• No results found

Civiele rechtspraak in het kort

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 109-113)

Staat 4.1 Kerncijfers buitengerechtelijke geschilprocedures, afgedane zaken

5.1 Civiele rechtspraak in het kort

De civiele rechtspraak behandelt rechtsvragen van private partijen, zoals burgers en bedrijven. Hoewel strafzaken in de media en bij het publiek de meeste aandacht trekken, is het de burgerrechter die de meeste rechts-zaken te behandelen krijgt. In 2008 waren twee op de drie rechts-zaken bij de rechtspraak civielrechtelijk van aard. Binnen het domein van de civiele rechtspraak worden zowel geschillen behandeld (zaken waarbij ten min-ste twee partijen zijn betrokken, met strijdige belangen), als (eenzijdige) verzoeken, zoals een verzoek tot het wijzigen van een achternaam. Wanneer de rechter een geschil tussen twee (of meer) partijen behandelt, resulteert de rechtsgang veelal in een uitspraak waarbij aan de ene partij een verplichting wordt opgelegd ten aanzien van de andere partij; bijvoor-beeld het vergoeden van schade of het betalen van een openstaande rekening. Aan een dergelijke uitspraak moet de verplichte partij voldoen en de ontvangende partij kan desnoods een beroep doen op overheids-macht om het nakomen van die verplichting af te dwingen.

Bij eenzijdige verzoeken wordt (al dan niet) een bepaald recht toegekend, zoals het wijzigen van een achternaam, het mogen leggen van beslag of toelating tot een schuldsaneringsregeling op basis van de Wet Schuld-sanering Natuurlijke Personen (WSNP). De wet specificeert voor welke verzoeken een burger of bedrijf zich tot de rechter moet wenden. Tot de rechterlijke taken in het civiele domein behoort ook het beheer van verschillende registers, zoals het Centraal Insolventieregister en het Centraal Curateleregister. De taken die daaraan zijn verbonden zullen hier verder buiten beschouwing blijven.

De civiele rechtspraak behandelt een enorme variëteit aan rechtsvra-gen. Al die zaken worden, in eerste aanleg, behandeld binnen drie typen procedures: de ‘gewone’ dagvaardingsprocedure of bodemprocedure,1 de

1 In de tekst over de eerste aanleg is de voorkeur gegeven aan de term ‘bodemprocedure’. Wanneer de

term ‘dagvaardingsprocedure’ zonder de toevoeging ‘gewone’ wordt gebruikt, vallen daar ook kort-gedingprocedures onder. Dat leidt gemakkelijk tot verwarring. In de hier te presenteren cijfers over hoger beroep wordt over ‘dagvaardingsprocedures’ gesproken. Daaronder vallen dan zowel ‘gewone’ dagvaardingsprocedures als kortgedingprocedures.

verzoekschriftprocedure en de kortgedingprocedure.2 De behandeling in eerste aanleg vindt, afhankelijk van de aard en omvang van de zaak, plaats bij de civiele sector of de sector kanton van een rechtbank. Over het algemeen behandelt de sector kanton de kleinere zaken. Bij de zaken die door de civiele sector worden behandeld, zijn partijen verplicht zich te laten bijstaan door een advocaat. Bij de sector kanton geldt die verplich-ting niet.

Figuur 5.1 Procedurestromen in de civiele rechtspraak

Rechtbank sector kanton

Competentie (o.a.) handelszaken op het terrein van huur en arbeid, alle andere zaken met financieel belang tot

5.000; familiezaken m.b.t. beschermingsbewind, mentorschap en voogdij

bodemprocedure

kortgedingprocedure

verzoekschriftprocedure

Rechtbank sector civiel

Competentie (o.a.) handelszaken met financieel belang vanaf € 5.000 (excl. huur en arbeid) of zonder gespecificeerd belang; insolventies; familiezaken m.b.t.

echtscheiding, alimentatie, omgangsregelingen, gedwongen opname en adoptie

bodemprocedure kortgedingprocedure verzoekschriftprocedure dagvaarding dagvaarding verzoekschrift verzoekschrift vonnis vonnis voorlopige voorziening voorlopige voorziening beschikking beschikking inleidend processtuk inleidend processtuk gerechtelijke beslissing gerechtelijke beslissing 2 Kortgedingprocedures worden ook wel aangeduid als ‘voorlopige voorziening’. De term ‘kortgedingpro-cedure’ wordt zowel voor procedures bij de civiele sector als bij de sector kanton gebruikt; in andere literatuur wordt in het laatste geval vaak de voorkeur gegeven aan ‘voorlopige voorziening’.

Welke type problematiek binnen welk type procedure wordt behandeld is wettelijk vastgelegd. Over het algemeen geldt dat geschillen worden behandeld binnen een bodemprocedure of kortgedingprocedure. Beide procedures worden ingeleid door een dagvaarding, waarmee de eisende partij de verweerder voor de rechter daagt. De bodemprocedure is de standaardprocedure voor het behandelen van deze geschillen. Binnen zo’n procedure kan desgewenst onderzoek worden verricht door een materiedeskundige en kunnen getuigen worden gehoord. Omdat zo’n procedure lang kan duren, terwijl soms een snelle uitspraak nodig is, is er ook een kortdurend alternatief voor de bodemprocedure: de kortgeding-procedure. In die procedure beperkt de rechter zich tot het doen van een voorlopige uitspraak.

Eenzijdige verzoeken worden behandeld binnen de procedure, die uitmondt in een beschikking. Hoewel de verzoekschrift-procedure uitgaat van een eenzijdig verzoek, is het ook in deze verzoekschrift-procedure mogelijk dat zich een tweede partij in de procedure mengt en een proce-dure met verweer ontstaat. In sommige typen zaken benadert de recht-bank, naar aanleiding van een verzoekschrift, andere belanghebbende partijen om na te gaan of er bezwaar bestaat tegen het toekennen van het in het verzoekschrift gevraagde.

Een wettelijk vastgelegde competentiegrens bepaalt bij welke sector de behandeling plaatsvindt. Momenteel geldt dat de sector kanton bodem-zaken met betrekking tot huur, pacht en arbeid behandelt, én alle bodem-zaken met een financieel belang van minder dan € 5.000. Voor verzoekschrift-procedures bepaalt vooral het type zaak waar de behandeling in eerste aanleg plaatsvindt. De sector kanton behandelt onder meer ontslagzaken, erfrecht en gezag en bewind. De civiele sector behandelt onder meer echtscheidingen, adoptieverzoeken en faillissementskwesties. Gerechtelijke procedures kunnen op verschillende manieren worden beëindigd. Bij rechtspraak denkt men vanzelfsprekend eerst aan rechterlijke beslissingen en uitspraken. Toch worden lang niet alle gerechtelijke procedures met een beslissing door de rechter beëindigd. In een aanzienlijk aantal gevallen bereiken de partijen een schikking. Het beproeven van schikkingen kreeg in 1989 voor het eerst een formele plaats in het Nederlandse burgerlijk procesrecht. Bij de meest recente vernieu-wing van dat procesrecht, in 2002, is het beproeven van een schikking zelfs tot ‘ standaardwerkwijze’ van de rechter in civiele bodemprocedures verheven (zie art. 88 Rv). De schikking wordt door velen gezien als een betere afdoening dan een rechterlijke uitspraak en ook de procedure is er nu op gericht eerst te trachten een schikking te bereiken, alvorens naar een uitspraak toe te werken. Dat is reden om in de statistiek ook aandacht aan deze afdoeningen te schenken. Een schikking als zodanig wordt echter niet door de rechtbanken geregistreerd; ze staan in de registratie-systemen als royementen.

Box 5.1 Naleving van vonnissen en schikkingen

Een civiele procedure levert over het algemeen een rechterlijke beslissing op, of een schikking tussen de partijen. Maar wat gebeurt er daarna? Worden de rechterlijke uitspraken en schikkingsafspraken ook nageleefd? Die vraag stond centraal in een recent onderzoek van het WODC, in opdracht van het Ministerie van Justitie en de Raad voor de rechtspraak.

In dat onderzoek werden partijen, die betrokken waren bij een bodem-procedure in eerste aanleg bij de civiele sector van de rechtbank, drie jaar na afloop van de procedure geënqueteerd en geïnterviewd. Er blijken aanzienlijke verschillen afhankelijk van of de zaak was afgesloten met een schikking, een verstekvonnis, of een vonnis met verweer. Schikkingen werden het best nageleefd.

Figuur 5.2 Percentage nagekomen vonnissen en schikkingen in bodemprocedures bij de civiele sectoren

31,0 73,5 85,1 16,7 9,9 42,2 9,8 5,0 26,8 0 20 40 60 80 100

Vonnis bij verstek Vonnis met verweer Schikking %

Niet nageleefd Deels nageleefd Geheel nageleefd Dat een schikking een ‘intrinsiek betere’ uitkomst van een procedure is, kan op basis van het onderzoek niet worden geconcludeerd. Het onderzoeksrapport wijst nadrukkelijk op selectie-effecten en de onderlinge afhankelijkheid van de uitkomsten van de procedure. Zo laat een deel van de gedaagden verstek gaan vanuit de wetenschap dat ze het vonnis toch niet zullen kunnen naleven. In 20% van de schikkingen wordt de gerechtelijke procedure pas afgesloten nadat de schikking is nageleefd; indien dat niet gebeurt, zal alsnog een vonnis worden gewezen (waarvan de kans dat het wordt nageleefd gering is).

En onder royementen worden ook nog verschillende andere – minder vaak voorkomende – afdoeningen gerekend, zoals een intrekking (door de partij die de zaak voor de rechter bracht).

In grote lijnen geldt dat bodemprocedures bedoeld zijn voor het oplossen van geschillen op tegenspraak en verzoekschriftprocedures voor eenzij-dige verzoeken zonder verwerende partij. Maar de praktijk van het recht is weerbarstiger. In een aanzienlijk deel van de dagvaardingsprocedures komt het nimmer tot enig verweer en wordt een verstekvonnis gewezen. En onder de verzoekschriftprocedures zijn er waarin wel degelijk verweer wordt gevoerd.

Tegen een rechterlijke uitspraak in eerste aanleg kan in veel gevallen beroep worden aangetekend. In de regel dient het beroep bij het gerechts-hof. Tegen uitspraken in zaken met een financieel belang tot € 1.750 en tegen uitspraken in ontslagprocedures is een hoger beroep niet mogelijk. Afwijkende regelingen bestaan er voor het beroep tegen verstekvonnissen en uitspraken in kortgedingprocedures. Tegen een verstekvonnis bestaat de mogelijkheid om, binnen twee weken na de betekening van het vonnis, een verzetprocedure aan te spannen. Een verzetprocedure wordt gevoerd bij de gerechtelijke instantie die ook het vonnis in eerste aanleg wees. Wie herziening wil van een uitspraak in kort geding kan ofwel bij het gerechts-hof in hoger beroep gaan tegen de voorlopige voorziening (of de afwijzing daarvan), ofwel bij de instantie die uitspraak deed in kort geding, een bodemprocedure over dezelfde kwestie aanspannen. Eigenlijk is zo’n uitspraak in kort geding ook bedoeld als ‘voorlopig’, in afwachting van een definitieve uitspraak in een bodemprocedure. Maar meestal wordt geen bodemprocedure gestart, en wordt de uitspraak in kort geding een defini-tieve uitspraak.

Tegen een uitspraak in hoger beroep kan opnieuw beroep worden aange-tekend bij de Hoge Raad. Men spreekt dan van ‘cassatie’. De Hoge Raad toetst niet opnieuw de stellingen van partijen en het bewijsmateriaal, maar oordeelt of sprake is geweest van een juiste toepassing van het recht en de motivering. Een vonnis in hoger beroep of cassatie wordt ‘arrest’ genoemd.

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 109-113)