• No results found

Het uitvoeren van bemoeizorg

In document Bemoeizorg: een nieuwe weg ingeslagen? (pagina 32-36)

Hoofdstuk 4 Onderzoeksgegevens en analyse

4.4 Het uitvoeren van bemoeizorg

Het ingrijpen staat niet op zich, het is niet zo dat begeleiders van de ene op de andere dag besluiten bemoeizorg in te zetten. Het proces wat daar aan vooraf gaat, hoe bemoeizorg wordt uitgevoerd, wie daar bij betrokken zijn en welke vaardigheden dat vraagt van begeleiders wordt in deze paragraaf omschreven. Daarmee wordt antwoord gegeven op de deelvraag: „Hoe wordt bemoeizorg momenteel op de Nieuweweg uitgevoerd?‟

33

4.4.1 Proces : beeldvorming

Zowel de clustermanager als de gedragskundige geven aan dat er voordat er wordt ingegrepen een traject van beeldvorming aan vooraf gaat. Een verkenning van wie is de cliënt, wat doet die en wat kan die. In beeld brengen wat het cognitieve niveau, het sociale niveau en het emotionele niveau van die persoon is. Daar constateer je wat die cliënt wel kan, wat die niet kan, wat die wel vraagt en wat die niet vraagt en waarin je moet compenseren.

Ook de begeleiders beamen dat het belangrijk is te kijken naar wat iemand wel en niet aan kan.

Begeleider 1 geeft bijvoorbeeld aan dat een cliënt best op het sociaal emotioneel niveau van een kind zou kunnen zitten en daardoor bepaalde zaken heel anders beleefd.

Op het moment dat naar aanleiding van die beeldvorming wordt opgemerkt dat een cliënt op bepaalde onderdelen zelf geen hulpvraag stelt, maar wel hulp nodig heeft, omdat die iets niet overziet of iets niet kan, dan moet daar op worden ingegrepen, zegt de gedragsdeskundige. “Je betrokken tonen naar de cliënt, ook op het moment dat die cliënt zelf die vraag niet stelt, maar zelf in zijn gedrag laat zien dat die je nodig heeft.” Het is dan aan de begeleider, de voorziening of het managementteam om het initiatief te nemen ofwel zich met iemand te bemoeien.

4.4.2 Wie zijn bij het proces betrokken?

De clustermanager geeft aan dat het vaak één van de teamleiders of hij zelf is, die opmerkt dat het niet goed gaat met een cliënt. Vervolgens wordt met de vergadertafel, waaraan de

gedragswetenschapper, de persoonlijke begeleider, de teamleider, collega Pb‟ers en mogelijk assistenten zitten, getracht een beeld te vormen van die cliënt en daar een consensus in te vinden.

Op die manier wil de clustermanager zo objectief mogelijk te werk gaan en het directe netwerk van de cliënt bij de beslissingen betrekken.

Eén van de cliënten benoemt ook dat de begeleiders in overleg met één van de leidinggevenden bepalen of en hoe er moet worden ingegrepen.

Afhankelijk van de relatie, die de cliënt met familie heeft en het probleem dat moet worden opgelost, wordt ook de familie hier bij betrokken, vertelt de gedragsdeskundige. De begeleiders geven ook aan het belangrijk te vinden in bepaalde vraagstukken de familie te betrekken. Begeleider 4 vertelt over een cliënt met wiens zus ze in gesprek willen, omdat ze zich afvragen in hoeverre deze cliënt hier nog wel kan wonen. De begeleiding heeft geen invloed op het eetpatroon van de cliënt en zien de cliënt

“dichtgroeien”, maar aan de andere kant zien ze ook hoeveel voldoening de cliënt haalt uit de vrijheid die ze nu heeft, doordat ze op deze voorziening woont. Begeleider 4 zegt “dat is een beslissing die je als begeleiding ook niet alleen kan nemen, daar heb je altijd familie bij nodig die zou ik ook niet alleen willen nemen.”

Begeleider 1 beaamt het belang daarvan en vertelt dat de familie in casus Ine ook altijd betrokken is geweest. Uit het interview met de vertegenwoordiger van Ine blijkt dat de familie inderdaad nauw betrokken is geweest bij het hele proces. Veel ideeën hebben ze zelf aangedragen. Pas de laatste jaren voelden ze zich echt gehoord en hebben ze samen met begeleider 1 gekeken hoe alles kon worden aangepakt. Stukje bij beetje kwamen ze gezamenlijk tot de oplossing dat de Nieuweweg Ine niet langer kon bieden wat ze nodig had en is er besloten dat ze moest verhuizen. De familie heeft hier een grote rol ingespeeld, zij hebben veel voor Ine geregeld en haar opgevangen toen ze het nieuws eenmaal had gehoord.

Vertegenwoordiger 2 vindt het heel prettig dat ze bij het hele proces met Mies betrokken is geweest.

Ze vertelt dat de begeleiders van de Nieuweweg een voorstel hebben gedaan, waar zij en de andere familieleden op konden schieten. Alle keuzes zijn samen gemaakt, vanuit het oogpunt wat is het beste voor Mies en wat is het beste voor Joep. Vertegenwoordiger 2 geeft aan dat ze deze samenwerking als heel prettig heeft ervaren.

34

Naast het betrekken van de familie bij het proces, zien de begeleiders ook een rol weggelegd voor andere belangrijke partijen, zoals bijvoorbeeld de arts verstandelijk gehandicapten en / of de huisarts.

Als de artsen dezelfde standpunten delen sta je sterk vinden begeleider 1 en 3. De clustermanager vertelt dat hij in de casus Ine een onafhankelijk persoon heeft gemist, die voor het belang van de cliënt op kwam. Hij zou er een volgende keer voor kiezen om bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon van de stichting te vragen om als advocaat voor het belang van de cliënt te gaan staan. Ook de

gedragsdeskundige is van mening dat er iemand mee zou moeten kijken als er wordt besloten dat er meer van een cliënt wordt overgenomen. Hij ziet die rol voor bewindvoerder of mentor weggelegd, maar zegt dat het niet altijd even gemakkelijk is zo iemand te vinden. Daarom zou er nu al meer aandacht voor moeten zijn of cliënten al dan niet een mentor of bewindvoerder (nodig) hebben.

4.4.3 Proces: de dialoog

Op het moment dat er door de verschillende partijen wordt besloten in te grijpen gebeurd dat in eerste instantie vanuit de dialoog zegt de clustermanager. Er moet worden gekeken en geluisterd naar wat de ander te zeggen heeft. De gedragsdeskundige beaamt dit “Je moet die cliënt er zelf ook in betrekken, je moet niet met elkaar zomaar iets gaan stellen, zo moet het niet gaan. Een cliënt kan daar natuurlijk ook wat van vinden, op het moment dat die cliënt dat zelf niet in ziet, dat het anders zou moeten of dat die zich kan ontwikkelen, dan ligt er voor jou als begeleider de taak om aan te sluiten bij het referentiekader van die cliënt en ook voor die cliënt duidelijk te maken dat het voor de cliënt gewenst is om iets op een andere manier te doen.”

Ook de de begeleiders vinden het belangrijk eerst het gesprek aan te gaan en daar in te onderzoeken wat de achterliggende reden van iemands handelen is. Dat blijkt althans uit de reacties op

verschillende casussen die ik hen heb voorgelegd. In de eerste casus gaat het er om dat de cliënt zegt zelf te koken, maar er signalen zijn dat hij dit niet doet en in plaats daarvan bijvoorbeeld elke avond naar de snackbar gaat. De begeleiders willen met de cliënt in gesprek gaan en onder andere achterhalen hoe het eten vroeger thuis ging en of hij wel tijd heeft om te koken. Als hij bijvoorbeeld de patat gewoon heel lekker vindt, zou begeleider 4 met hem tot een compromis proberen te komen.

Begeleider 1 vindt voorlichting ook heel belangrijk, dus onderzoeken of de cliënt wel weet dat het ongezond is elke dag patat te eten en dan uitleggen wat wel gezond is.

Soms loopt de relatie echter vast en belandt de cliënt in toestanden die niet acceptabel zijn, zegt de clustermanager. Voorbeelden daarvan zijn onhygienische toestanden of iemand die niet meer in staat is te functioneren. De clustermanager ziet dat als een belangrijk uitgangspunt, een mens moet kunnen functioneren, dat is zijn ogen: ‟s morgens opstaan, overdag een bezigheid hebben, ‟s avonds

thuiskomen, uitrusten en gaan slapen. Wanneer dergelijke situaties ontstaan en het niet meer bespreekbaar is met de cliënt, is de volgende stap het overnemen.

Er kan dan voor worden gekozen de handeling samen te doen. Begeleider 2 vertelt naar aanleiding van de casus dat hij hulp zou aanbieden, als hij ziet dat de cliënt het niet alleen af kan. Wanneer het samen doen niet voldoende pedagogische grond heeft, kan er worden besloten dat de begeleiding de verantwoordelijkheid helemaal bij de cliënt weghaalt, zegt de clustermanager. Soms wordt het samendoen gezien als middel om nabijheid te creeëren en weer opnieuw aan de relatie te kunnen werken.

4.4.4 Vaardigheden begeleiders

Van de medewerkers vraagt het, volgens de clustermanager, dat ze hun handelen goed kunnen onderbouwen. Ze moeten een scherp beeld hebben, van wie de cliënt is, wat ze van hem of haar kunnen vragen en waar de grenzen liggen, zegt de gedragsdeskundige. Een begeleider moet weten hoe die de cliënt mee kan nemen in ontwikkelingen, kan sturen en kan begeleiden in algemene zin.

Dat vraagt dus kennis van professioneel werken. Begeleider 1 geeft aan dat je als medewerker een vertouwensband moet kunnen opbouwen met een cliënt, wil je de cliënt mee laten bewegen. Wanneer

35

de cliënt gelijk iets opgelegd krijgt, lijkt het meer op dwang en dan loop je eerder kans de cliënt kwijt te raken. De gedragsdeskundige benoemt ook, hoe ga je met elkaar om, hoe denk je met elkaar na over normen en waarden. Begeleiders moeten met elkaar afwegen in hoeverre dingen kunnen blijven bestaan of niet langer verantwoord zijn. Het referentiekader van de begeleider moet cliëntoverstijgend zijn en iemand moet zich bewust zijn van zijn eigen waarden en normen. Dat zegt ook begeleider 4, ze vindt het belangrijk daar alert op te zijn, want de eigen normen en waarden hoeven niet gelijk te zijn aan die van een ander. Daarom vindt ze het belangrijk dat dergelijke situaties altijd in een team besproken worden. Het vraagt om communicatieve vaardigheden om daarover met elkaar in gesprek te kunnen gaan, zegt de gedragsdeskundige. Hij begeleidt de begeleiders daar in, door alert te zijn op eventuele knelpunten die zich voordoen. Hij stimuleert hen overstijgend te werken, zodat knelpunten op betrekkingsniveau niet belemmeren en houdt in de gaten dat het gemeenschappelijke doel niet uit het oog wordt verloren.

Volgens vertegenwoordiger 1 vraagt het lef en durf om in te grijpen. Ook acht zij kunde en kennis heel belangrijk. Zij had althans het idee dat het eerdere jaren ontbrak en verwacht van personeel wel een bepaald niveau.

De clustermanager schroomt niet met begeleiders in gesprek te gaan, waarvan hij vermoedt dat zij deze vaardigheden onvoldoende bezitten. Een enkele begeleider heeft mede daarom een andere functie aangenomen.

4.4.5 Analyse

Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat bemoeizorg inderdaad niet zomaar wordt ingezet, maar dat de beeldvorming leidend is. Er wordt goed in kaart gebracht wat de cliënt kan en niet kan, vooral ook wat de cliënt aan kan. Voor er een beslissing wordt genomen, worden hier verschillende partijen bij betrokken. Iedereen lijkt het er over eens dat de familie hier een rol in speelt. De vertegenwoordigers stellen dat zelf in ieder geval zeer op prijs. De vraag is of er daarnaast nog meer mensen bij het proces betrokken moeten worden. Begeleiders hebben behoefte aan de steun van artsen, de clustermanager en gedragsdeskundige pleiten voor een onafhankelijk persoon, die mee zou moeten kijken. Artsen zouden vanuit hun medische visie en doordat zij vanuit hun functie mogelijk iets verder van de cliënt afstaan, zeker een bijdrage kunnen leveren aan het gesprek. Het voordeel van een onafhankelijk persoon kan zijn dat diegene zonder voorkennis het proces aanschouwt, daardoor geen last heeft van beroepsblindheid en onbevangen met kritische vragen kan komen.

Toch spreken deze verzoeken vanuit een bepaalde voorzichtigheid. Het lijkt er op dat de begeleiders, clustermanager en gedragsdeskundige zichzelf in willen dekken, alsof ze bang zijn de verkeerde beslissingen te nemen. Is die angst terecht? Het „bemoeizorgen‟ kan uiteenlopen van het

schoonmaken van iemand overnemen, tot besluiten dat iemand moet verhuizen. De ingreep kan erg ingrijpend zijn, natuurlijk vraagt het nemen van die beslissing om een nauwkeurige afweging. Daarom moet de cliënt goed in beeld worden gebracht en daarom worden er ook bepaalde vaardigheden van een begeleider verwacht. Maar wanneer die vaardigheden aanwezig zijn, wanneer de mogelijkheden van de cliënt goed zijn doorgelicht, zou men dan niet gewoon wat meer moeten vertrouwen op hun eigen kunnen en wat meer durf moeten tonen? Zijn meer partijen aan de vergadertafel echt nodig? In de casus Ine vervulde de familie de rol van mentor en bewindvoerder, toch miste de clustermanager nog een onafhankelijk persoon. In zijn ogen is de familie dus niet onafhankelijk. Misschien heeft hij gelijk en zou iemand van buiten de situatie met een objectievere bril net iets anders naar de situatie kijken. Toch denk ik dat in deze casus de familie handelde in het belang van de cliënt en vraag ik me af of een derde persoon dan echt noodzakelijk was geweest.

Hoe de verschillende partijen het ervaren die beslissing te nemen en bemoeizorg uit te voeren, wordt in de volgende paragraaf uitgebreider behandeld, misschien schept dit meer duidelijkheid.

36

In document Bemoeizorg: een nieuwe weg ingeslagen? (pagina 32-36)