• No results found

Ontwikkelingen binnen Ons Tweede Thuis en de Nieuweweg

In document Bemoeizorg: een nieuwe weg ingeslagen? (pagina 28-31)

Hoofdstuk 4 Onderzoeksgegevens en analyse

4.2 Ontwikkelingen binnen Ons Tweede Thuis en de Nieuweweg

De deelvraag waar ik in deze paragraaf antwoord op wil geven luidt: Welke ontwikkelingen binnen Ons Tweede Thuis en de Nieuweweg hebben tot bemoeizorg geleid? Met behulp van de informatie die ik heb verkregen in de interviews met de gedragsdeskundige, de clustermanager, en in het

groepsgesprek met de begeleiders schets ik een beeld van de ontwikkelingen binnen Ons Tweede Thuis en de Nieuweweg die uiteindelijk hebben geleid tot bemoeizorg.

4.2.1 Emancipatiegolf

De gedragsdeskundige vertelt dat er tien of vijftien jaar geleden nauwelijks

appartementsvoorzieningen bestonden. Een landelijke emancipatiegolf heeft er volgens hem voor gezorgd dat men heeft ingezien dat de cliënten binnen de gvt‟s weinig te zeggen hadden en daardoor ook niet werden gestimuleerd zichzelf te ontwikkelen. Dus cliënten moest die mogelijkheid worden geboden. Dat heeft geleid tot een krachtige impuls om die gvt‟s letterlijk af te breken en nieuwe voorzieningen te bouwen, waar mensen een menswaardiger plek werd geboden. Doordat cliënten een eigen ruimte kregen met douchevoorziening en keuken, kregen ze de mogelijkheid zich op

elementaire levensgebieden zelfstandiger te ontwikkelen.

Begeleider 2 en 3, die al vanaf de start op de voorziening werken, vertellen dat er wel een overgangsperiode was tussen het gvt en de opening van de Nieuweweg. Cliënten waren over verschillende locaties verdeeld. Er werd getraind met bijvoorbeeld het wassen.

Cliënt Geslacht Leeftijd Aantal jaar Nieuweweg

1 Man 67 10

2 Man 47 ± 8

3 Vrouw 28 7,5

4 Man 41 10

5 Man 40 10

6 Man 37 3,5

7 (Ine)

Vrouw 39 Bijna 10, nu elders

29

4.2.2 Persoonsgericht werken

Het persoonsgericht werken werd ingevoerd, afgeleid van het vraaggericht werken in de maatschappij.

De gedragsdeskundige legt uit dat persoonsgericht werken de visie is die Ons Tweede Thuis aanhangt, waarbij cliënten worden gezien als mensen met mogelijkheden en beperkingen. Er moet ook gekeken worden naar wat er achter de vraag ligt, maar de afgelopen vijftien jaar heeft de nadruk vooral gelegen op de mogelijkheden. Hij vertelt dat vooral de vaardigheden werden gestimuleerd, en dat de kwetsbaarheden en beperkingen wat minder voor het voetlicht zijn gebracht. Ook de

clustermanager bevestigt dit, hij geeft aan dat cliënten maximaal op hun verantwoordelijkheid werden aangesproken, wat ze zelf konden moesten ze ook zelf doen. De schaduwkant was dat men daar de nadruk op legde en onvoldoende heeft gekeken naar wat de cliënt aan kon.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat de begeleiders vertellen over team 6. Er is een periode geweest dat team 6, maar vier dagen per week begeleiding had of dat als er op dat team een begeleider uitviel er alleen op assistenten werd gedraaid. Er werd van bepaalde cliënten gezegd dat ze niet veel

begeleiding nodig hadden, het zelf wel konden en wel konden uitstellen. Toch geeft begeleider 3, die hier 20 jaar werkzaam is aan, dat die cliënten tien jaar geleden wel veel begeleiding kregen. Het lijkt er dus op, constateert begeleider 1, dat iemand is losgelaten, er geen eisen meer aan iemand worden gesteld, omdat die de begeleiders buitenhield, terwijl dat een paar jaar eerder nog wel kon.

4.2.3 Overgang naar bemoeizorg

De gedragsdeskundige zegt dat men gaandeweg het proces merkte dat voor heel veel cliënten te hoog is ingestoken. “Want je ziet de excessen; in appartementsvoorzieningen zie je op een gegeven moment opstapelen van mensen die er door heen knallen en verwaarloosd zijn en dan moet er steeds meer worden ingegrepen. Langzamerhand verandert dan ook het besef van ja vragen we mensen niet teveel, spreken we mensen niet te hoog aan en moeten we ook niet af en toe, ook als cliënten niets vragen, iets gaan doen. ” Bij dat besef raakte men steeds meer af van het vraaggericht werken en ontstond de term bemoeizorg.

Volgens de clustermanager bleek het vooral toen de ZZP‟s werden ingevoerd en er indicaties moesten worden aangevraagd. Men is daarbij ook nog uitgegaan van de emancipatorische gedachten, van wat de cliënten wel konden. Gevolg was dat veel cliënten te laag zijn geïndiceerd. Het volgende knelpunt was dat veel cliënten de zorg, die ze volgens de begeleiders nodig hadden, niet wilden hebben. Dat heeft geleid tot bemoeizorg. Op grond van beeldvorming is men gaan kijken, wat kan iemand wel en wat kan iemand niet en waar moet worden ingegrepen.

4.2.4 Mening begeleiders en clustermanager

In het interview met de begeleiders komt naar voren dat begeleider 1, die zelf 5 jaar op de

woonvoorziening werkzaam is, vindt dat de stap van gvt-wonen naar de Nieuweweg naar haar idee erg groot is geweest. Binnen het gvt konden cliënten altijd op iemand terugvallen, was er meer zicht op de mensen en woonden ze in een groep. Hier hebben ze hun eigen appartement en ziet niemand wat er achter de voordeur gebeurd. Begeleider 2 beleefde de overgang naar de nieuwe manier van werken (vanuit het gvt, naar persoonsgericht werken binnen de appartementen) als vrij plotseling.

Begeleider 1 vermoedt dat het persoonsgericht of vraaggericht werken verkeerd is uitgelegd en is opgevat als „u vraagt, wij draaien‟. Ook de clustermanager is van mening dat het begrip

zelfbeschikking mogelijk te veel een eigen leven is gaan leiden op de Nieuweweg. Uit het interview met de clustermanager blijkt bijvoorbeeld dat de cliënten hun eigen appartement zagen als hun eigen domein. Het idee van de bewoners was, dit is van mij en ik bepaal hier wat er gebeurd. Volgens begeleiders komt dat ook, door hoe zaken zijn uitgelegd aan de cliënten. Vroeger is tegen hen gezegd dat ze achter hun voordeur met niemand wat te maken hebben, vanuit het idee dat ze elkaar niet in de gaten hoefen te houden, zoals ze dat op de groep deden. Zelf hebben ze dat uitgelegd als, niemand, dus ook de begeleiding niet, heeft er wat mee te maken. In eerste instantie heette deze woonvorm ook

30

appartement-wonen. Dat impliceert een bepaalde zelfstandigheid, die de mensen niet hadden.

De cliënten hadden erg veel vrijheid en wilden daar niet vanaf. Begeleider 1 is verontwaardigd dat sommige cliënten zoveel vrijheid kregen, terwijl een paar jaar eerder de begeleiding er nog boven op zat. Ze begrijpt niet goed dat er niets met oudere informatie is gedaan. Ze geeft het voorbeeld van Bianca. Er ligt een stuk geschiedenis, waar in staat dat Bianca 2 jaar lang een puinhoop heeft gemaakt van haar financiën en vervolgens doet ze toch weer zelf haar financiën. Begeleider 1: “Daar kan ik helemaal niks mee als begeleider, dan denk ik hoe kan je nou dat lezen en daar in dat stadium kan ze het wel weer zelf… omdat ze dat zegt, maar wie controleert het? en dat vind ik dus heel vreemd.Ik krijg geen enkele inzage.”

4.2.5 Mening vertegenwoordigers

Ook vertegenwoordiger 1 wijt het onder andere aan de visie waaruit werd gewerkt dat haar zus niet altijd op de juiste manier is begeleid. Ze is van mening dat de begeleiders eerder de grenzen aan hadden moeten geven. “Want je kunt van die prachtige visiedocumenten op de plank hebben liggen bij Ons Tweede Thuis in Aalsmeer. Maar als jij natuurlijk met zijn allen als team zegt dit is de grens, dan wordt dat toch de grens.” Ze heeft de begeleiding de eerste jaren op de Nieuweweg als slecht ervaren. Ze vindt dat haar zus in die tijd is overschat. Met als gevolg dat ze bijvoorbeeld veel ziek was, omdat ze elke keer opnieuw een huisdier mocht waar ze eigenlijk niet tegen kon. Of dat ze om de zoveel maanden een nieuwe pb‟er had, omdat ze zei de ander niet meer aardig te vinden.

4.2.6 Verwachtingen voor de toekomst

De clustermanager verwacht dat bemoeizorg op w.v. de Nieuweweg een tijdelijk fenomeen is. De gedragskundige denkt dat het wel zal blijven bestaan. Hij geeft aan dat de term nu nog wel een reactieve lading heeft, omdat het een reactie is op een werkwijze die voorheen werd gehanteerd. De term zal misschien verdwijnen, juist omdat het een reactieve term is. Maar bepaalde essentiele kenmerken, zoals het helpen van de cliënt, ondersteunen ook op het moment dat de cliënt er niet om vraagt, zullen volgens de gedragsdeskundige lang mee gaan. Begeleider 2 heeft in zijn carriere al een aantal golven meegemaakt. Hij vindt het leuk dat er nu weer wat meer aandacht is voor de cliënt en verwacht dat daar de komende jaren nog op ingezet zal worden. Maar hoe lang dat gaat duren, durft hij niet te zeggen.

4.2.7 Analyse

De Nieuweweg is vanuit het emancipatorische gedachtengoed opgezet waarbij vooral is gekeken naar de mogelijkheden van de cliënten. Zoals blijkt uit de interviews is men daar eigenlijk een beetje in doorgeschoten en is dit niet voor alle cliënten even goed uitgepakt. Begeleiders en clustermanager zijn het er over eens dat toendertijd bepaalde zaken mogelijk verkeerd aan de cliënten zijn uitgelegd, met als gevolg dat cliënten veel vrijheid kregen, terwijl ze dat eigenlijk niet aan konden. Dat wetende lijkt het een logische stap nu wel goed in kaart te brengen wat een cliënt aankan en zo nodig de cliënt daar in te ondersteunen, ofwel bemoeizorg in te zetten. Vanuit de begeleiders en het management gezien is dat een logische stap, maar voor de cliënten is dat wel een hele grote ommezwaai. Tien jaar geleden is hen beloofd dat ze een eigen voordeur krijgen en nu gaat de begeleiding zich opeens met hen bemoeien. Het idee van de cliënten dat „niemand‟ wat met hen te maken heeft, is toendertijd nooit gecorrigeerd. De begeleiders en clustermanager zeggen nu dat ze het verkeerd hebben uitgelegd, maar het lijkt er niet op dat in het verleden is geprobeerd dat anders uit te leggen. Terwijl één begeleider het zelf toendertijd ook al zo‟n plotselinge verandering vond, van het gvt naar

appartementswonen. Begeleider 1 denkt dat die overgang te groot is geweest. Het is ook vreemd dat niet alleen de manier van werken en de setting veranderde, maar het lijkt er op dat met het afbreken van het gvt ook alle informatie van cliënten overboord is gegooid. Met oude informatie werd op eens niets meer gedaan, net alsof het toen niet meer belangrijk was om te weten hoe iemand eerst werd begeleid. Blijkbaar overheerste op dat moment de positieve kanten van die ontwikkeling, want er is zo

31

goed als tien jaar voor nodig is geweest om tot een ander inzicht te komen. Dat verklaart wel de angst om deze nieuwe ontwikkeling nu op volle toeren in te zetten. Men is bang in al het enthousiasme opnieuw de schaduwkanten over het hoofd te zien.

In document Bemoeizorg: een nieuwe weg ingeslagen? (pagina 28-31)