• No results found

Ontslag door faillissement

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 193-196)

Staat 8.3 Asielverzoeken in de Europese Unie, eerste halfjaar 2009

8.4 Gedwongen ontslag

8.4.2 Ontslag door faillissement

De rechtbanken ontvingen in de eerste acht maanden van 2009 ruim 20.000 verzoeken om een arbeidsovereenkomst te ontbinden, een stijging van 29%. Het UWV verleende tot en met augustus bijna 24.000 ontslag-vergunningen. Dit zijn er ruim tweemaal zoveel als in dezelfde periode een jaar eerder.

Figuur 8.9 Gedwongen ontslag via UWV, kantonrechter of door faillissement 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 x 1.000 Verleende

ontslagvergunningen UWV Ontbindingsverzoekenkantonrechter Ontslag door faillissement 2008 jan.-aug. 2009 jan.-aug.

Bron: UWV, Raad voor de rechtspraak, CBS

Het aantal ontslagen door faillissement bedroeg in de eerste acht maan-den van 2008 bij benadering 18.000. Een jaar later was dit toegenomen tot ongeveer 41.000.

De stijging van het aantal ontslagen via de kantonrechter is veruit het kleinst. Dit komt doordat ontslag door faillissement en ontslag via het UWV vaker verband houdt met bedrijfseconomische omstandigheden. Deze waren over de eerste acht maanden van 2009 ongunstiger dan in 2008. Figuur 8.10 Gedwongen ontslagen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Ontbindingsverzoeken kantonrechter

Verleende ontslagvergunningen CWI/UWV Ontslagen door faillissement

Bron: UWV, Raad voor de rechtspraak, CBS

Het aantal gedwongen ontslagen hangt sterk samen met de economische conjunctuur. De huidige conjunctuur zorgt voor nieuwe werklozen. Tijdens de gunstige conjunctuur tussen 2005 en 2008 is het aantal ontslagen meer dan gehalveerd.

Box 8.2 Pro forma procedures

Een deel van de ontbindingsverzoeken via de kantonrechter ging tot enkele jaren geleden over zaken waar werkgever en werknemer het in feite al over eens waren (‘ontslag met wederzijds goedvinden’). Om de werkloosheids-uitkering van het UWV veilig te stellen werden dan zogenoemde ‘pro forma’ procedures gevolgd. Voor de rechter ging het in feite om hamerstukken. Per 1 oktober 2006 is de Werkloosheidswet echter gewijzigd. De nieuwe wet beperkt de toets die het UWV uitvoert om te beoordelen of iemand verwijtbaar werkloos is. Sinds deze wetswijziging hoeven werknemers niet langer ‘pro forma’ procedures te voeren om een WW-uitkering veilig te stellen.

Het UWV kende vóór 2007 de zogenoemde ‘Verkorte Procedure’. Het invullen en ondertekenen van een Werknemersverklaring van geen bezwaar tegen het voorgenomen ontslag om bedrijfseconomische redenen, was voor werknemers voldoende om hun WW-uitkering veilig te stellen. Met de versoepeling van de verwijtbaarheidstoets voor de WW was het niet langer noodzakelijk om de Verkorte Procedure te handhaven. De Verkorte Procedure wordt daarom sinds 1 januari 2007 niet meer toegepast.

Het gewijzigde beleid rond de toetsing (met het oog op de WW-uitkering) om te beoordelen of iemand verwijtbaar werkloos is, kan effect hebben gehad op (de ontwikkeling van) het aantal ontslagprocedures.

Bedrijfseconomische omstandigheden zijn in de meeste gevallen de aanleiding voor het UWV om een ontslagvergunning af te geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om financiële problemen, reorganisaties of afstoten van taken. Door de recessie is dit aandeel gestegen van ruim 60% in de eerste acht maanden van 2008 tot meer dan 80% in dezelfde periode van 2009. Het aandeel ontslagvergunningen door arbeidsongeschiktheid daalde van 31% naar 14%.

Figuur 8.11 Door UWV of CWI verleende ontslagvergunningen naar reden 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % 2002 I 2002

I

II 2003 I 2003

I

II 2004 I 2004

I

II 2005 I 2005

I

II 2006 I 2006

I

II 2007 I 2007

I

II 2008 I 2008

I

II 2009 I Bedrijfseconomisch Arbeidsongeschiktheid Overige redenen

Box 8.3 Raming ontslag door faillissement

In deze paragraaf is het aantal ontslagen door faillissement als volgt geraamd: Allereerst is op basis van dossieronderzoek bepaald hoeveel werknemers failliete bedrijven gemiddeld in dienst hadden op het moment dat ze failliet verklaard zijn. Deze aantallen zijn bepaald per combinatie van grootteklasse van het bedrijf (aantal werknemers) en rechtsvorm. Vervolgens zijn deze gemiddelden vermenigvuldigd met het aantal uitgesproken faillissementen in een bepaald jaar om zo tot een schatting te komen voor het aantal werknemers dat bij de betreffende faillissementen is ontslagen.

Bij deze methode is aangenomen dat de gemiddelde aantallen werknemers bij faillissement door de jaren heen constant zijn. In werkelijkheid zullen deze aantallen wellicht variëren in de tijd en bijvoorbeeld lager zijn bij economische voorspoed. De kans dat werknemers nog vóór het uitspreken van het

faillissement een andere baan vinden, is immers groter in tijden van krapte op de arbeidsmarkt. De raming van het aantal ontslagen moet dan ook met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het aantal ontslagen naar aanleiding van faillissement is niet gecorrigeerd voor het aantal werknemers dat (vrijwel direct) weer werk vindt in een eventuele doorstart. Verder is géén rekening gehouden met de vertraging van het ontslag door het tijdelijk in dienst houden van medewerkers ná het moment van faillissement. 8.5 Verweer in civiele procedures

R.J.J. Eshuis

In het klassieke beeld van rechtspraak is sprake van twee (of meer) partijen, waarvan de ene de rol van eiser heeft en de andere partij verweer voert. In de praktijk krijgt dat verweer in lang niet alle gerechtelijke proce-dures gestalte. Een recente publicatie van de Raad voor Europa vergelijkt dit aspect – via een telling van zgn. litigious cases – van de civiele recht-spraak in 34 landen. Dat leidt tot de conclusie dat in Nederland de meeste civiele procedures per inwoner worden gevoerd. In deze capita wordt die bevinding kritisch tegen het licht gehouden.

Na een korte inleiding waarin de conclusie van de Raad voor Europa in een bredere context wordt geplaatst, worden het aantal civiele procedures in Nederland herberekend. Dat leidt tot de conclusie dat het aantal civiele procedures waarin werkelijk verweer wordt gevoerd veel kleiner is dan door de Commission for the Efficiency of Justice (Cepej) werd gerapporteerd.

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 193-196)