• No results found

Handelszaken, arbeidszaken en insolventies

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 125-130)

Staat 5.1 Kerncijfers civiele rechtspraak, instroom

5.4 Civiele geschillen naar aard en financieel belang

5.4.1 Handelszaken, arbeidszaken en insolventies

Verreweg de meeste dagvaardingszaken bij de sector kanton zijn handels-zaken. De vonnissen betreffen vooral verstekzaken die verband houden met betalingsachterstanden. Het aandeel huur- en pachtzaken in het totale aantal eindvonnissen is ongeveer 15%, dat van de arbeidszaken slechts enkele procenten.

Bij de dagvaardingen die de kantonrechter behandelt, gaat het in de eerste plaats om procedures waarbij een eisende partij de rechter vraagt de gedaagde partij te veroordelen tot het betalen van een som geld. Zowel burgers, bedrijven als de overheid kunnen in een handelszaak betrokken zijn. Handelszaken hebben betrekking op een brede categorie zaken. Zo vallen onder andere incassozaken, schadeclaims en burenruzies in de categorie handelszaken. Deze zaken worden behandeld door de sector kanton voor zover het financieel belang ten hoogste € 5.000 is. Zaken met een groter financieel belang worden bij de sector civiel behandeld. Het

aantal handelszaken is in 2008 met 14% toegenomen ten opzichte van het voorafgaande jaar. Tussen 2002 en 2008 is het aantal handelszaken met meer dan 40% gestegen. In 2008 ging het in totaal om 622.000 zaken. Een belangrijke categorie dagvaardingszaken bij de sector kanton vormen de huurzaken. Huurzaken hebben betrekking op conflic-ten tussen verhuurder en huurder over bijvoorbeeld het vorderen van huur bij huurachterstanden, ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming of de verplichting van de verhuurder tot het verhelpen van onderhoudsgebreken. Het aantal vonnissen in huur- en pachtzaken bedroeg in 2008 ruim 58.000.

Andere huurzaken worden behandeld door middel van een verzoekschrift door de kantonrechter. Huurders en verhuurders kunnen een huurcom-missie inschakelen als men een geschil heeft over de huurprijs van een woonruimte, over servicekosten of over bezwaar tegen een huurver-hoging. Als huurders of verhuurders het niet eens zijn met een oordeel van de huurcommissie, dan kan men een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Het jaarlijkse aantal eindbeschikkingen van huurzaken bij de sector kanton schommelt rond de 1.000.

Arbeidszaken die aanhangig worden gemaakt door middel van een dagvaarding bij de kantonrechter gaan onder meer over het aanvechten van ontslag, het niet naleven van cao’s, loonbetalingen en de veiligheid op de werkplek. De dagvaardingsprocedures in arbeidszaken worden over het algemeen aangespannen door werknemers. Het aantal eindvonnissen in arbeidszaken was in 2008 4.600.

Als een werkgever een werknemer wil ontslaan, gaat dit niet via een dagvaarding, maar door middel van een verzoekschrift (verzoek) bij de sector kanton van de rechtbank. Het aantal ontbindings-verzoeken via de kantonrechter is tot eind 2008 – onder invloed van de economische situatie – sterk gedaald. In 2003 werden nog 79.000 ontbin-dingsverzoeken ingediend. In 2008 was dit gedaald tot 24.000. Ook de versoepeling van de toelatingseisen voor de Werkloosheidswet (WW) heeft bijgedragen aan deze daling. Een deel van de ontbindingsverzoeken via de kantonrechter had tot enkele jaren geleden betrekking op zaken waar werkgever en werknemer het in feite al over eens waren (‘ontslag met wederzijds goedvinden’). Om de werkloosheidsuitkering van het Uitvoe-ringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) veilig te stellen werden dan zogenoemde ‘pro forma’ procedures gevolgd. Voor de rechter ging het dan in feite om hamerstukken. Per 1 oktober 2006 is de WW echter gewijzigd. De nieuwe wet beperkt de toets die het UWV uitvoert om te beoordelen of iemand verwijtbaar werkloos is. Sinds deze wetswijziging hoeven werknemers niet langer ‘pro forma’ procedures te voeren om een WW-uitkering veilig te stellen. Een alternatieve route is het indienen van

een ontslagaanvraag bij het UWV. In paragraaf 8.4 gaan we nader in op ontslag via de kantonrechter en het UWV en ontslag door faillissement. Figuur 5.14 Partijconstellatie in huur- en arbeidszaken bij de sector

kanton 0 20 40 60 80 100 Arbeid − dagvaarding Arbeid − verzoekschrift Huurzaak − verzoekschrift % Eiser: natuurlijk persoon; gedaagde: natuurlijk persoon

Eiser: natuurlijk persoon; gedaagde: rechtspersoon Eiser: rechtspersoon; gedaagde: natuurlijk persoon Eiser: rechtspersoon; gedaagde: rechtspersoon

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.7 in bijlage 3. Bron: Raad voor de rechtspraak, ODB

Figuur 5.12 toont de partijconstellatie in huur- en arbeidszaken die worden behandeld door de sector kanton. Onder ‘rechtspersoon’ vallen onder meer bedrijven, stichtingen en overheden. De partijconstellatie varieert aanzienlijk met het soort zaak en procedure. Arbeidszaken die worden ingeleid met een dagvaarding worden over het algemeen door een natuurlijke persoon aanhangig gemaakt, met meestal een rechtspersoon als gedaagde. In arbeidszaken die worden ingeleid met een verzoekschrift zijn zowel eiser als gedaagde over het algemeen een rechtspersoon. In huurzaken komen natuurlijke personen, als eiser én als gedaagde, het meest voor.

Bij de verzoekschriften die door de sector civiel worden afgehandeld zijn de insolventies belangrijke hoofdcategorieën van zaaktypen. Bij de insol-venties kan onderscheid worden gemaakt in faillissementen, surseances van betaling en schuldsaneringen.

Een faillissement begint met een verzoekschrift tot faillietverklaring, ingediend door één of meerdere schuldeisers of door de schuldenaar zelf. Het eerste doel is het verdelen van het vermogen over de schuldeisers. Daarnaast wordt ook behoud van onderneming en werkgelegenheid nage-streefd. Dat laatste valt soms bijvoorbeeld te realiseren via een doorstart. Een faillissementsaanvraag wordt door schuldeisers ook wel gebruikt als incassomiddel om schuldenaren tot betaling te dwingen. De schuldeiser dient dan een verzoekschrift in en nadat de schuldenaar tot betaling is overgegaan, wordt het verzoekschrift weer ingetrokken. Zowel natuur-lijke personen als bedrijven en instellingen (eenmanszaken, bv’s, nv’s, stichtingen, enz.) kunnen failliet verklaard worden.

Het totale aantal bedrijven dat in de eerste zes maanden van 2009 failliet ging, is meer dan verdubbeld ten opzichte van het eerste halfjaar van 2008. Het aantal failliet verklaarde particulieren lag 16% hoger dan een jaar eerder. In totaal is van 1.800 particulieren en 3.500 bedrijven en instellingen het faillissement uitgesproken. Sinds het begin van de jaren tachtig, toen het CBS begon met de faillissementenstatistiek, zijn er nog nooit in een halfjaar zo veel faillissementen geweest.

De schuldsaneringsregeling dateert van 1998 en is een onderdeel van de Faillissementswet. Natuurlijke personen met of zonder eenmanszaak die niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen, kunnen onder voorwaarden een beroep doen op deze regeling. Onder toezicht van een bewindvoerder betaalt de schuldenaar volgens een strikt regime zo veel mogelijk van zijn schulden aan zijn schuldeisers. De medewerking van de schuldeisers kan onder deze wet worden afgedwongen. Na (meestal) drie jaar kan dan, wanneer de schuldenaar zich aan de regels houdt, een schone lei worden verleend. Dat houdt in dat de restschulden worden kwijtgescholden waarmee wordt voorkomen dat de schuldenaar jarenlang wordt achtervolgd door zijn schuldenlast.

In 2008 zijn 9.200 schuldsaneringen uitgesproken, 5.700 minder dan in 2007. Het is het eerste jaar sinds de start van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) in december 1998 dat er minder schuld-saneringen werden uitgesproken dan in het voorgaande jaar. De belang-rijkste verklaring hiervoor is dat de WSNP per 1 januari 2008 is gewijzigd, waarbij onder andere de criteria voor toelating tot de wettelijke schuld-sanering zijn verscherpt. In de eerste zes maanden van 2009 hebben de rechtbanken 4.200 schuldsaneringen uitgesproken.

5.4.2 Familiezaken

Het gros van de familiezaken wordt ingeleid met een verzoekschrift. En de meeste verzoekschriften die bij de sectoren kanton en civiel binnenkomen hebben betrekking op familiezaken. In 2008 schreven de rechtbanken 353.000 nieuwe familiezaken in. In 2002 ging het nog om 223.000 zaken.

Het gaat bij de familiezaken bij de sector kanton onder meer om zaken over gezag, bewindvoering en om zaken met betrekking tot erfrecht. Een omvangrijke categorie familiezaken vormen de beheerszaken. Beheers-zaken hebben betrekking op het beheer van goederen van bijvoorbeeld minderjarigen en personen die onder curatele zijn gesteld. In 2008 handelde de kantonrechter 139.000 beheerszaken af. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2002. In het vervolg van deze paragraaf gaan we nader in op enkele specifieke typen zaken die bij de sector civiel worden onderscheiden. De Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt verzoeken tot onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis van patiënten met een (vermeende) geestesstoornis. Dit kan via een rechterlijke machtiging. Deze wordt opgelegd na een vordering van de officier van justitie. Bij de officier van justitie kan een schriftelijk verzoek om een voorlopige machtiging worden ingediend door de partner, bepaalde familieleden, voogd, curator of mentor van de patiënt. De officier vordert dan deze machtiging bij de rechtbank, tenzij hij/zij het verzoek ongegrond vindt. Bij een dergelijke vordering moet een verklaring worden overlegd van een psychiater die de patiënt heeft onderzocht. Het aantal Wet BOPZ-zaken dat de rechter in 2008 te behandelen kreeg, bedroeg bijna 20.000. In 2001 ging het nog om ruim 13.000 zaken.

De rechtbank behandelt ook kinderbeschermingszaken, zoals voogdij en ondertoezichtstelling. Als de ouders de verzorging en de opvoeding van hun kind niet aankunnen of het kind ernstig verwaarlozen of misbruiken, kunnen ze uit het ouderlijke gezag worden ontheven of uit het ouderlijke gezag worden ontzet. Het kind wordt dan uit huis geplaatst. Bureau Jeugd-zorg of een landelijk werkende instelling voor voogdij krijgt de voogdij over het kind en het kind gaat meestal voor onbepaalde tijd naar een pleeggezin of naar een instelling voor pleegzorg.

Ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel. Bij ondertoe-zichtstelling krijgen de ouders bij de opvoeding hulp en steun van een gezinsvoogd van het Bureau Jeugdzorg of van een landelijk werkende instelling voor voogdij. Het kind kan thuis blijven wonen of het kan uit huis worden geplaatst, maar de ouders behouden het gezag over het kind. Zij zijn daarbij wel verplicht de aanwijzingen van de gezinsvoogd op te volgen. In 2007 werden 10.600 kinderen onder toezicht gesteld. Aan het eind van dat jaar stonden in totaal 29.500 kinderen onder toezicht.5 Dit is een toename van 40% ten opzichte van het jaar 2000, toen 21.000 kinderen onder toezicht stonden.

De rechtbank neemt besluiten op verzoeken van (echt)paren en individuele personen die een kind willen adopteren. In 1956 is de Adoptiewet van kracht geworden. Daarin is de mogelijkheid een kind te adopteren wettelijk geregeld. Het kind wordt via een verzoekschriftproce-dure bij de rechtbank het wettig kind van de adoptiefouders. Sinds 1998 kunnen buitenlandse kinderen in Nederland ook worden geadopteerd via het Haags Adoptieverdrag. Als een kind wordt geadopteerd uit een land dat is aangesloten bij het verdrag, wordt de adoptie automatisch en volledig erkend zonder tussenkomst van een Nederlandse rechtbank. In 2008 werden ongeveer 800 kinderen geadopteerd. Verreweg de meesten daarvan kwamen uit het buitenland. Uit China kwamen in dat jaar 300 adoptiekinderen. In 2005 ontving Nederland nog 800 Chinese adoptie-kinderen op een totaal van 1.500 adoptieadoptie-kinderen.

Ongeveer één op de drie huwelijken eindigt met een echtscheiding. Jaar-lijks wordt ongeveer 1% van de bestaande huwelijken door middel van een echtscheiding ontbonden. In 2008 bedroeg het aantal echtscheidingen 32.900. In 2001 was het aantal echtscheidingen met 37.100 groter dan ooit. In de daaropvolgende jaren nam het aantal echtscheidingen af, om in 2004 een niveau te bereiken van 31.100. De daling na 2001 werd voor een groot deel gecompenseerd door een stijging van het aantal zogenoemde flitsscheidingen. Dit aantal bedroeg in 2007 ongeveer 3.200. Ongeveer één op de acht scheidingen van de afgelopen jaren was een flitsscheiding. Van een flitsscheiding wordt gesproken als een huwelijk eerst bij de Burgerlijke Stand van de gemeente wordt omgezet in een geregistreerd partnerschap, waarna dit partnerschap via een advocaat of notaris wordt ontbonden. Bij een flitsscheiding is een scheiding snel en zonder tussenkomst van de rechter te realiseren. De flitsscheiding is sinds 1 maart 2009 niet meer mogelijk.

Een echtscheiding is na de uitspraak van de rechter nog niet afgerond. Vanaf het moment dat de echtscheidingsbeschikking van de rechter onherroepelijk is geworden, hebben de bij de echtscheiding betrokken (ex-)partners een periode van zes maanden om de rechterlijke beslissing te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. Doen zij dat niet (of te laat), dan verliest de beschikking haar kracht en is er geen echt-scheiding tot stand gekomen.

Het CBS houdt eens in de twee jaar een onderzoek naar echtscheidings-procedures. Uit dit onderzoek blijkt dat bij zes op de tien echtscheidingen minderjarige kinderen betrokken waren. Het ging in 2007 in totaal om 35.000 kinderen. Ruim 50% van hen was op het moment van scheiding jonger dan tien jaar.

In document Rechtspleging Civiel en Bestuur 2008 (pagina 125-130)