• No results found

NHTV EN DE RECHTSVOORGANGERS, FASE II

4.3 HET FUSIEPROCES BELICHT DOOR ENKELE HOOFDROLSPELERS

Inleiding

Voor de VAT was het een absolute noodzaak om te fuseren, aangezien niet werd voldaan aan het getalscriterium, zoals opgelegd door de STC-operatie. Uit de analyse van het historisch proces, zoals beschreven in paragraaf 4.2, blijkt dat de VAT zich eerst uitdrukkelijk georiënteerd heeft op andere instellingen in de stad Tilburg. Uiteindelijk culmineerde deze zoektocht toch in een fusie met het NWIT in Breda. Op zich toch een eigenaardige beweging of eigenlijk een noodsprong. Immers hiermede werd het belang voor de werkgelegenheid in Tilburg toch wel verloochend. Hetzelfde geldt voor het uitgangspunt dat mede door de VAT de stad aantrekke-lijk moest zijn voor andere onderwijsinstellingen. De voorzitter van het bestuur trok er dan ook zijn conclusie uit en legde zijn functie neer. Na de gegevens in paragraaf 4.2 komen nu enkele hoofdrolspelers aan het woord.

De eerste hoofdrolspeler Reichert

Reichert (2009, 2012) was ten tijde van de fusie directeur van de VAT en was als zodanig de eerst aangewezene om in de STC-operatie het initiatief te nemen. Hij noemt onderstaande punten die als leidraad zijn gebruikt om in het zuidelijk deel van Nederland - en dan in het bijzonder in Brabant - te bezien met welke instellingen in zekere gelijkheid verder zou kunnen worden opgetrokken. Hierbij moet men zich realiseren, dat zowel door medewerkers als door studenten de gedachte om te fuseren werd verworpen.

De uitgangspunten waren:

• er was een grote weerstand tegen ‘het terecht komen’ in een te traditioneel/conservatief onderwijsmilieu en

• het was geen optie om te verdwijnen in een groot geheel, waarin de eigenheid van de VAT nauwelijks viel te handhaven.

Lange tijd werd ingezet op een fusie met onder andere de HTS in Tilburg. Deze fusie ging volgens Reichert (2009, 2012) uiteindelijk niet door, omdat:

• de HTS-Tilburg voor de VAT te technisch gericht was, waardoor de vrees bestond dat de vakgebieden te zeer in deze zuiver technische hoek terecht zouden komen;

• bij de VAT de sociaal-maatschappelijke benadering voorop stond en niet de technische; • de drie opleidingen van de VAT als drie afzonderlijke opleidingen zouden worden

opgeno-men, waardoor de bestaande verbindingen en de synergie verloren zouden kunnen gaan en de VAT kon verworden tot dependance van de HTS en

• de rooms-katholieke denominatie van de HTS als bezwaar werd gezien.

Bij de afscheidsreceptie van de toenmalige directeur van het NWIT, Bodewes, werd een gesprek gevoerd over een mogelijke fusie tussen het NWIT en de VAT. Bodewes deelde mede dat daar altijd over te spreken viel. Bij de VAT werd de manier van werken, de sfeer en het enthousiasme bij het NWIT aantrekkelijker gevonden dan bij de potentiële fusiepartners in het Tilburgse. De bereidheid bij het NWIT was oorspronkelijk niet groot. De opvolger van Bode-wes als directeur - Huilmand - was nieuw voor de VAT. Bovendien was hij nog niet voldoende bekend met de situatie. Tijdens de inleidende gesprekken was er nogal wat druk vanuit het ministerie op het NWIT uitgeoefend om binnen Breda te fuseren. Bij het NWIT was de behoefte om te fuseren gering en waarschijnlijk dacht de nieuwe directeur dat het dan toch beter was om samen te gaan met de VAT. Wellicht speelde bij hem een rol dat het NWIT de grootste partij was en de VAT zich dat goed realiseerde. De druk op de VAT om tot fusie te komen was vanuit Den Haag groot. Er werd zelfs gedreigd met het dichtdraaien van de geldkranen. Om niet in een isolement te geraken, werd tot fusie met het NWIT besloten (Reichert 2009, 2012).

De tweede hoofdrolspeler Bodewes

Dat de bijzonder-neutrale VAT in Tilburg geen partner kon vinden met dezelfde denominatie en daarom met het NWIT wilde spreken over samenwerking, wordt bevestigd door Bodewes (2009). In een bedankbriefje ter gelegenheid van zijn afscheid schrijft Bodewes aan de direc-teur van de VAT (23 januari 1986):

“Gisteren heb ik nog met Frans Hanckman (adjunct-directeur VAT) nagepraat over reserve-mogelijkheden, als het bij jullie en ons niet lukken mocht om het fiere hoofd recht overeind te houden. Wij zijn nu een ook 4-jarige school (per 1 augustus 1986) met (nu al) 700 studenten. En zeer gehecht aan onze bijzonder-neutrale identiteit. Maar ook wel aan ons gebouw in Breda. You never know”.

De derde hoofdrolspeler Van Gurp

De eerste directeur van de VAT Van Gurp (2009) kwam tot de volgende analyse: “Het vak-kenpakket van de VAT was afwijkend van de HTS en door de fusie zou dat misschien moeten veranderen. Daarnaast was deze technische school een kolos, waardoor de VAT maar een beperkte inbreng zou hebben. Het gebruikmaken van de rooms-katholieke denominatie als reden voor afwijzing van de HTS, was een oneigenlijk argument”. Interessant is zijn medede-ling, dat ook in zijn directeursperiode overleg was geweest om te komen tot samenwerking met het NWIT. Van Gurp was echter van mening dat beide instituten niet op elkaar aansloten in cultuur en onderwijsopvattingen.

De vierde hoofdrolspeler Hanckman

Adjunct-directeur, Hanckman (2009), voerde namens het VAT de gesprekken met de Academie Mens-Arbeid, de Academie voor Bouwkunst, de HTS, de Bibliotheek- en Documentatie Acade-mie, het conservatorium en de Academie voor Beeldende vorming. Al deze instellingen waren gevestigd in Tilburg. Bestuursvoorzitter De Grood was, gelet op zijn sterke banden met de stad Tilburg en als oprichter van de VAT, een groot voorstander van het behoud van de band met deze stad. De gesprekken verliepen voorspoedig totdat het Mollerinstituut, onderdeel van de Katholieke Leergangen, op het toneel verscheen. De leiding hiervan deed er alles aan om de potentiële partners van het VAT over te halen om met hen samen te werken. Dit gelukte bij meerdere instellingen, zodat uiteindelijk als fusiepartners overbleven de HTS en de Biblio-theek- en Documentatie Academie. In juni 1986 was het complete fusiedocument uitgewerkt en werd aangeboden aan het management en het bestuur. Het bestuur zou op korte termijn een beslissing nemen. Buiten Hanckman om ontstond op de al genoemde afscheidsreceptie van Bodewes contact tussen de directeur van de VAT en de oude en nieuwe directeur, respec-tievelijk Bodewes en Huilmand, van het NWIT. Het was Reichert die op basis van de eerder ge-noemde factoren besloten had niet verder te gaan met het fusietraject in Tilburg. Vlak daarna hingen er spandoeken aan het gebouw van de VAT aan de Stappegoor in Tilburg met leuzen zoals “Wij willen niet samen met de HTS”. Er kwam verzet, omdat het gerucht ging dat de HTS de VAT wilde opsplitsen en in de structuur van de HTS wilde opnemen. Bestuursvoorzitter De Grood had juist verzekerd dat deze zaken waren afgedekt bij een fusie met de drie instellingen. Uiteindelijk viel bij de stemming in het bestuur met één stem verschil de uitslag uit in het voordeel van het NWIT.

Deze uitslag was het gevolg, volgens Hanckman, van onderlinge afstemming van de ANWB-bestuurders, die in beide besturen een afgevaardigde hadden. Hanckman werd in één klap persona non grata bij de VAT en hij werd van zijn taken als adjunct-directeur ontheven. Hij werd slachtoffer van zijn acties richting een fusie met de Tilburgse instellingen. Uiteindelijk werd Hanckman na de fusie met het NWIT toch directeur van de VAT. Door zijn ervaringen als adjunct-directeur was Hanckman immers de meest logische kandidaat om directeur te worden.

De vijfde hoofdrolspeler Proper

Proper (2009), lector bij de Academie Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit (SLM), noemt als redenen voor het fuseren met het NWIT:

• het NWIT zat in Breda en de VAT in Tilburg en waren dus op veilige afstand van elkaar gevestigd;

• beide opleidingen waren ongeveer even groot en door deze gelijkwaardigheid was er bij de fusie minder een gevoel van overname;

• er waren geen concurrerende technische opleidingen bij het NWIT; • het NWIT kende ook een moderne onderwijsfilosofie en

• de instelling had een internationale oriëntatie.

Proper geeft aan dat bij het personeel de fusie met het NWIT in twee fases werd ‘beleefd’. Afgedwongen door de STC-operatie eerst de fase van de juridische fusie, waarbij de twee oorspronkelijke entiteiten in Tilburg en in Breda gescheiden bleven. Buiten een aantal formeel juridische zaken en natuurlijk de verandering van de naamgeving merkten de

personeelsle-den van deze fusie heel weinig. De tweede fase kwam enige jaren later bij de verhuizing naar Breda, toen het eigenlijk pas duidelijk werd, dat de VAT niet meer zelfstandig was en zich bin-nen het nieuwe geheel moest voegen.

Vermeldenswaardig is nog de opmerking van Van Bekkum (2009), die de fusie als een ver-standshuwelijk typeert.

Het beleidsplan begin jaren ’90

Na de totstandkoming van de fusie verscheen begin jaren ‘90 het beleidsplan voor die periode, getiteld ‘Doelgericht onderweg’ (NHTV, z.j.). Het behoud van de zelfstandige positie werd hierin benadrukt. Over de financiën wordt vermeld dat de personeelskosten te zwaar op het budget drukten. Er was te weinig ruimte voor investeringen. De overheadkosten moesten beperkt worden, de doorstroomsnelheid bevorderd en de organisatie verder gestroomlijnd.