaronder decubitusmatrassen) ook nog eens ook via de Wmo kunnen worden vergoed, stellen we voor om deze groep niet op te nemen in het verdere onderzoek van de HKG’s.

 De groep Uitrusting en materiaal voor testen van fysiek functioneren, fysiologisch functioneren en biochemisch functioneren (0424) bevat o.a.

urine- en bloedtestmateriaal, bloeddruk-, lichaamsthermometers. Ook valt de Flash Glucosemeter onder deze groep. In 2014 t/m 2016 was het gebruik van de FGM echter nog beperkt.

Deze groep is zeer groot in omvang (ca. 240.000 verzekerdenjaren) en wordt reeds stevig gecompenseerd door andere kenmerken in het risicovereveningsmodel (gem. kosten van ca. €10.000 en meerkosten van

€170). Door de vele verschillende meetapparatuur is de groep echter op inhoudelijke gronden inhomogeen.

Een substantiële subgroep zijn de diabetespatiënten, aangezien zij veelal gebruik maken van de glucosemeters en -strips. Zodoende correleert deze groep sterk met de huidige FKG’s voor diabetes en de (voorgestelde) nieuwe HKG insulinepompen (10% van de verzekerden in de 0424-groep maakt ook gebruik van insulinepompen). Bij exclusie van de groep insulinepompgebruikers blijft er een groep van ca. 215.000 verzekerdenjaren met minder dan €100 meerkosten over. Ervan uitgaande dat vrijwel alle diabetespatiënten de glucosemeters en -strips in combinatie met medicatie gebruiken (en dus in een FKG’s diabetes worden ingedeeld), lijken glucosemeters en -strips geen nuttige toevoeging aan het vereveningsmodel. Wel adviseren we om in het komende HKG groot onderhoud specifiek aandacht te besteden aan het effect van de introductie van de flash glucosemeter.

De overige meetapparatuur binnen deze groep worden voor zeer uiteenlopende ziektebeelden gebruikt. Zodoende verwachten we geen homogene groep te verevenen met de toevoeging van een nieuwe HKG voor deze hulpmiddelen.

Transferhulpmiddelen

Uit empirische veegactie zoals omschreven in hoofdstuk 3 kwam de GPH-groep transferhulpmiddelen naar voren als een potentiële HKG. Daarna is om twee redenen besloten om deze HKG toch niet op te nemen.

1. Uit de begeleidingscommissie en nader onderzoek van de experts bleek dat deze hulpmiddelen deels binnen de Wmo en deels binnen de Zvw vergoed worden, waardoor het vereveningsbudget voor transferhulpmiddelen afhankelijk is van de gemeentelijke Wmo-regelingen.

2. De HKG laat beperkte stabiliteit van de declaraties zien. Uit analyses naar de stabiliteit van de HKG’s bleek dat transferhulpmiddelen onregelmatig gedeclareerd wordt tussen risicodragers en over jaren. Zo heeft een van de grote risicodragers in 2014 en 2015 een prevalentie van ca 13.000 en zakt deze prevalentie in 2016 naar ca 2.500. Een vergelijkbaar patroon is te zien bij een aantal kleinere risicodragers. Dit leidt tot een inconsequente en onvoorspelbare vergoeding voor risicodragers. De resultaten van de datakwaliteit analyses zijn verderop in deze paragraaf te vinden.

Voor de volledigheid beschrijven we hieronder de analyses zijn uitgevoerd op basis waarvan de declaraties als mogelijke HKG gezien werden.

Potentiële invulling van een HKG Transferhulpmiddelen

De HKG transferhulpmiddelen bestaat uit twee groepen: hulpmiddelen voor tillen van personen (GPH1236) & Transferhulpmiddelen en keerhulpmiddelen (GPH1231). Beide voorzien in ondersteuning van verzekerden die niet zelfstandig kunnen manoeuvreren in en rondom het bed. We zien dat ongeveer een kwart van de gebruikers van hulpmiddelen voor tillen van personen ook gebruik maakt van transfer- en keerhulpmiddelen.

Medisch inhoudelijk hebben gebruikers van bovenstaande hulpmiddelen zeer uiteenlopende ziektebeelden, maar in hulpbehoevendheid zijn ze wel homogeen.

Figuur 21 laat zien dat beide groepen ook in kosten en meerkosten een homogene groep zijn.

Figuur 21: Overzicht van prevalentie, kosten & meerkosten van GHP-codes uit de GPH-groepen 1231

& 1236 in het uitgangsmodel excl. HKG

Beide GPH-groepen zijn nog verder gecategoriseerd naar GPH3-niveau, waarmee 19 verschillende GPH-codes worden geïdentificeerd. Van deze groep

zijn slechts zeven GPH-codes geïncludeerd voor de HKG Transferhulpmiddelen (Tabel 20). Van de overige codes zijn er:

 negen coderingen niet gedeclareerd in 2016;

 drie coderingen zijn overkoepelende of ‘overige’ coderingen.

Tabel 20 Geïncludeerde GPH-codes in de HKG Transferhulpmiddelen 123103 Overschuifplanken, glijmatten en draailakens

123106 Draaischijven

123109 Vrijstaande optrekhulpmiddelen 123112 Grijpladders

123115 Draagbanden en tuigjes

123603 Verplaatsbare liften voor maken van transfer van persoon in zittende houding met tilbanden 123621 Lichaamsondersteuning voor patiëntentilliften

123118 Draagstoelen, tilvesten en draagmanden 123121 Transferplatforms

123600 Hulpmiddelen voor tillen van personen

123604 Verplaatsbare liften voor maken van transfer van persoon in staande houding

123606 Verplaatsbare liften met vormvaste zitting voor maken van transfer van persoon in zittende houding

123609 Vastopgestelde liften voor maken van transfer van persoon in liggende houding 123612 Patiëntentilliften bevestigd aan muur/muren, vloer of plafond

123615 Patiëntentilliften bevestigd in of op ander product 123618 Niet-verplaatsbare vrijstaande patiëntentilliften 123100 Transferhulpmiddelen en keerhulpmiddelen 123189 Overige transferhulpmiddelen en keerhulpmiddelen 123689 Overige hulpmiddelen voor tillen van personen

Stabiliteit van Transferhulpmiddelen

Bij de HKG Transferhulpmiddelen zien we dat één grote risicodrager (Groot 03) veel meer declaraties heeft van deze producten dan andere risicodragers. In 2016 groeien zij naar hun verwachte prevalentie o.b.v. het marktaandeel van deze risicodrager. In de procentuele verdeling van de prevalenties over de jaren is verder te zien dat deze hulpmiddelen relatief instabiel zijn over de jaren. Dit leidt tot scheve verdelingen van risicovereveningsbudgetten. O.a. om deze redenen is besloten om de HKG Transfermiddelen niet op te nemen in het HKG-kenmerk.

Stimulatoren

Uit empirische veegactie zoals omschreven in hoofdstuk 3 kwam de GPH-groep stimulatoren naar voren als een potentiële HKG. Daarna is besloten om deze HKG toch niet op te nemen, doordat de HKG beperkte stabiliteit van de declaraties vertoonde. Uit analyses naar de stabiliteit van de HKG’s bleek dat stimulatoren bij enkele risicodragers tot overmatige prevalenties leidde. Na navraag bij desbetreffende risicodragers bleek dat hier sprake was van bekostiging op basis van bruikleen. Doordat andere risicodragers stimulatoren bij aanschaf éénmalig vergoeden, resulteert dit in een kunstmatig scheve prevalentie tussen risicodragers die niet gerelateerd is aan daadwerkelijk zorggebruik. Om die reden is de HKG Stimulatoren niet opgenomen in het HKG-kenmerk.

Voor de volledigheid beschrijven we hieronder de analyses zijn uitgevoerd op basis waarvan de declaraties als mogelijke HKG gezien werden.

Potentiële invulling van een HKG Transferhulpmiddelen

De HKG Stimulatoren komt voort uit de GPH2-groep 0427. Gebruikers van stimulatoren zijn patiënten met pijn. De oorsprong van de pijn is niet gedefinieerd en kan door verschillende ziektebeelden worden veroorzaakt.

Figuur 22: Prevalentie, kosten en meerkosten van GPH-codes onder HKG Stimulatoren in het uitgangsmodel excl. HKG

We stellen op basis inhoudelijke gronden en meerkosten (figuur 22) voor om 4 GPH-codes op te nemen in de HKG stimulatoren (tabel 21).

Van de overgebleven 15 GPH-codes zijn er:

één GPH-code (geluidstimulatoren) geëxcludeerd op medisch-inhoudelijke gronden;

dertien GPH-codes niet gedeclareerd in 2016;

één GPH-code valt onder de ‘overige’ GPH-codes.19

Tabel 21 Geïncludeerde GPH-codes in de HKG Stimulatoren 042706030000 TENS-apparatuur

042798000000 Componenten en accessoires m.b.t. stimulatoren 042798030000 Elektroden en probes

042798060000 Kabels

042715000000 Geluidstimulatoren

19 Niet opnemen van de ‘overige’ GPH-code heeft impact op 506 verzekerdenjaren en resulteert in lagere meerkosten van €2

042700000000 STIMULATOREN

042706000000 Stimulatoren voor verlichten van pijn 042706090000 Neuro modulator

042706890000 Overige pijnstillende stimulatoren

042709000000 "Spierstimulatoren niet gebruikt als orthese 042709030000 Bio-feedback-apparatuur

042709890000 Overige spierstimulatoren niet gebruikt als orthese 042712000000 Vibrators

042718000000 Hulpmiddelen voor stimuleren van zintuiglijke waarnemingen en sensibiliteit 042721000000 Hulpmiddelen voor stimuleren van celgroei

042790000000 Longvibrator

042791000000 Elektrische botgroeistimulatoren 042789000000 Overige stimulatoren

042798990000 Overige componenten en accessoires m.b.t. stimulatoren

Stabiliteit van Stimulatoren

De prevalenties zijn stabiel over de jaren per risicodrager. De afwijking van de verwachte prevalenties op basis van marktaandeel lopen op tot 11% bij risicodrager Groot 04, maar ook Groot 01, Middel 01 & Middel 07 vertonen relatief hogere prevalenties dan verwacht. Na navraag blijken deze risicodragers allen gebruik te maken van een bruikleen-bekostiging, terwijl andere risicodragers gebruik maken van éénmalige aanschafbekostiging.

Voedingsmi ddelen

Naar aanleiding van het advies van de WOR om voedingsmiddelen nader te onderzoeken vanwege het niet meer updaten van het compendium, hebben we samen met Nigella IT gekeken naar een nieuwe clustering van voedingsstoffen.

Daarnaast hebben we specifiek gekeken naar de prikkelwerking van voedingsmiddelen.

Gebruik voedingsmiddelen correleert sterk met sterfte

Gebruik van voedingsmiddelen in het algemeen heeft een zeer sterk voorspellende waarden op hoge kosten en meerkosten in jaar t+1. Dit wordt voor een groot deel verklaard door de sterke correlatie tussen gebruik van voedingsmiddelen en sterfte20, aangezien voedingsmiddelen vaak gebruikt worden in de laatste levensfase. De sterftekans bij gebruik van voedingsmiddelen is 17% in het jaar van gebruik en 13% het jaar daaropvolgend21, terwijl landelijke sterfte maar 0,9% is.

Door de hoge sterftekans bij voedingsmiddelen wordt een kenmerk gebaseerd op gebruik van voedingsmiddelen een sterke voorspeller van sterfte met de daarbij behorende hoge kosten. Ook zien dat de overlijdenskans in het begin van

20 We definiëren sterfte als verzekerden met een fractie kleiner dan 1 in 2017, maar wel voedingsmiddelengebruik in 2016. Naast sterfte selecteren we hierdoor ook verzekerden die in 2017 naar het buitenland verhuizen. Aangezien we specifiek naar gebruikers van voedingsmiddelen kijken, verwachten we dat de groep emigranten zeer klein zijn t.o.v. de overlijdens.

21 In 2016 zijn er 181.748 gebruikers van voedingsmiddelen, daarvan overlijden er 53.476 (30%) [30.596 in 2016 + 22.880 in 2017], waarvan 18.267 (10%) verzekerden overlijden die nieuwgebruikers zijn in 2016.

het jaar het grootst is en daarna sterk afneemt, waardoor de timing van het gebruik de verevenende werking sterk beïnvloedt.

Clustering

De voedingsmiddelenclusters zijn gemaakt op basis van het VO kenmerkenbestand van Nigella IT (zie bijlage 1). In Box 2 is de werkwijze voor het clusteren van voedingsmiddelen stapsgewijs toegelicht.

Box 3: Werkwijze Clustering Voedingsmiddelen

1 Samen met Nigella IT zijn alle clustermogelijkheden doorgenomen

2 Eerste clusterniveau is vastgesteld op producttype, omdat dit kenmerk de voedingsmiddelen het duidelijkste categoriseert en het meest volledig is ingevuld 3 Subgroepen zijn geselecteerd tijdens BGC1 (ziekte-specifiek, stofwisselingsziekte, vezels, geconcentreerd, voedingsstof, vitamine en mineralen)

4 Subgroepen zijn onderzocht op significantie, prevalentie, kosten en meerkosten (op basis van toetsingskader 2017 WOR 871)

5 Op basis van kenmerkenbestand extra kenmerken onderzocht (o.a. dosering, eiwitgehalte, energiegehalte)

Voedingsmiddelen opgesplitst naar producttype (het eerste clusteringsniveau) resulteert niet in een groep die voldoet aan de minimale meerkostengrens. De groepen voldoen wel allemaal aan de significantietoets. Wanneer we een niveau dieper kijken zien we maar één cluster dat wel voldoet aan de eisen: ziekte-specifieke sondevoeding.

Ziekte-specifieke sondevoeding heeft een prevalentie van 976 verzekerdenjaren met gemiddeld €10.781 meerkosten en totale meerkosten van M € 10,5. Hiermee voldoet deze groep aan de empirische beoordelingscriteria (WOR 871) voor het opnemen van een HKG-klasse. Wanneer we hierbinnen specifiek naar sterfte kijken, dan is de kans op sterfte met 9% een stuk lager dan voor de gehele groep voedingsmiddelen. Wanneer we deze groep uitsplitsen heeft de groep niet-overlijdens gemiddelde meerkosten van €8.670, terwijl we een gemiddelde meerkosten van € 67.258 vinden bij de groep die overlijdt.

Chronisch

Er is een kans van 43% dan verzekerden in 2 opeenvolgende jaren voedingsmiddelen gebruiken. De kans dat verzekerden in 3 opeenvolgende jaren voedingsmiddelen gebruiken is 19%. Wanneer we de groepen opsplitsen en specifiek kijken naar het cluster ziekte-specifieke sondevoeding, zijn de resultaten soortgelijk. Na het consulteren van onze experts hebben we geconstateerd dat het grootste deel van het voedingsmiddelen gebruik geen indicatie is voor chronische ziekte, maar dat het merendeel of overlijdt of voor kortere periode gebruik maakt van de voedingsmiddelen. Dit wordt bevestigd door het aantal afleverdagen gedurende het jaar. Hier zien we dat de mediaan gebruiker 3 afleverdagen heeft.

Prikkelwerking

Daarnaast is er bij voedingsmiddelen een groot risico op volatiliteit vanwege de lage toegangsdrempel tot gebruik. Hierin zijn uitzonderingen zoals sondevoeding, waarbij de drempel juist wel groot is. Echter gaat sondevoeding vaak gepaard met HKG-voedingshulpmiddelen, die al zijn opgenomen in het model. Via onze experts werd duidelijk dat er wel een stroomschema bestaat voor huisartsen wanneer ze welke voeding voorschrijven. Dit is naar verwachting niet voldoende controleerbaar om prikkelwerking tegen te gaan.

Conclusie

We adviseren om voedingsmiddelen in zijn geheel niet op te nemen als HKG, vanwege de hoge correlatie met sterfte, beperkte indicatie voor chronische ziekte en het hoge risico op prikkelwerking. Het cluster ziekte-specifieke sondevoeding is wel interessant om nader te onderzoeken, door de relatief lagere sterftekans en de hogere drempel tot gebruik. Daarom stellen we voor om alleen deze groep mee te nemen.

Stabiliteit van Sondevoeding ziekte specifiek

Uit empirische meerkosten22 analyses kwam ziekte specifieke sondevoeding naar voren als een potentiële HKG. Op basis van de datakwaliteit is daarna besloten om deze HKG toch niet op te nemen.

Uit analyses naar de stabiliteit van de HKG’s bleek dat ziekte specifieke sondevoeding onregelmatig gedeclareerd wordt tussen risicodragers en over jaren. Eén van de grote risicodragers heeft bijvoorbeeld een zeer lage prevalentie in 2014, en geen enkele declaratie in 2015 en 2016 (na koppeling aan OT2020).

Een aantal middelgrote risicodragers declareren ook geen of nauwelijks ziekte specifieke sondevoeding. Zulke patronen leiden tot een inconsequente en onvoorspelbare vergoeding voor risicodragers. De resultaten van de datakwaliteit analyses zijn te vinden in Bijlage 2 (paragraaf Stabiliteit van HKG’s).

In onderstaande grafieken is te zien dat HKG SONDE onregelmatig gedeclareerd wordt. Een aantal risicodragers declareert deze voedingsmiddelen niet of in slechts één of twee van de drie jaren. Er ontbreekt zelfs 1 grote verzekeraar volledig in de declaraties in 2015 en 2016.

22 Voor de bepaling van de meerkosten van verzekerden met ziektespecifieke sondevoeding zijn de 0-jarigen niet uitgesloten. Bij eventuele opname in het model moeten 0-jarigen worden uitgesloten omdat dit een sterk afwijkende gebruikersgroep is

Inco ntinentie materialen

Uit de analyse van de datakwaliteit bleek dat een groot deel van de regels met een foutieve GPH-code bestaat uit lokale artikelcodes van verzekeraars voor incontinentiematerialen. Gezien de hoge prevalentie van deze coderingen is in begeleidingscommissie 1 besloten om incontinentie verder te onderzoeken als potentiële nieuwe HKG. In begeleidingscommissie 2 is vervolgens besloten om incontinentiematerialen toch niet op te nemen als HKG omdat risicodragers deze declaraties momenteel nog verschillend aanleveren bij het Zorginstituut.

Incontinentiematerialen hebben wel potentie om, wanneer de declaratiestroom geüniformeerd is, alsnog als HKG opgenomen te worden.

Incontinentiematerialen worden voornamelijk gedeclareerd via 8 patiëntprofielen (0 t/m 7) en voor een klein deel via producten met een GPH-code. Elk patiëntprofiel heeft drie artikelcodes: een reguliere code, een code voor overledenen en een code over overstappers. We hebben deze groepen samen genomen, omdat de overledenen en overstappers in zeer kleine aantallen voorkomen. Voor ieder profiel geldt een oplopende daggeldvergoeding naar mate verzekerden in een zwaardere klasse worden ingedeeld.

Figuur 23 laat de prevalenties, gemiddelde kosten per gebruiker en gemiddelde meerkosten zien voor de patiëntprofielen.

Figuur 23: Overzicht van prevalentie, kosten & meerkosten van patiëntprofielen en overige middelen

Uit de meerkostenanalyse in Figuur 23 blijkt dat er 2 groepen te onderscheiden zijn: patiëntprofielen 0 t/m 3 (laag) en de patiëntprofielen 4 t/m 7 (hoog). Binnen deze groepen zien we vergelijkbare meerkosten. In deze figuur is ook te zien dat de groep overig (gebaseerd op GPH-codes voor incontinentiemateriaal) erg klein is. De prevalenties worden voor 98% gedekt door de patiëntprofielen. Zowel de hoge als de lage patiëntprofielen voldoen aan de eisen in het beoordelingskader om als nieuwe HKG opgenomen te worden. In BGC 1 zijn daarom 2 HKG’s incontinentie voorgelegd: lage en hoge gebruikszwaarte. Tabel 22 geeft een omschrijving per artikel- en GPH-code en het op BGC 1 voorgelegde voorstel.

Figuur 24: Overzicht van prevalentie, kosten & meerkosten van hoog / laag classificatie van patiëntprofielen en overige middelen

Tabel 22 Lokale artikelcodes en GPH-codes van incontinentiehulpmiddelen met een voorstel om deze al dan niet op te nemen in een nieuwe HKG

Opnemen in HKG? Artikel- of GPH-code Omschrijving HKG INCON LAAG 10100 / 10110 / 10118 Patiënt profiel 0 (PP0) HKG INCON LAAG 10101 / 10111 / 10119 Patiënt profiel 1 (PP1) HKG INCON LAAG 10102 / 10112 / 10120 Patiënt profiel 2 (PP2) HKG INCON LAAG 10103 / 10113 / 10121 Patiënt profiel 3 (PP3) HKG INCON HOOG 10104 / 10114 / 10122 Patiënt profiel 4 (PP4) HKG INCON HOOG 10105 / 10115 / 10123 Patiënt profiel 5 (PP5) HKG INCON HOOG 10106 / 10116 / 10124 Patiënt profiel 6 (PP6) HKG INCON HOOG 10107 / 10117 / 10125 Patiënt profiel 7 (PP7) HKG INCON LAAG 093099030000 Patiënt profiel 0 (PP0) HKG INCON LAAG 093099060000 Patiënt profiel 1 (PP1) HKG INCON LAAG 093099090000 Patiënt profiel 2 (PP2) HKG INCON LAAG 093099120000 Patiënt profiel 3 (PP3) HKG INCON HOOG 093099150000 Patiënt profiel 4 (PP4) HKG INCON HOOG 093099180000 Patiënt profiel 5 (PP5) HKG INCON HOOG 093099210000 Patiënt profiel 6 (PP6) HKG INCON HOOG 093099240000 Patiënt profiel 7 (PP7)

093030000000 Eenmalig te gebruiken incontinentiematerialen, met vochtdoorlatende onderzijde

093027000000 Eenmalig te gebruiken voorgevormde incontinentiematerialen voor mannen

093012000000 Eenmalig te gebruiken incontinentiematerialen voor kinderen

093033000000 Eenmalig te gebruiken producten voor fecale incontinentie voor volwassenen

093036000000 Wasbare incontinentiebroeken voor volwassenen 093012000000 Eenmalig te gebruiken incontinentiematerialen voor

kinderen