• No results found

3. HET MONUMENT SINDS HAAR ONTHULLING

3.2 Het slavernijmonument in relatie tot de huidige samenleving

3.2.2 De onthulling van het monument

De verschillen tussen het witte en het zwarte discours kwamen reeds tijdens de onthulling van het monument op 1 juli 2002 aan het licht. De dag waarop het monument door koningin Bea- trix werd onthuld werd in plaats van een feestelijke dag, een dag van frustratie en chaos. ‘Weer hekken, blanke meesters en verraders’, zo kopt Het Parool een dag na de onthulling van het monument. Door een streng veiligheidsprotocol waren de plechtigheden omtrent de onthulling van het nationale slavernijmonument in het Oosterpark slechts toegankelijk voor een selecte groep hoogwaardigheidsbekleders. Al sinds 9/11 waren Nederlandse beveili-

171 Y. Aboutaleb, ‘We herdenken slavernij wel…; Herdenking slavernij staat ook stil bij het afschaffen van de

subsidie’, NRC Handelsblad, 2 juli 2012, p. 8.

172

J.E. Young, The Texture of Memory: Holocaust Memorials and Meaning, New Haven: Yale University Press 1993, pp. xii-xiii.

54

gingsmaatregelen aangescherpt. De politieke moord op Pim Fortuyn die slechts acht weken voor de inhuldiging van het slavernijmonument was gepleegd, vormde een tweede aanleiding voor de verscherping van de beveiligingsmaatregelen.173 Bovendien, zo liet het organiserend orgaan na afloop weten, was een streng beveiligingsprotocol noodzakelijk geweest vanwege binnengekomen bedreigingen jegens koningin Beatrix. Al dan niet gerechtvaardigd, de met zwart plastic bedekte hekken die de onthulling van het monument afschermden voor het grote publiek, hadden een pijnlijke situatie tot gevolg. Het publiek bestaande uit circa zevenhonderd man, met name Afrikaanse Nederlanders, kon de ceremoniële activiteiten slechts via video- schermen geplaatst in een ander gedeelte van het park bijwonen.

De aanwezigheid van koningin Beatrix en toenmalig minister-president Wim Kok ge- ven blijk aan de eerder genoemde ‘willingness to remember’ van de Nederlandse Staat.174

De aanwezigheid van hen bij de onthulling van het monument zet het witte discours-argument van erkenning van het slavernijverleden kracht bij. Aan de andere kant is het curieus dat het juist voor degenen die verlangden naar erkenning, onmogelijk werd gemaakt de inhuldigings- bijeenkomst op 1 juli 2002 van dichtbij mee te maken. De roep om erkenning en emancipatie vanuit het zwarte discours bleef hierdoor deels onbeantwoord. Ook leek het accent door de afwezigheid van de slachtoffers niet te liggen op het verdriet van de slaven en nazaten van slaven, maar op het heden en de toekomst. Zo sprak minister Van Boxtel tijdens de onthul- ling: ‘En hoe clichématig dat misschien ook klinkt […] dit mag nooit meer gebeuren. Wij mogen onze ogen er dan ook niet voor sluiten dat er nog steeds in de wereld op grote schaal […] slavernij voorkomt. En daar ligt een taak, daar ligt een verantwoordelijkheid, voor ons allemaal.’175

Bij het protest tegen de afgesloten inhuldigingsceremonie kwam ook het slachtoffer- schap-betoog van het zwarte discours meerdere malen naar voren. Afrikaans-Nederlandse bezoekers voelden zich opnieuw onderdrukt en door ijzer (ditmaal door hekken in plaats van door kettingen) in bedwang gehouden.176 Afrikaans-Nederlandse aanwezigen maakten op- nieuw de vergelijking met de slachtoffers van de Holocaust. Zo schreeuwde een Surinaamse bezoekster: ‘De joden krijgen zakken geld, de Marokkanen moskeeën. Maar wat krijgen wij?

173 J.O. Horton en J.C. Kardux, ‘Slavery and the Contest for National Heritage in the United States and the Neth-

erlands’, American Studies International, nr 2/3 (2004), p. 69.

174

G. Oostindie, ‘The slippery paths of commermoration and heritage tourism: the Netherlands, Ghana, and the rediscovery of atlantic slavery’, Nieuwe West-Indische Gids, nr 1/2 (2005), pp. 60-61.

175 F. Buis/Royal Press Amsterdam, ‘Koningin Beatrix onthult Het Slavenmonument’,

http://www.youtube.com/watch?v=LEIu9XqOwfY, geraadpleegd op 14 mei 2014.

55

Herstelbetalingen? Nee! Een monument dat we niet mogen onthullen!’177

Tot slot kwam tij- dens de dag van onthulling ook het onderbelichte verhaal van agency en vitaliteit van slaven naar voren. Een grote groep bezoekers zong samen het Amerikaanse burgerrechtenlied ‘We Shall Overcome’. Op het moment dat zij na de officiële onthulling uiteindelijk werden toege- laten tot het monument, begroetten zij het kunstwerk alsof het hun eigen voorouders gegoten in brons betrof. Sommigen van hen barstten bij de aanblik van het monument in tranen uit.178

Het feit dat de inhuldiging van het nationale slavernijmonument werd overschaduwd door woede en rumoer, toont aan dat de herinnering aan de slavernij destijds nog zeer leven- dig was, of in ieder geval levendig genoeg om opnieuw aangewakkerd te worden. Het strenge beveiligingsprotocol lijkt een inschattingsfout geweest te zijn. De hekken maakten meer los bij de Afrikaans-Nederlandse gemeenschap dan waarschijnlijk was verwacht. Deze vergissing over het afschermen van de onthulling kan in verband worden gebracht met het witte discours dat het traumatische aspect van het slavernijverleden onderschat. De reactie van het publiek op het monument laat zien hoeveel de komst van deze symbolische erkenning voor hen bete- kende. Terwijl het zwarte discours met zwart plastic bedekte hekken interpreteert als een her- nieuwde vorm van onderdrukking, interpreteert het witte discours deze als noodzakelijk kwaad omwille van de veiligheid. Kortom, daar waar de (postkoloniale) immigrant bepaalde zaken als racistisch ervaart, snapt de blanke Nederlander de kleurgevoeligheid van de ander vaak niet.179