• No results found

Fase III: herrIJzen aLs FenIks!

5.3 HET FUSIETRAJECT MET DE ICHTHUS HOGESCHOOL

Achtergronden van de noodzaak om te fuseren

Om een beeld te krijgen van de financiën van NHTV en van de bekostigingswijze van het HBO in het algemeen voerde de nieuw benoemde voorzitter eind 1998/begin 1999 tal van gesprek-ken. Gesproken werd onder andere met de directie van de HBO-raad, met de directeur HBO op het ministerie en met de voorzitter van de zogenaamde Vangnetcommissie. De Stichting Vangnet HBO was voortgekomen uit het akkoord ‘wachtgeldarrangement HBO 1996-2004’. Op grond van dit akkoord werden hogescholen meer dan voorheen individueel afgerekend op hun wachtgeldkosten. Omdat financieel zwakkere hogescholen hierdoor financieel in de problemen konden raken, werd afgesproken dat de hogescholen een onderlinge waarborg- en saneringsconstructie zouden instellen. Hiervoor werd een financieel vangnet opgericht. Jaarlijks moesten allerlei documenten aan de Stichting Vangnet door de scholen worden opgestuurd. Op voorhand werd geen enkele vorm van steun door het Vangnet uitgesloten (brief minister OCenW, 16 april 1999). Het werd de nieuwe voorzitter in de bovengenoemde gesprekken duidelijk gemaakt, dat het met het ministerie overeengekomen financiële arrange-ment de verplichting in hield om te fuseren met een andere instelling. De belangstelling van andere HBO ’s in het land voor een samengaan met de NHTV was groot.

Criteria bij het fusie keuzeproces

Uiteindelijk werden door het bestuur/het managementteam twee criteria vastgesteld die bij het zoeken naar een partner een cruciale rol speelden. Deze waren:

1. Gezocht moest worden naar een financieel zeer krachtige partner die de mogelijkheid en de bereidheid had om fors in de NHTV te investeren. In paragraaf 5.2 zijn de financiële problemen al voldoende uiteengezet, zodat er nu geen verdere toelichting nodig is. 2. De plaats(en) van vestiging van de partner moest het aanbieden van NHTV-opleidingen

in de Randstad mogelijk maken. Aan het aanbieden van het opleidingenpalet in de plaats Breda lagen niet direct rationele overwegingen ten grondslag. Het instituut had een nationaal en in toenemende mate een internationaal karakter en Breda lag nu niet direct centraal en was ook niet optimaal bereikbaar per openbaar vervoer. Al toen zette de trend in dat studenten om redenen van werk, vrienden, sportactiviteiten, kosten en gemak liever thuis bleven wonen. In het bijzonder bij de economische opleidingen was de afstand tot het werkveld groot. Dit was vooral geconcentreerd in de Randstad Holland en daarbinnen speciaal in Rijswijk/Den Haag, Hoofddorp en Amsterdam. Natuurlijk waren recreatief ook midden-Brabant en Zeeland van betekenis. De regionale binding van de hogeschool met het werkveld werd verankerd in het onderwijsbeleid. Daarbij speelde ook het beleid van Hermans dat er meer concurrentie moest zijn tussen de hogescholen. Om deze redenen was het gewenst om een deel van de opleidingen ook in de Randstad aan te bieden. Een partner met vestigingen daar was dus noodzakelijk om NHTV-opleidingen in de Randstad te kunnen aanbieden. Mogelijk konden licenties van de fusieschool door Breda worden benut. Natuurlijk speelden ook andere factoren een rol, zoals een positie van gelijkwaar-digheid, het behoud van een relatief grote mate van zelfstangelijkwaar-digheid, herkenbaarheid in Breda, het waarborgen van de (inter)nationale uitstraling, het behoud van werkgelegen-heid en de eigen cultuur, de denominatie, de keuze voor kwaliteit boven kwantiteit, het kunnen blijven aanbieden van specialistische opleidingen, waarborgen met betrekking tot het studentenklimaat en handhaving van de naam NHTV. Deze factoren waren mede een resultante van de discussie over de strategische positionering, die begin 1999 binnen de hogeschool plaatsvond (discussiepunten van CvB en MR, 11 februari 1999).

Aan de genoemde criteria voldeden niet de Hogeschool Brabant, de toenmalige Christelijke Hogeschool Noord-Nederland en de Hogeschool Den Bosch. Gesprekken met de scholen verenigd in de Dutch Quality Schools liepen op niets uit, omdat de belangen en de mogelijk-heden van de verschillende partners te divers waren. Uiteindelijk werd de toenmalige Ichthus Hogeschool onder leiding van J. M. M. Elbers met vestigingen in Den Haag en Rotterdam en later ook in Delft als de meest geschikte fusiepartner gezien. Deze was financieel krachtig en bood de mogelijkheid voor opleidingsaanbod in het westen en valorisatie van het opleidin-genpalet in Breda. Ichthus was destijds een kwalitatief goed bekend staande groeischool, zo-dat de personele formatie was gewaarborgd. Daarbij kwam zo-dat het overleg met het ministerie en met de Vangnetcommissie (brief CvB’s Ichthus/NHTV, 21 september 1999) met het verzoek om 12 miljoen gulden te voteren geen enkel resultaat had opgeleverd. De verstrekking van middelen à fonds perdu behoorde blijkbaar toch niet tot het instrumentarium van het Vang-net (brief OCenW, 20 december 1999). Eigenaardig omdat het ministerie eerder had medege-deeld dat geen enkele vorm van steun uitgesloten was. Vooral de gesprekken van de NHTV-voorzitter van het college met de NHTV-voorzitter van de Vangnetcommissie waren buitengewoon teleurstellend. De brief van deze stichting van 29 november 1999 aan de minister bevatte allerlei subjectieve en sturende elementen. Blijkbaar had de voorzitter van deze stichting een ruime taakopvatting. Zo geeft hoofdstuk 3.2 in de brief de aanbeveling dat andere alternatie-ven onderzocht moeten worden en in 3.3 wordt gesteld dat de rentabiliteit van een dergelijke nieuwe rechtspersoon op termijn aanzienlijk groter zou kunnen zijn. In hoofdstuk 3.5 wordt

de rapportage van de vertrouwenspersoon, benoemd door het ministerie, over NHTV van 15 november 1999 verworpen. Uit de brieven en de gesprekken bleek duidelijk dat het bestuur van deze stichting andere belangen had, namelijk om de fusie met Ichthus hoe dan ook te verhinderen en NHTV te koppelen aan een Brabantse partner.

Het fusiedocument NHTV-Ichthus

Gedateerd 15 september 1999 kwam het eindconcept van het fusiedocument NHTV/Ichthus getiteld ‘Kwaliteitskernen in beweging’ beschikbaar. Het was een korte notitie van tweeënder-tig bladzijden met twaalf bijlages. Voor de beeldvorming is het gewenst twee zaken eruit te lichten. Dit zijn de identiteit en het marketingconcept van de nieuwe organisatie. Op pagina 8 van het document wordt gesteld, dat de nieuwe organisatie is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Deze kennen een eigen profiel en worden als zodanig herkenbaar en onder-scheidend naar de markt en de studenten gepositioneerd. Dit zal onder de eigen merknamen blijven gebeuren, te weten:

• De NHTV verkeer, planologie en logistiek of een andere merknaam en • De NHTV toerisme, recreatie en vrijetijd.

Op bladzijde 7 staan de voorlopige werktitels vermeld, namelijk NHTV (opleidingen Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs en Vrijetijdskunde) en NHTV ‘Verkeersakademie’ (opleidin-gen Verkeerskunde, Ruimtelijke ordening & Planologie en Logistiek & Technische Vervoers-kunde). Te beginnen bij het fusieproces met het NWIT tot en met eind 2012 (vergadering RvT met vertegenwoordigers uit het werkveld) is een sluimerend onbehagen aanwezig, vooral bij de vanuit Tilburg afkomstige personeelsleden van de VAT, met betrekking tot de verkeerde naamgeving ‘NHTV’. Bij dit fusieproces werd getracht hier verandering in aan te brengen. Op bladzijde 11 wordt een overzicht gegeven van nieuwe opleidingen die mogelijk zouden zijn door de combinatie Ichthus, NHTV en de Agrarische Hogeschool Delft. Onder de rubriek ‘bestaande opleiding’ wordt vermeld:

• uitbreiding lesplaatsen toerisme en recreatie etc. in Rotterdam en Den Haag;

• uitbreiding lesplaatsen communicatie en eventueel International business and languages in Breda en

• uitbreiding lesplaatsen NHTV (logistiek en verkeerskunde) in Delft.

Tussenbalans

Het hierboven gestelde in de rubriek ‘bestaande opleiding’ zorgde ervoor dat de Hogeschool Brabant en meerdere hogescholen in de Randstad acties gingen ondernemen om dit te voorkomen. Allerlei politici van de provincie Noord-Brabant en van gemeentes werden hierbij ingeschakeld. De hogeschool kwam in een regionaal krachtenveld terecht. Er ontstond een dynamiek waarop noch het ministerie, noch de fusiepartners vat op konden krijgen en ook geen rekening mee hadden gehouden. Intern kwam door dit plan bij de voormalige VAT de problematiek van de verplaatsing van de Verkeersakademie van Tilburg naar Breda weer boven. Dit compliceerde de mogelijk gedeeltelijke verplaatsing van de technische opleidingen naar Delft. Ook speelde nog het verkeerd gebruik door het College van Bestuur van de finan-ciën van de voormalige VAT een negatieve rol. Het geld was namelijk besteed aan de aanschaf van meubilair bij de nieuwbouw en om de groei van de economische opleidingen te betalen (Proper, 2013).

Briefwisseling met het departement

Gedurende het hele fusieproject volgde een uitvoerige briefwisseling met het departement en met de Vangnetcommissie in het kader van geldelijke bijdragen en uitwisseling van oplei-dingen. Ook voorzitters van andere hogescholen ventileerden hun mening over de verande-ringen in het opleidingsaanbod. In een brief van 20 december 1999, aan de voorzitter van het College van Bestuur van de NHTV, verklaarde secretaris-generaal Holthuis namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het onderstaande:

Onderwerp: implementatie fusietraject, kenmerk HBO/AS/1999/51925 (blad 4 en 5)

“Maatregelen fusie. Maatregelenpakket ter ondersteuning van de fusie van de NHTV en de Ichthus Hogeschool.

B.….geen titel om de NHTV nieuwe financiële steun te verlenen; D. enkele flankerende maatregelen:

1. aflossing van de renteloze, achtergestelde lening van fl 1.000.000,00 geschiedt in plaats van in het jaar 2002 op een nader met u overeen te komen termijn;

2. verlenging tot en met het bekostigingsjaar 2003 van de versnelde uitbetaling van de Rijks-bijdrage;

3. de besluitvorming over de voorgestelde realisering van nieuwe vestigingen voor de opleiding htro in Rotterdam en Den Haag moet plaatsvinden conform de artikel 7.17-pro-cedure van de WHW. Voor de beoogde overige voorzieningen in de regio Amsterdam en in Leeuwarden geldt dat de gefuseerde hogeschool een samenwerkingsverband sluit met de hogescholen die deze voorzieningen feitelijk realiseren;

4. de besluitvorming over de realisering van de voorgestelde nieuwe vestiging te Delft voor de huidige opleidingen techniek van de NHTV moet eveneens plaatsvinden conform de artikel 7.17-procedure van de WHW. Bijkomende voorwaarde is dat de instellingsfusie met de Hogeschool Delft doorgang vindt;

5. met inachtneming van de meergenoemde bestuurlijke afspraken met de HBO-raad zullen NHTV, Ichthus en Delft gezamenlijk tevens als onderdeel van hun totaalpakket aan voor-stellen voor het CROHO 2001-2002 de oorspronkelijke ‘beschermde’ status van de oplei-ding htro na een overgangsperiode van maximaal vier jaar na vaststelling van HOOP 2000 afbouwen. Daarbij geldt in beginsel voor deze periode een instroomfixus van het totaal van de ‘uitschenkpunten’ htro van de gefuseerde hogeschool, c.q. het samenwerkingsver-band”.

De exclusieve status van de opleiding Kort-HBO was voorlopig gewaarborgd, maar besluit-vorming naar aanleiding van het HOOP-2000 kon leiden tot afbouw van deze opleiding. In een brief van 17 februari 2000 merkt de medezeggenschapsraad van NHTV aan de Directie HBO van het departement op, dat het financiële arrangement de enige toezegging is die het ministerie mogelijk gestand zou kunnen doen. Wel wordt de koppeling van deze toezegging aan de fusie met Ichthus betwist. De MR heeft hierin later gelijk gekregen, omdat na het niet doorgaan van de fusie de termijn van het arrangement werd verlengd. Verder merkte de MR in zijn brief terecht de betrekkelijkheid op van de ‘beschermde’ status. In de brief wordt gesteld: “Zolang de NHTV de enige HTRO-aanbieder in Nederland is, wordt de instroomfixus van 375 studenten door de Minister geïnterpreteerd als landelijk werkende fixus”.

Het zou te ver voeren om alle aspecten met betrekking tot het fusietraject met de Ichthus Hogeschool hier aan de orde te stellen. Uiteindelijk moest tot twee keer toe de gang gemaakt worden naar de geschillencommissie. Hier wordt volstaan met de twee uitspraken van de Commissie Geschillen Medezeggenschap.

Uitspraken van de Geschillencommissie

Op 23 december 1999 ontvingen het College van Bestuur en de medezeggenschapsraad per fax de uitspraak van de Commissie. Op 21 december 1999 was de zitting van de Commissie geweest, gelet op de beoogde fusiedatum van 1 januari 2000. Op 25 januari 2000 vond de uit-spraak van de Commissie geschillen medezeggenschap plaats betreffende het voorgenomen besluit van het instellingsbestuur d.d. 17-09-1999 tot fusie per 01-01-2000 van de NHTV met de Ichthus Hogeschool. Dit besluit luidde:

3. Overwegingen van de commissie/het geschil

“Alles overziende is de Commissie van oordeel dat het voorgenomen besluit dat op 17-09-1999 aan de MR is voorgelegd om hierboven genoemde redenen onvolledig is en dat het instellingsbestuur onvoldoende informatie heeft verstrekt waardoor geen reële inhoud aan medezeggenschap is gegeven. Het gegeven dat na 01-11-1999 nog nadere stukken aan de MR zijn overlegd en nadere informatie is verstrekt doet hieraan niet af. Immers, na 01-11-1999 is niet een nieuw voorgenomen besluit met inachtneming van de termijn van zes weken aan de MR voorgelegd”.

Tenslotte overweegt de Commissie dat de door het instellingsbestuur aangevoerde redenen niet van dien aard zijn dat met het voorbijgaan van reële medezeggenschap een dermate ingrijpend besluit kan worden genomen.

De Commissie concludeert dan ook dat het voorgenomen fusiebesluit de hier aan te leggen toets niet kan doorstaan“ (p. 4).

Op 6 januari 2000 werd de voorzitter van het College van Bestuur ontboden bij de toenmalige voorzitter van de Raad van Toezicht in zijn huis te Delft. Hem werd medegedeeld dat de fusie zonder meer moest doorgaan en dat daarvoor met inzet van alle middelen moest worden gezorgd. Dit manifesteerde zich door binnen korte tijd een tweede gang naar de Geschillen-commissie te maken.

Zo kwam het dat in de namiddag van 25 februari 2000 de twee partijen per fax de tweede uitspraak ontvingen van de Commissie binnen ongeveer twee maanden. Op 25 februari 2000 in de ochtend vond in Utrecht onder grote belangstelling van het personeel van NHTV de zitting van de Commissie plaats. Dit moest op korte termijn geschieden, omdat de fusiedatum nu vastgesteld was op 28 februari 2000. Op 30 maart 2000 kwam de Commissie geschillen medezeggenschap betreffende het voorgenomen besluit van het instellingsbestuur inzake fusie voor de NHTV met de Stichting Hoger Onderwijs Nederland met de volledige uitspraak op papier.

Het geschil

“Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat er geen dringende redenen waren die het instellingsbestuur noopten om zo kort na de behandeling van het geschil met

betrek-king tot het eerste fusiebesluit en zonder reëel overleg daarover, een hernieuwd fusiebesluit per uiterlijk 28 februari 2000, aan de MR voor te leggen.

De Commissie beveelt het instellingsbestuur aan om een onafhankelijke deskundige opdracht te geven rapport uit te brengen over de financiële situatie van de NHTV op zowel de korte als de lange termijn. Tevens beveelt de Commissie beide partijen aan om reëel overleg te voeren over de toekomst van de NHTV, waarbij ruimte is voor elkaars standpunten en waarbij de mogelijkheid van fusie dan wel samenwerkingsverbanden met andere hogescholen wordt meegenomen”.

Met deze laatste uitspraak was definitief een eind gekomen aan de fusiebesprekingen met de Ichthus Hogeschool/Hogeschool Delft. In de vergadering van 9 maart 2000 keurde de Raad van Toezicht het besluit van het College van Bestuur goed om het instemmingsverzoek voor de fusie met de Ichthus Hogeschool/Hogeschool Delft bij de medezeggenschapsraad in te trekken (brief vz-CvB, 14 maart 2000). De toenmalige voorzitter van de Raad van Toezicht legde zijn functie direct neer en de vicevoorzitter volgde hem op.

Interne gevolgen

Het tijdvak van september 1999 tot en met februari 2000 kan worden getypeerd als een crisisperiode. Ook al bleven vele persoonlijke verhoudingen goed, toch waren er heel dui-delijk zakelijke verschillen van inzicht en was het onvermijdui-delijk dat dit ook een wissel trok op personen. Sommige personeelsleden waren een voorstander van de fusie, maar andere waren apert tegen. Het gevolg was een wisseling in de bezetting van het voorzitterschap van de medezeggenschapsraad. Uiteindelijk was dit traject ook de reden dat de directeur van de technische faculteit zijn functie neerlegde. Deze directeur was voorstander van de fusie, omdat dit de mogelijkheid bood de opleidingen Verkeerskunde en Planologie in Delft aan te bieden en daardoor de concurrentie voor te zijn (Proper, 2009). Bovendien was in de gesprekken met Ichthus ook vertrouwelijk door J. M. M. Elbers de mogelijke fusie met de RK HTS Rijswijk genoemd. Hierdoor zouden er voor de technische opleidingen in een grotere hogeschool, betere kansen ontstaan. De belangen van de vroegere VAT waren door de zeer sterke groei van de economische opleidingen teruggedrongen. Proper (2009) was van mening dat deze fusie (Ichthus-NHTV-Delft-Rijswijk) uitgelezen kansen bood om te komen tot een gelijkwaardigere en perspectiefvollere toekomst voor de technische opleidingen.

Tussenbalans

Anno 2014 kan worden vastgesteld, dat de tijdsdruk om te komen tot fusie, ingegeven door de slechte financiële positie en het onderwijsbeleid van Paars II, toch minder groot was dan toen verondersteld. Door die vermeende druk vond niet altijd voldoende informatie plaats naar personeel en studenten. De MR werd soms gebrekkig en niet altijd tijdig van de vereiste stukken voorzien. Veel meer uitleg over de achtergronden en de noodzaak was verstandig geweest. De criteria voor een uit te kiezen partner hadden veel duidelijker moeten worden uitgelegd. Meer tijd had moeten worden genomen om eerst de geldmiddelen in huis op orde te brengen. Wat het proces definitief negatief deed keren, was een voorlichtingsbijeenkomst begin februari 2000 van de Raad van Toezicht voor het personeel. De voorzitter daarvan klei-neerde de MR en sprak uit dat de Raad van Toezicht wel wist wat goed was voor het instituut. De vicevoorzitter van de Raad probeerde de zaak toen nog te redden, maar schaamde zich achteraf voor de bijeenkomst. Bij de faculteit Verkeer Planologie en Logistiek kwamen opnieuw

sentimenten naar boven van de fusie tussen het NWIT en de VAT. De verplaatsing van Tilburg naar Breda is nooit verwerkt, zeker toen geldmiddelen van het VAT werden aangesproken voor de nieuwbouw en de onbalans in studentenaantallen steeds groter werd. Dat mogelijk hun opleidingen werden aangeboden in Delft was mede door de langere reistijd en daaraan ver-bonden kosten voor het betrokken personeel onacceptabel. Binnen de economische faculteit speelden individuele negatieve ervaringen met Ichthus. De MR speelde het spel met verve en beschikte over veel juridische kennis. Zo werd terecht gebruikgemaakt van de mogelijkhe-den van de Wet openbaarheid van bestuur. Ook bij de zittingen van de Geschillencommissie getuigde de inbreng van de MR van deskundigheid en betrokkenheid. Buiten het formele circuit – ministerie en Vangnetcommissie – bemoeiden op de achtergrond tal van indirect betrokkenen zich met het proces, waarbij allerlei andere belangen een rol speelden. Allerlei informatie werd achter de schermen doorgespeeld. Het model om gebruikmakend van de beschikbare licenties opleidingen in meerdere plaatsen aan te gaan bieden, was toen nieuw en werd als zeer bedreigend ervaren. Dit zorgde ervoor dat er allerlei externe tegenkrachten werden gemobiliseerd. Er ontstond polemiek in de Brabantse kranten en de Tv-camera’s van Omroep Brabant stonden zelfs naast de deur van de kamer van de voorzitter toen tientallen studenten in een lange colonne langskwamen met oproepen om niet te fuseren. Typerend voor NHTV was ook dat daarna werd overgegaan tot de orde van de dag. De verdere aanpak van de financiën en de strategische herpositionering van de hogeschool door het beleid van Paars II vroegen alle aandacht.

5.4 HET AFSTOTEN VAN HET DIENSTENCENTRUM