• No results found

Ontwikkelingsachtergronden en prototypen delictscenario’s Van Beek (1999)

Ontwikkelingsachtergronden Seksualiserende type

In vroege jeugd vaak zelf slachtoffer geweest van (seksuele) delicten en pesterijen. Heeft een negatief zelfbeeld en een angstig/ambivalente hechtingsstijl. Hij vertoont sociaal vermijdingsgedrag, is (daardoor) sociaal geïsoleerd en trekt zich terug in een compenserende seksuele fantasiewereld. Zijn psychoseksuele ontwikkeling is achtergebleven en er worden vaak

obsessief-compulsieve trekken aangetroffen. Hij heeft weinig ‘normale’ seksuele ervaringen. In plaats daarvan bestaan er dwangmatige neigingen, waaronder veelal excessieve masturbatie.

Antisociale type

Kent vaak een inconsistent en gewelddadig opvoedingsmilieu. Typerend is een gevoelloos-vermijdende hechtingsstijl van het kind en ernstige stagnatie in de sociaal-morele aanpassing. Het kind ontwikkelt een overtrokken positief en superieur zelfbeeld en is gevoelig voor narcistische krenkingen. Hij heeft vanaf de puberteit talloze seksuele contacten gehad, maar gaat geen langdurige, intieme relatie aan met partners.

Wraakzuchtige type

Kenmerkend is een socialisatiepatroon met onderwerping aan een tirannieke en soms gewelddadige vader. Resultaat is een persoonlijkheidsontwikkeling gekenmerkt door angst, schijnaanpassing en onderdrukte agressie. Er treedt een ernstige stagnatie in de ontwikkeling van de agressieregulatie op en er ontstaat een instabiel en negatief zelfbeeld. Er is een sterke discrepantie tussen braaf en conformistisch uiterlijk gedrag en een turbulent, negatief gestemd gevoelsleven, waarbij niet-geuite frustratie heeft geleid tot een algemene rancune. Als primaire overlevingsstijl leerde dit type zich ‘netjes’ te gedragen

(schijnaanpassing) en emoties onder controle te houden.

Prototypen delictscenario’s

Tabel 1 Prototype delictscenario van het seksualiserende type Bron: Van Beek, 1999: 117

Beginsituatie Een gebeurtenis die het negatieve zelfbeeld bevestigd of versterkt; (denkbeeldig) afwijzend gedrag Cognitieve vervorming Negatieve zelfuitspraken waarin eigen onmacht en afwijzing centraal staan

Niemand ziet me zitten, ik ben een mislukking Gevoelens Gevoelens die onmacht versterken

Zelfmedelijden: waarom ik? Depressiviteit: het is hopeloos

Gedrag Isolement verhogend gedrag: rondzwerven, zich in kamer opsluiten

Cognitieve vervorming Opstandigheid, pijnlijke gevoelens moéten en zúllen weg, of: zijn niet meer te verdragen Zichzelf oppeppen: ik pik het niet langer, ik zal ze eens laten zien wie ik ben

Gevoelens Boos, krachtig, onkwetsbaar of niets meer voelen

Cognitieve vervorming Fantaseren over seksueel contact met een meisje: zij geniet en vindt mij een goede minnaar

Plannen maken om contact te leggen met een meisje, rechtvaardigen dat dwang moet worden gebruikt: ik heb geen andere keuze

Plannen en fantaseren, meestal gepaard met masturbatie en orgasme

Actieplan maken (obsessieve gedachten en dwangmatig gedrag): het moet gebeuren

Meestal een vast script: onbekend slachtoffer, buiten weinig geweld. Het verlangen naar seks is op basis van wederkerigheid, bevestiging en contact met het slachtoffer

Gevoelens Seksuele opwinding en kortstondig gevoel van macht of competitie

Cognitieve vervorming Een proces dat uren, weken, maanden in beslag kan nemen alvorens het daadwerkelijk tot een delict komt; vooral angst en normbesef kunnen een remmende invloed hebben

Nu is het mijn beurt, niets houdt me nog tegen, ze zal het fijn vinden

Delict Vlucht bij verzet, geen anale seks of pijpen als het slachtoffer dat niet wil (So moet bevredigd worden) Vraagt om bevestiging: doe ik het goed?

Probeert contact te krijgen met slachtoffer, praat over zichzelf, toont enige empathie Ontkenning van verantwoordelijkheid voor gedrag: ik kan niet anders

Vervormt reactie van slachtoffer zodat het aansluit bij eigen verlangens: zij geniet er ook van Na het delict Ontwaakt uit cognitief-emotionele illusie

Spijt, zelfverwijt, consideratie met slachtoffer, angst voor arrestatie mislukking

Tabel 2 Prototype delictscenario van het antisociale type Bron: Van Beek, 1999, p. 123

Beginsituatie Meestal binnen de context van een ander delict (bijv. inbraak) maar ook een toevallige ontmoeting met het slachtoffer kan het delictproces op gang brengen

Onder invloed van alcohol of drugs Cognitieve vervorming Superieure onkwetsbaarheid

Ik kan doen wat ik wil, mij pakken ze niet Gevoelens Oppervlakkig of geen

Gedrag Zoekt waardevolle spullen, vindt niets Stuit op in het huis aanwezige vrouw Gevoelens Ergernis (kan niets vinden)

Seksuele opwinding (vindt de vrouw aantrekkelijk Cognitieve vervorming Ik heb recht op iets prettigs, omdat ik niets gevonden heb

Haar eigen schuld: had ze maar niet zo verleidelijk moeten zijn Ik heb mazzel

Delict Verbale of fysieke agressie om macht te tonen. Bevelend, kat-en-muisspel Eventueel zware mishandeling bij verzet

Geen consideratie met slachtoffer Gevoelens Seksuele opwinding en macht Na het delict Geen spijt

Misschien ga ik nog wel eens terug Diefstal van persoonlijke eigendommen

Intimidatie van slachtoffer, om aangifte te voorkomen Cognitieve vervorming Stom van haar om die ramen niet goed te vergrendelen

winnaar

Tabel 3 Prototype delictscenario van het wraakzuchtige type Bron: Van Beek, 1999: 127

Beginsituatie Vermeende of feitelijke (dreigende) afwijzing

Verlating of krenking door een vrouw van wie de pleger (in sterke mate) afhankelijk is om zijn eigenwaarde te bevestigen

Meestal onder invloed van alcohol

Een toevallige ontmoeting met een slachtoffer kan het delictproces op gang brengen

Cognitieve vervorming Ze behandelt mij slecht, ik heb beter verdiend, ik doe alles voor haar, zij mag me niet zo behandelen Ik kan niks doen: als ik haar mijn boosheid laat merken, zal ze me verlaten en ik kan niet zonder haar Gevoelens Angst voor verlating

Woede of depressie

Gedrag Trekt zich terug uit bedreigende situatie

Drinkt alcohol om het te vergeten, bereikt het tegenovergestelde Begin van suïcidaal gedrag (rondrijden, brug zoeken)

Cognitieve vervorming Generaliseert: maakt partner anoniem en algemeen (alle vrouwen zijn slecht) Het is hun schuld dat ik me zo voel

Zij verdienen straf

Gevoelens Toenemende woede en haat jegens vrouwen Gebeurtenis Treft een willekeurige vrouw

Delict Meteen extreem veel geweld (soms dodelijk) Korte duur

Kwetsende taal (met het doel het slachtoffer te vernederen) Stuk trekken van kleding van het slachtoffer

Erectieproblemen Gevoelens Vooral woede en razernij Cognitieve vervorming Verdiende loon Na het delict Spijt

Dit had ik niet behoren te doen

BIJLAGE VI Psychopathie (Cooke & Michie, 2001)

Dr. Robert Hare ontwikkelde de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R) om psychopathische persoonlijkheidskenmerken te kunnen meten in een forensische volwassen mannelijke populatie. De meting vindt plaats op een schaal van 0 tot 40 met voor ieder kenmerk mogelijke scores van 0 (voor afwezig) tot 2 (voor hoog karakteristiek). De PCL-R bestaat uit 20 items:

1. Glibness/superficial charm 2. Grandiose sense of self-worth

3. Need for stimulation/proneness to boredom 4. Pathological lying

5. Conning/manipulative 6. Lack of remorse or guilt 7. Shallow affect

8. Callous/lack of empathy 9. Parasitic lifestyle 10. Poor behavioral controls

11. Promiscuous sexual behavior 12. Early behavioral problems 13. Lack of realistic, long-term goals 14. Impulsivity

15. Irresponsibility

16. Failure to accept responsibility for own actions 17. Many short-term marital relationships

18. Juvenile delinquency

19. Revocation of conditional release 20. Criminal versatility

Er wordt verondersteld dat aan de PCL-R items twee afzonderlijke maar correlerende factoren ten grondslag liggen. De affectieve en interpersoonlijke items weerspiegelen een egoïstische, ongevoelige en empathiearme factor. De gedragsitems vormen samen de chronisch onstabiele, antisociale levensstijl.

Figuur 1. Items van de PCL-R en hun locatie in de traditionele tweefactorenstructuur. Bron: Cooke & Michie, 2001: 171.

Kenmerken die daadwerkelijk gedrag aantonen in plaats van persoonlijkheidskenmerken kunnen hieraan onttrokken worden, waardoor een driefactorenmodel van psychopathie ontstaat (Cooke & Michie, 2001):

Figuur 2. driefactorenmodel van psychopathie van Cooke & Michie (2001) Arrogant/Deceitful Interpersonal Style

Glibness/superficial charm

Grandiose sense of self-worth

Pathological lying

Conning/manipulative Deficient Affective Experience

Lack of remorse or guilt

Shallow affect

Callous/lack of empathy

Failure to accept responsibility for own actions Impulsive/Irresponsible Behavioral Style

Need for stimulation/proneness to boredom

Parasitic lifestyle

Lack of realistic, long-term goals

Impulsivity

BIJLAGE VII ‘De’ seksuele moordenaar?

Ressler, Burgess en Douglas (1988) definiëren lustmoordenaars als daders die seksuele opwinding verkrijgen uit het veroorzaken van lijden en pijn, typerend middels marteling, bij hun slachtoffer. Een aantal auteurs (bijvoorbeeld Holmes & Holmes, 2002a) onderscheidt binnen een typologie van seriemoordenaars (visionary, mission, hedonistic, power control) de hedonistische seriemoordenaar. De hedonistische moordenaar wordt weer verdeeld in de thrill, de lust en de comfort moordenaar.

De lustmoordenaar is dus een subtype in de categorie hedonistische seriemoordenaars, die een vitale connectie tussen geweld en seksuele opwinding heeft eigen gemaakt. Deze dader haalt seksuele bevrediging uit geweld en het moorden. Deze

moordenaars doden dus omdat zij genot ondervinden door de daad; het moorden is een geseksualiseerd of geërotiseerde beleving. De delicten zijn sterk gericht op het proces, de daders nemen over het algemeen de tijd. Dit procesgeoriënteerde delict kan elementen bevatten als het verwijderen van ledematen, necrofilie, marteling, verminking, dominering of andere angst inboezemende activiteiten. De hedonistische seriemoordenaar ervaart seksuele opwinding uit dergelijke interactie met een hulpeloos slachtoffer (Holmes & Holmes, 2002a).

Hazelwood & Douglas (1980) publiceerden een paradigma dat een onderscheid maakte tussen een ongeorganiseerde, a- sociale lustmoordenaar en een georganiseerde, niet-sociale lustmoordenaar. Beide typen hebben de bedoeling een moord te plegen uit seksuele motivatie, maar er zijn ook verschillen. De ongeorganiseerde lustmoordenaar wordt omschreven als introvert, geïsoleerd zonder sociale vaardigheden die nodig zijn om interpersoonlijke relaties te handhaven. Zij plegen hun delict in waanzin, op ongeorganiseerde wijze, veelal op een plaats dichtbij hun woning. De georganiseerde lustmoordenaar kan anderen manipuleren en reist verder weg om zijn delict te plegen, speurend naar een slachtoffer. De twee typen kunnen op basis van hun delictgedrag worden onderscheiden, zoals de locatie van het lichaam van het slachtoffer, bewijs van marteling en mutilatie voor de dood, uitgesmeerd bloed op de plaats delict, seksuele penetratie en de beschikbaarheid en hoeveelheid fysiek bewijs op de plaats delict. Alhoewel dit paradigma eenvoudig is van opzet, is het uitgebreid gebruikt in de gedragskundige daderprofileringpraktijk. De vraag ook hier is of de basis van de dichotomie solide is. Wederom wordt weinig uitleg gegeven over de theoretische en methodologische basis. Daarnaast valt het te betwijfelen of een dergelijke tweedeling altijd gemaakt kan worden en of deze vervolgens genoeg betekenis geeft.

Meloy (2000) bestudeerd de definities, epidemiologie, de ontwikkeling van onderzoek en daderkenmerken van seksuele moord, als vorm van opzettelijke doding. Meloy stelt vervolgens een klinische typologie van seksuele moordenaars voor.

De eerste groep, van compulsive sexual murderers, laat een georganiseerde plaats delict achter en worden meestal gediagnosticeerd met seksueel sadisme en antisociale / narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze daders zijn chronisch emotioneel afgevlakt en vaak psychopatisch.

De tweede groep, van catathymic sexual murderers, laat een ongeorganiseerde plaats delict achter. Deze daders worden meestal gediagnosticeerd met een stemmingsstoornis en verscheidene persoonlijkheidsstoornissen, die schizoïde en vermijdende kenmerken bevatten. Ze zijn wanhopig op zoek naar intimiteit, zijn slechts gemiddeld psychopatisch en zijn in het verleden fysiek en/of seksueel misbruikt.

Niet alle seksueel gemotiveerde moordenaars zijn sadistisch. Sadisme is een kenmerk van veel seksuele moorden maar wordt zeker niet aangetroffen bij al deze moordenaars (Marshall & Kennedy, 2003). Seksuele sadisten kunnen volgens Meloy (2000) worden gezien als een subgroep van seksueel gemotiveerde moordenaars. Tevens gaat niet iedere seksuele sadist tot moord over.

Schlesinger (2004) erkent het onderscheid van Meloy, waarbij hij catathymic homicides nog verdeelt naar acuut en chronisch, en compulsive homicides naar gepland en ongepland. Schlesinger geeft aan dat veel moorden die seksueel lijken, niet seksueel gemotiveerd zijn en andersom dat veel seksuele moorden lijken juist niet seksueel lijken en in de praktijk ook niet als seksuele moord aangemerkt worden. Daarnaast is het onderscheid tussen een ‘seksuele moordenaar’ en een verkrachter die een moord pleegt volgens Schlesinger vaag. Meestal is het moeilijk aan te tonen dat een moord gepleegd was vanuit een seksueel motief en dus gepleegd was door een seksuele moordenaar. Vanaf de volgende paragraaf wordt seksuele moord besproken als zijnde moord in een seksuele delictcontext.

BIJLAGE VIII Statistisch onderzoek van Canter en collega’s