• No results found

Ontwikkelingen in de periode na de oprichting tot de fusie in 1987

Fase I: nwIt en vat veroveren een pLaats In het Bestaande hoger onderwIJsBesteL

D. De eerste reisrubrieken

3.2.6 Ontwikkelingen in de periode na de oprichting tot de fusie in 1987

In 1971 komt de scheiding tussen het NWIT en de researchafdeling tot stand. Dit onderdeel wilde namelijk ook onderzoek voor derden gaan verrichten. Onder de naam Nederlands Research Instituut voor Toerisme en Recreatie (NRIT) ging dit instituut een zelfstandig bestaan leiden.

In januari 1971 waren er al plannen voor een leerstoel voor toerisme en recreatie aan een Nederlandse universiteit of hogeschool. Gedacht werd aan een interfaculteit tussen economie, sociologie en geografie. In tegenstelling tot andere landen kende ons land een dergelijke leer-stoel niet. Tevens meldt het jubileumboek (25 jaar NHTV, 1991), dat overheid en bedrijfsleven steeds meer belangstelling kregen voor een wetenschappelijke benadering van toerisme en recreatie (p. 9).

In het schooljaar 1971-1972 werd in het kader van ontwikkelingshulp aan acht Indonesische medewerkers de zes maanden durende opleiding ‘Tourist and Travel Management’ aangebo-den.

Naast verlenging van de studieduur tot drie jaar met ingang van het jaar 1972/1973 wordt gemeld in het Jubileumboek, dat op het verlanglijstje van directeur Bodewes staat: “Het

NWIT zou moeten uitgroeien tot een universiteit voor toerisme en recreatie”. Invulling moest geschieden door contacten met Rotterdam en Tilburg en ook was het noodzakelijk om te bou-wen aan de internationalisering van het instituut. In 1977 verhuist het NWIT naar het gebouw Sibeliuslaan, dat anno 2014 wordt gebruikt voor de Hoge Hotelschool en de opleiding Facility Management.

In de tweede helft van de jaren ’70 zijn tal van notities geschreven over toekomstige ontwikke-lingen van het NWIT. Deze hingen onder andere samen met de duur van de opleiding, alsook met ontwikkelingen binnen het vakgebied recreatie, wat wellicht het beste te typeren is met academische aspiraties.

Vrijetijdskunde

Op 7 juli 1982 werd de samenwerkingsovereenkomst tussen de Stichting Katholieke Hoge-school te Tilburg en de Stichting NWIT te Breda op het terrein van vrijetijdskunde ondertekend. Per 1 augustus 1982 werd door beide instellingen te Breda een gemeenschappelijk centrum voor studie van vraagstukken van vrijetijd en vrijetijdsbesteding opgericht. De samenwer-king had betreksamenwer-king op leerstofontwikkeling, onderzoek en onderwijs (gemeenschappelijke modulen). Doel was te komen tot een stelsel van hoger onderwijs in de vrije tijd. Een deel van het toerisme zou hierbij betrokken worden (Kosters, 1985). Het departement van Onderwijs en Wetenschappen had realisering van dit centrum mogelijk gemaakt. Dit gebeurde in het kader van het streven van het ministerie het HBO te laten samenwerken met het WO bij voorkeur in de regio. Zodoende was het NWIT aangewezen op de Katholieke Hogeschool Tilburg. Of-schoon de KTH een katholieke signatuur had, werd dit door de op gang zijnde deconfessiona-lisering niet bezwaarlijk geacht. Opvallend, want enige jaren later speelde bij de STC-operatie de denominatie nog wel degelijk een rol om een Bredase fusie af te wijzen. De totstandko-ming van de katholieke hogeschool West-Brabant was toen een van de redenen om daarin niet te participeren. Beckers (2013) geeft naast de beschikbaarheid van geldmiddelen ook als reden dat Breda door verzelfstandiging van het onderzoeksdeel – het NRIT – behoefte had en de noodzaak zag om de ‘W’ in de naam NWIT opnieuw inhoud en invulling te geven. Ook sloot het initiatief aan bij de aanwezige pioniersgeest van Breda. Hier werd dus opnieuw invulling gegeven aan de positionering als kennisinstelling. Zie ook het gestelde in hoofdstuk 2.4. Sinds 1976 bestond er al samenwerking tussen het NWIT en de KHT die zich heeft kunnen richten op de ontwikkeling van een nieuw studieveld vrijetijdskunde (in de overeenkomst punt j). Zo werden al vanaf 1976-1977 studies verricht om te komen tot afstemming, inte-gratie en samenwerking van de onderwijsprogramma’s vrijetijdsproblematiek (toelichting bij de overeenkomst van samenwerking van 7 juli 1982). De bedoeling was om te komen tot het samenstellen van leerstofmodulen, die op maar één plaats werden gedoceerd en door studenten van beide instellingen konden worden gevolgd. In juli 1979 verscheen deelrapport 1 van de NWIT/KHT werkeenheid vrijetijdsproblematiek met als titel ‘Naar gedifferentieerde multidisciplinaire studieprogramma’s vrijetijdsproblematiek in het hoger onderwijs’. Gevolgd in januari 1981 door deelrapport II (eindrapport) met de titel ‘Vrijetijdskunde: een geïntegreerde opzet voor een nieuw studieveld in het hoger onderwijs’.

In de genoemde toelichting wordt beschreven dat de KHT wilde starten met een keuzevak, dat later zou worden uitgebreid tot het niveau van een doctoraal specialisatie of afstudeerrich-ting. In de toekomst werd gedacht aan opleidingen in de tweede fase en aan een

onderzoe-kers- en een lerarenopleiding. De KHT kende sinds 1981-1982 als keuzevak in de doctoraalpro-gramma’s de bestudering van de vrijetijdsproblematiek.

De aanloop tot deze samenwerking was niet hoopvol. In een notitie van 11 september 1979 merkte de adjunct-directeur van het NWIT op, dat gemakkelijk de neiging kon ontstaan om zich aan de met mankracht en middelen stiefmoederlijk bedeelde zusterinstelling weinig gelegen te laten liggen. Aanvullend in een schrijven met dezelfde datum wordt gesproken over een principieel onjuiste concessie aan de Katholieke Hogeschool Tilburg betreffende de inrichting van de studie. Hierdoor zou het eerste jaar van de NWIT-opleiding in het bestaan worden bedreigd. In het verslag van 25 september 1979 staat, dat er een duidelijke vrees aanwezig is bij het NWIT-Bestuur/Directie dat het WO (KHT) het NWIT gaat domineren. In een krantenbericht van eind december 1981 is de kop ‘Samenwerking NWIT/hogeschool in problemen’. Kosters (1985) schrijft dat de samenwerking niet werd bevorderd door de gedecentraliseerde beleids- en beheersstructuur van de KHT in faculteiten en vakgroepen. De economische faculteit was minder in samenwerking geïnteresseerd dan de sociologische. Bij beide faculteiten werd vrijetijdskunde als een doctoraal-keuzevak gedoceerd. De inkleuring was echter disciplinair en bij het NWIT juist multidisciplinair. Anno 1985 had de samenwerking behoorlijk aan betekenis verloren.

Tussenbalans

Uiteindelijk stopte de samenwerking en verdween het gezamenlijke centrum. Dit valt te be-treuren, omdat er inhoudelijke goede ontwikkelingen tot stand waren gekomen. Ook was er veel geld en tijd geïnvesteerd om allerlei zaken te ontwikkelen. De oorzaak van het stopzetten van de samenwerking ligt mede in de directie wisseling midden jaren ’80 binnen NWIT/NHTV. Er zat een grote verandering aan te komen in het overheidsbeleid. De STC-operatie met fusies tussen instellingen kwam aan de orde. Schaalvergroting en dus verlies van autonomie werden het adagium en in de traditie van Breda zit ook nu nog altijd het behoud van onafhankelijk-heid. Het was dus logisch dat de nieuw aangestelde directeur een andere koers ging varen. Kosters (2013) geeft als zijn visie voor het stopzetten van de samenwerking, dat universiteiten met enige minachting neerkeken op de hogere beroepsopleidingen. Maar ook binnen het NWIT was een methodestrijd aan de gang tussen toerisme (commercieel) en recreatie en vrijetijdsbesteding (a-commercieel). Tussen die twee was ook een definitiestrijd. Bij de KHT viel toerisme min of meer onder de vleugels van de economen en recreatie/vrijetijdskunde onder die van de sociologen. Zoals hierboven al verwoord staat, was in Tilburg de disciplinaire benadering en in Breda de multidisciplinaire. Ook was bij de KHT de samenwerking tussen de faculteiten beperkt en de vraag was daar, of vrijetijdskunde wel als een serieus studieveld kon worden gezien. Daarbij kwam dat een medewerker van Tilburg alle informatie aan de Christe-lijke Hogeschool in Leeuwarden had doorgespeeld. Het gevolg was dat deze hogeschool de studie vrijetijdswetenschappen ook ging aanbieden. Een complicerende factor was dat het intellectueel eigendom niet was vastgelegd en de overheid de geldmiddelen had verstrekt. De verstandhouding tussen Breda en Tilburg zakte als gevolg hiervan naar het dieptepunt.

Overige ontwikkelingen

De nieuwe naamgeving van de studierichtingen midden jaren ’70 blijft hier onbesproken. Met ingang van het studiejaar 1986-1987 start de vierjarige opleiding Nationaal Gids. Intensief overleg met Guidor, de belangenorganisatie van gidsen ging hieraan vooraf. Eerst was overleg

hierover met deze organisatie door het college geweigerd. Het gevolg was dat Guidor zaken ging doen met de Hogeschool Holland. Dit was voor het NWIT aanleiding ook met deze oplei-ding te beginnen.

3.3 OPRICHTING EN UITBOUW VAN DE VERKEERSAKADEMIE