• No results found

Hoofdstuk 5 Conclusie en discussie

5.5 Aanbevelingen:

Deze aanbevelingen zijn gericht aan het begeleidingsteam van de Nieuweweg. In het eindproduct, het adviesrapport zijn deze aanbevelingen omgezet tot concrete adviezen.

- De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat de effecten van bemoeizorg positief zijn en dat de Nieuweweg met het inzetten van deze werkwijze de goede weg is ingeslagen. Het begeleidingsteam zou er echter wel goed aan doen elkaar en de begeleiders te stimuleren eerder stappen te zetten en lef te tonen op het moment dat zij naar aanleiding van de beeldvorming tot de conclusie komen dat er in de situatie moet worden ingegrepen. Ook wanneer het gaat om ingrijpende beslissingen moet men niet te terughoudend zijn. Dit onderzoek wijst uit dat niet of te laat ingrijpen soms grotere gevolgen kan hebben dan wel ingrijpen. Hier is ook een rol weggelegd voor de teamleiders, die de begeleiders op de werkvloer daar de nodige begeleiding in moeten bieden. Wat het werken volgens deze werkwijze kan bevorderen is het proces inzichtelijk maken voor de begeleiders. Uit het onderzoek blijkt dat niet iedereen goed op de hoogte is of zich even bewust is van het toepassen van deze werkwijze. Ik zou willen adviseren het proces wat beter onder de aandacht te brengen, door bijvoorbeeld de aandachtspunten op papier te zetten. Dat voorkomt ook dat begeleiders te snel gaan en bijvoorbeeld stappen in het proces overslaan.

46

- Het begeleidingsteam van de Nieuweweg zou er goed aan doen nader onderzoek te laten doen naar de juridische kaders betreffende bemoeizorg en dit inzichtelijk te maken voor de begeleiders. Voor begeleiders is het onduidelijk wanneer ze wel of niet in mogen grijpen, wat hun plichten zijn en wat de rechten zijn van de cliënt. Ik denk dat het goed is als de

begeleiders de mogelijkheid krijgen en gestimuleerd worden zich daar wat meer in te

verdiepen. Een optie is het aanschaffen van het volgende boek “Rechten van cliënten met een verstandelijke beperking. Basisboek voor begeleiders in de zorg.” van Frederiks en den Dulk (2009), als naslagwerk. Of het opstellen van een document met daar in de belangrijkste aandachtspunten. Daarnaast kunnen de ontwikkelingen rondom de nieuwe wet Zorg en Dwang gevolgd worden. Op de website „Dwang in de zorg‟ is veel informatie te vinden over de wettelijke kaders.

- Het begeleidingsteam zou er goed aan doen kritisch te kijken naar regels of protocollen binnen de stichting die het uitvoeren van bemoeizorg mogelijk belemmeren. Omdat de focus in dit onderzoek heeft gelegen op de ervaringen van cliënten, begeleiders en

vertegenwoordigers, ben ik niet alert geweest op regels of protocollen die bemoeizorg

mogelijk bevorderen of verhinderen. Begeleiders of de clustermanager zijn ook nog niet tegen dergelijke regels of protocollen aangelopen. Maar gezien het feit dat de zelfbeschikkingsvisie tot voor kort een belangrijk uitgangspunt was, lijkt het me waarschijnlijk dat er wel regels of protocollen zijn die haaks staan op het de ideeen van bemoeizorg. Ik zou het

begeleidingsteam willen adviseren kritisch te kijken of die regels of protocollen nog wel van deze tijd zijn en passen binnen de nieuwe visie waaruit gewerkt wordt.

- Het begeleidingsteam zou er goed aan doen bij elke casus, waarin het gaat om bemoeizorg, vroegtijdig na te denken welke rol de vertegenwoordigers kunnen spelen in het proces. Uit onderzoek blijkt dat vertegenwoordigers liever hadden gezien dat er eerder was ingegrepen, maar komt ook naar voren dat ze zich niet altijd even serieus genomen voelden en dat ze graag eerder op de hoogte waren geweest. De begeleiders, clustermanager en

gedragsdeskundige dichten de familie een belangrijke rol toe, maar hebben in het geval van deze twee vertegenwoordigers het initiatief bij hen gelaten. De gedragsdeskundige geeft aan dat het wat hem betreft afhangt van de relatie tussen cliënt en vertegenwoordiger en het soort probleem, of familie al dan niet betrokken wordt. Daarom ontbreekt een duidelijke richtlijn voor wanneer vertegenwoordigers wel of niet worden betrokken en is het misschien te veel

afhankelijk van de normen en waarden van de begeleider. Ik adviseer wanneer de situatie het toe laat eerst met de cliënt zelf te overleggen of de vertegenwoordiger bij het probleem wordt betrokken. Maar omdat het vaak om gecompliceerde situaties gaat waar de cliënt niet direct op zit te wachten, is dat niet altijd mogelijk. Dan adviseer ik de familie zo vroeg mogelijk op de hoogte te stellen, ook bij kleine problemen waar de vertegenwoordiger op het eerste gezicht ogen misschien niet veel aan toe kan voegen. Op die manier wordt de keuze bij de

vertegenwoordiger neer gelegd, die kan dan zelf beslissen of hij het proces volgt. Ik kan me voorstellen dat de vertegenwoordiger zich dan meer gehoord voelt en meer vertrouwen in de begeleiding zal hebben, dan wanneer hij zelf bij de voorziening aan de bel moet trekken, omdat hij het idee heeft dat het misloopt.

- Uit het onderzoek komt naar voren dat er behoefte is om een onafhankelijk persoon in het proces rondom bemoeizorg mee te laten kijken. Ik denk dat de keuze hiervoor afhankelijk moet zijn van de problematiek die speelt. Waar een vertegenwoordiger al eerder op de hoogte zou moeten worden gesteld, denk ik dat een onafhankelijk persoon pas hoeft te worden ingeschakeld als het gaat om grote beslissingen. Maar ik denk dat het begeleidingsteam wel moet bedenken met welk doel een „derde‟ persoon wordt ingeschakeld. Is dat om de

objectiviteit te vergroten of is angst de onderliggende motivatie. Het vergroten van de

47

objectiviteit kan nooit kwaad en iemand die kritische vragen stelt is nooit teveel. Maar het begeleidingsteam moet ook vertrouwen hebben in de eigen capiciteiten en in die van de medewerkers.

Over wie die onafhankelijke persoon dan zou moeten zijn, zijn de meningen verdeeld. Ik kan me voorstellen dat het ook afhankelijk is van de casus. Een bewindvoerder of mentor zouden hier voor in aanmerking kunnen komen, maar wanneer de bewindvoering of het mentorschap al door de familie wordt uitgevoerd, is die persoon dan wel zo onafhankelijk. Wanneer het puur gaat om de belangen van de cliënt, omdat de cliënt die zelf niet tijdens een bespreking kan verwoorden, kan ik me indenken, dat zoals de clustermanager voorstelt, de

vertrouwenspersoon van de stichting daar een rol in speelt.

- Naar aanleiding van dit onderzoek adviseer ik het begeleidingsteam alert te zijn op hoe bemoeizorg wordt uitgevoerd. Als er bijvoorbeeld voor wordt gekozen een ADL-medewerker of een andere ondersteunende dienst in te zetten om bepaalde doelen te bereiken, zal goed in de peiling moeten worden gehouden hoe dit verloopt. Er zijn aanwijzingen niet elke

medewerker deze taak even goed aan kan, met als risico dat aan het doel „het samen doen‟

voorbij wordt gegaan. Aan de andere kant zijn er ook aanwijzingen dat ADL-medewerkers meer bij een cliënt kunnen bereiken, omdat ze een andere relatie met de cliënt hebben.

Daarom pleit ik er niet voor geen gebruik meer te maken van deze ondersteunende diensten, maar wel om er goed zicht op te houden en regelmatig te evalueren en te checken welk effect het op de cliënt heeft.

- Het zou goed zijn als er een andere term voor bemoeizorg werd bedacht. Volgens de gedragsdeskundige heeft de term nu een reactieve lading. De begeleiders gaan zich nu met de cliënten bemoeien, omdat ze dat eerder niet hebben gedaan, eerder de cliënten te vrij hebben gelaten. Maar bovenal heeft het een negatieve klank, in de term bemoeizorg zit het woord bemoeien, waar mensen negatieve associaties mee hebben. Uit het onderzoek blijkt echter dat bemoeizorg een positieve insteek heeft, men wil beter inspelen op de (ongestelde) vraag van de cliënt. Bemoeien op zich is niet het doel, maar de cliënt de juiste ondersteuning bieden om bij te dragen aan de kwaliteit van leven. Ook de effecten van bemoeizorg zijn positief, het zou mooi zijn daar ook een positieve term aan te kunnen binden. In die term zouden de volgende kenmerken naar voren moeten komen: het gaat om het tegemoet komen aan de vraag van de cliënt, die de cliënt zelf niet stelt, om overvraging of ondervraging te voorkomen. De vraag wordt in kaart gebracht door middel van beeldvorming, de cliënt wordt in eerste instantie tegemoet gekomen vanuit de dialoog. Wanneer de relatie vast loopt, wordt er tegen zijn wil in, ingegrepen in de leefsituatie van de cliënt.

48 Hoofdstuk 6 Reflectie

6.1 Productevaluatie

Er zijn verschillende zaken van invloed geweest op de betrouwbaarheid en geldigheid van dit onderzoek. In hoofdstuk twee ben ik daar al uitgebreid op ingegaan, hier wil ik kort op verschillende onderdelen terugkomen.

6.1.1 Betrouwbaarheid

De keuze voor een groepsgesprek in plaats van vier individuele interviews met de begeleiders heeft dit onderzoek ongetwijfeld beïnvloed. De informatie die voor het antwoord op mijn onderzoeksvragen het meest relevant was kwam nu voornamelijk van begeleider 1 en 4, mogelijk omdat zij in de praktijk het meeste met bemoeizorg te maken hebben. Maar wat ook kan mee spelen is dat met name begeleider 1 vrij snel het woord nam, zij heeft relatief veel verteld, daarom zijn veel resultaten aan haar gekoppeld. De andere begeleiders knikten gedurende het gesprek vaak wel instemmend, maar hebben niet over elk onderwerp hun eigen bijdrage geleverd. Of begeleider 2 en 3 ook overal mee instemden kan in twijfel worden getrokken, omdat zij aan het begin van het gesprek in tegenstelling tot de andere twee aan hebben gegeven een negatieve associatie te hebben met bemoeizorg. Het is moeilijk te achterhalen of ze gedurende het gesprek hun mening hebben bijgesteld of dat ze sociaal wenselijk knikten. Zelf schat ik in dat ze wel hun mening hadden gegeven op het moment dat ze het er echt niet mee eens waren geweest, dat deden ze namelijk wel over minder relevante onderwerpen.

Mede gezien de tijd en de hoeveelheid informatie dat het groepsinterview me opleverde heb ik er voor gekozen de begeleiders niet nog eens individueel te ondervragen.

Dat ik de interviews van de cliënten niet heb opgenomen en niet direct heb kunnen uitwerken, heeft naar mijn mening maar een geringe invloed op de betrouwbaarheid. De gegevens die ik heb gebruikt bevatten de hoofdlijnen van wat zij hebben gezegd, ik denk niet dat er echt belangrijke informatie verloren is gegaan.

6.1.2 Geldigheid

Probleem waar ik bij het uitwerken van de onderzoeksgegevens achter kwam is dat ik het woord ervaringen van tevoren niet voldoende heb geoperationaliseerd. Met als gevolg dat ik bij de diverse partijen op een andere manier naar die ervaringen heb gevraagd. Natuurlijk zullen de begeleiders bemoeizorg ook anders ervaren dan de cliënten, omdat zij daar een andere rol in spelen. Maar doordat ik voor mezelf onvoldoende heb uitgedacht en gekaderd wat ik precies wilde onderzoeken, eindigde ik met een hele berg aan informatie die niet direct op elkaar aan sloot. Een volgende keer zou ik er voor kiezen, het onderzoek meer te kaderen. Onder ervaringen kunnen verschillende dingen worden opgevat. Ik had van tevoren niet voldoende voor ogen waar ik met het onderzoek naar toe wilde.

Dat de opdrachtgever ook de clustermanager was en dat ik zowel opdrachtnemer als medewerker ben, is sturend geweest voor het onderzoek. Ook mijn relatie tot de verschillende respondenten is van invloed geweest op de uitkomsten, het is moeilijk in te schatten in welke mate dit bepalend is geweest voor de uitkomsten van het onderzoek. De invloed van de aanwezigheid van begeleiders tijdens de interviews met cliënten op het onderzoek is denk ik beperkt gebleven. De informatie die is genoemd op het moment dat de begeleider zich in het gesprek mengde, heb ik niet meegenomen in het onderzoek.

Doordat ik maar een klein aantal respondenten heb geïnterviewd, krijgt wat ze hebben gezegd in de interviews behoorlijk wat gewicht gekregen in het onderzoek. Zo is een deel van de analyse en conclusie onder andere gebaseerd op wat de vertegenwoordigers hebben gezegd. Ik heb echter maar

49

twee vertegenwoordigers gesproken. Ik kon hen meenemen in het onderzoek, omdat zij recent met bemoeizorg te maken hebben gehad. Dat zij door dezelfde begeleider zijn aangedragen en daardoor mogelijk overeenstemmende ervaringen hebben is mogelijk wel bepalend geweest voor de uitkomsten van het onderzoek. De conclusie en aanbevelingen moeten daarom vanuit dat oogpunt worden gelezen.

Doordat de ervaringen van de verschillende respondenten groepen tot in bepaalde mate met elkaar overeenkomen, als ook met wat de informanten hebben aangegeven, kan worden geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat ik ondanks dat ik niet voldoende geoperationaliseerd ik toch heb gemeten wat ik wilde meten. De resultaten convergeren, dus er is een sterke indicatie voor de validiteit van de dataverzameling.

6.2 Eindproduct

Het resultaat van dit onderzoek is een adviesrapport gericht aan het begeleidingsteam van de Nieuweweg. In dit rapport zijn de aanbevelingen die uit het onderzoek zijn voortgekomen weergegeven in de vorm van concrete adviezen in een leesbaar format. Hierbij heb ik rekening gehouden met de relevante omstandigheden waar de organisatie in verkeert en de voorwaarden die nodig zijn om de adviezen uit te kunnen voeren. Ik heb althans geprobeerd de aanbevelingen te vertalen naar praktische adviezen, die realistisch zijn om uit te voeren binnen de huidige

omstandigheden. Op die manier kunnen de uitkomsten van het onderzoek vrij direct worden

meegenomen in de huidige manier van werken. Het rapport is ook vooral een aanmoediging om deze manier van werken voort te zetten.

6.2.1 Toepasbaarheid

Ik denk dat de aandachtspunten die in de vorm van adviezen in het rapport naar voren komen ook van belang zullen zijn voor vergelijkbare voorzieningen in het werkveld. In het onderzoek kwam naar voren dat meer appartementsvoorzieningen binnen Ons Tweede Thuis een omslag aan het maken zijn naar bemoeizorg. Ik hoop daarom dat het begeleidingsteam de uitkomsten van het onderzoek en de adviezen ter harte zal nemen en zal delen met het strategisch management. Het zou zonde zijn als elke voorziening voor zich het wiel uit zou moeten vinden.

6.2.2 Innovatieve waarde

Het rapport is in die zin van innovatieve waarde dat het gaat om een onderwerp waar nog weinig over bekend en over geschreven is. Daar uit het onderzoek naar voren kwam, dat men mede daarom wat voorzichtig handelt, is het goed dat er nu een rapport ligt met adviezen die het handelen

ondersteunen. Het is een nieuw thema binnen de verstandelijk gehandicapten zorg, er is weinig literatuur over en de meeste literatuur is gespitst op de psychiatrie. Voor zover ik weet is er niet eerder onderzoek gedaan.

6.2.3 Beperkingen

Gezien het tijdsbestek heb ik het onderzoek moeten beperken tot een kleinschalig onderzoek en heb ik ook het onderwerp moeten kaderen. Mogelijke ethische en juridische vraagstukken die rondom dit thema ongetwijfeld een rol spelen en die ook zeker wel mijn interesse hadden, heb ik niet heel uitgebreid in het onderzoek mee kunnen nemen. Het adviesrapport is gebaseerd op het onderzoek en gaat daarom ook niet uitgebreid in op die andere vraagstukken.

Tenslotte had ik eerlijk gezegd verwacht wat meer verbeterpunten aan te kunnen dragen, maar doordat de uitkomsten van het onderzoek zodanig positief zijn is daar geen aanleiding voor.

50 6.3 Procesevaluatie

In deze paragraaf beschrijf ik belangrijke punten uit het proces die mijn inziens van invloed zijn geweest op de uitkomsten van het onderzoek.

6.3.1 Leerervaringen

Ik zal hier kort mijn leerervaringen bij het opzetten en uitvoeren van dit onderzoek weergeven. Waar ik moeite mee had tijdens het onderzoek, maar vooral bij het schrijven van dit verslag, is dat ik niet goed voor ogen had hoe het er uiteindelijk uit moest komen te zien. Ik miste een duidelijk kader van de structuur van het verslag, daardoor ben ik veel tijd kwijt geweest, met de puzzel van waar de informatie moest komen te staan. Ik heb vorig jaar een vrijstelling gekregen voor het vak

Praktijkonderzoek, omdat ik al ervaring had met onderzoek op de universiteit. Echter kwam ik er bij het opzetten en de uitvoering van dit onderzoek achter dat een bachelor proef voor deze hbo-opleiding toch wel anders in elkaar steekt dan de bachelorscriptie die ik op de universiteit heb gemaakt. Ik miste dus de ervaring van het vak praktijkonderzoek en voelde me een beetje zwemmen, ik heb daarom met regelmaat mijn medestudenten geraadpleegd voor advies. Dit is mogelijk wel van invloed geweest op de uitkomsten van het onderzoek. Aan de ene kant ,omdat ik meer tijd kwijt was met uitzoeken hoe bepaalde zaken in zijn werk moesten gaan. Aan de andere kant omdat ik er op sommige momenten mijn eigen draai en heb gegeven en mischien niet helemaal volgens het „boekje‟ heb gewerkt. Ik liep bijvoorbeeld vast bij de analyse. Op de universiteit had ik kwantitatief onderzoek gedaan en bestond de analyse vooral uit het verwerken van de onderzoeksresultaten in een statistiekprogramma, een heel ander staaltje vakmanschap dan de analyse die hier werd gevraagd. Met als gevolg dat ik in eerste instantie niet goed voor ogen had hoe deze analyse er uit moest komen te zien en ik verscheidene malen opnieuw heb moeten doen.

6.3.2 Wat is er fout gegaan?

Eén van de dingen die fout is gegaan is dat er tot twee keer toe een begeleider bij het interview met een cliënt aanwezig was. Dit was niet helemaal de bedoeling. De eerste keer hield de begeleider zich op de achtergrond en denk ik dat het meer invloed zou hebben gehad als ik met de wat nerveuze cliënt naar haar huis had moeten lopen, dan als ik direct daar het interview had afgenomen. De tweede keer had de begeleider al voordat ik het wist de cliënt beloofd dat zij bij het gesprek aanwezig zou zijn, dat haalde hem over de streep om mee te doen. Ik durfde daar niet zo goed op terug te komen, omdat ik al blij was dat ik nog een cliënt had die mee wilde doen.

Een ander punt waar ik de volgende keer alert op zou zijn, is dat van tevoren en gedurende het onderzoek mijn eigen mening zou opschrijven. Doordat ik dat nu niet heb gedaan had ik van tijd tot tijd last van mijn eigen eenzijdige blik, dit heeft ongetwijfeld de uitvoering van het onderzoek beïnvloed.

6.3.3 Problemen

Tegen welke problemen ben ik opgelopen? Ik ben gelukkig niet tegen heel veel problemen opgelopen tijdens het onderzoek. Iets wat minder soepel ging dan ik had gehoopt, was het werven van de cliënten. Ik was hier zelf ook wat terughoudend in en heb dit lang uitgesteld, omdat ik niet goed wist

Tegen welke problemen ben ik opgelopen? Ik ben gelukkig niet tegen heel veel problemen opgelopen tijdens het onderzoek. Iets wat minder soepel ging dan ik had gehoopt, was het werven van de cliënten. Ik was hier zelf ook wat terughoudend in en heb dit lang uitgesteld, omdat ik niet goed wist