• No results found

3. HET MONUMENT SINDS HAAR ONTHULLING

3.1 De functie van een monument

3.1.1 De ‘culture of memory’ en amnesie

Het Nederlandse nationale slavernijmonument werd gerealiseerd tijdens een periode waarin de populariteit van de monumentale herinneringsvorm een hoogtepunt beleefde. Aan het eind van de twintigste eeuw en begin eenentwintigste eeuw kwamen vele monumenten en gedenk- tekens tot stand. Erika Doss spreekt in de Amerikaanse context zelfs van een zogenaamde ‘memorial mania’.149

Deze groeiende belangstelling voor het monument sluit aan bij de toe- nemende belangstelling voor de geschiedenis sinds de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. De westerse cultuur was volgens de Duitse filosoof Hermann Lübbe nog nooit zo geob- sedeerd met het verleden als in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw.150 De be- hoefte aan herinneringen werd eind jaren zeventig, volgens Andreas Huyssen, gestimuleerd door de opkomst van de herinnering aan de Holocaust.151 In 1978 werd door het Amerikaanse televisie- en radionetwerk NBC de televisieserie de Holocaust uitgezonden. Deze miniserie over de Jodenvervolging moedigde het debat over mogelijke herinneringsvormen van de Sho- ah aan. Daarnaast waren de verjaring van gebeurtenissen omtrent de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust aanleiding voor de totstandkoming van herinneringsplechtigheden zoals bij- voorbeeld de in 1994 gehouden viering van D-Day te Normandië.152 Omdat Amerika de her- innering aan de Shoah oppikte—door onder andere het uitzenden van de miniserie de Holo-

caust, het uitkomen van Steven Spielbergs Schindler’s List (1993) en de opening van het Ho-

locaust Memorial Museum te Washington D.C. (1993)—sprak men ook wel van een zoge- naamde Amerikanisering van de Holocaust. De systematische Jodenvervolging door nazi- Duitsland ontwikkelde zich tot het verhaal van goed tegen kwaad, en groeide uit tot dé morele toetssteen van de twintigste eeuw.153 Het universele karakter van het Holocaustdiscours leidde er vervolgens toe dat dit discours werd overgenomen bij herinneringsprocessen omtrent lokale en nationale historische gebeurtenissen:

149 E. Doss, Memorial Mania: Public Feeling in America, Chicago: The University of Chicago Press 2007, p. 2. 150 A. Huyssen, Twilight Memories: Marking Time in a Culture of Amnesia, New York: Routledge 1995, p. 253. 151

A. Huyssen, Present Pasts: Urban Palimpsests and the Politics of Memory, Stanford: Stanford University Press 2003, p. 12.

152 Ibid., p. 12. 153

D. Levy en N. Sznaider, ‘Memory Unbound: The Holocaust and the Formation of Cosmopolitan Memory’,

49

It is precisely the emergence of the Holocaust as a universal trope that allows Holocaust memory to latch on to specific local situations that are historically distant and politically distinct from the origi- nal event. In the transnational movement of memory discourses, the Holocaust loses its quality as index of the specific historical event and begins to function as metaphor for other traumatic histories and memories.154

Ook slavernijdiscoursen zijn beïnvloed door het Holocaustdiscours. Het zwarte slavernijdis- cours verwijst naar de ‘zwarte Holocaust’ en maakt een duidelijk onderscheid tussen goed: de strijd die slaven gevoerd hebben om zich te bevrijden van hun overheersers, en kwaad: de gruwelijke daden die het Westen heeft begaan en de vele Afrikanen die hier slachtoffer van geworden zijn. De obsessie met het construeren van herinneringen die—aldus Huyssen—is voortgekomen uit de herinnering aan de Holocaust, wordt door hem ook wel de ‘culture of memory’ genoemd. Deze ‘culture of memory’ kreeg een boost door de opkomst van nieuwe media als de televisie en het internet.

Volgens critici blijft er door het voortdurende proces van reproductie van de geschiede- nis nog maar weinig ‘echte’ geschiedenis over. De ‘culture of memory’ gaat volgens hen ten koste van ons historisch bewustzijn. Dit idee—dat de veelvoud aan culturele reproducties leidt tot een afzwakking van het historisch besef—wordt ook wel amnesie genoemd.155 Huyssen is daarentegen van mening dat moderniteit en een hang naar het verleden juist samengaan. Hij spreekt wat betreft de relatie tussen moderniteit en geschiedenis over een paradoxaal verband:

The temporal aspect of such planned obsolescence is, of course, amnesia. But then amnesia simulta- neously generates its own opposite: the new museal culture as a reaction formation. Whether it is a paradox or a dialectic, the spread of amnesia in our culture is matched by a relentless fascination with memory and the past.156

Deze vaststelling sluit aan bij ideeën van wetenschappers als Hermann Lübbe en Pierre Nora die de relatie tussen het verleden en de behoefte aan herinneringen eerder beschreven. Lübbe betoogde dat het door de moderne tijd ontstane verlies van historisch besef werd gecompen- seerd door het proces van ‘musealization’.157

Nora maakte eenzelfde soort redenering door te stellen dat zogenaamde lieux de mémoire het verlies van milieux de mémoire zou compense- ren.158 Zo stelde de historicus: ‘The less memory is experienced from the inside the more it

154 A. Huyssen, Present Pasts: Urban Palimpsests and the Politics of Memory, Stanford: Stanford University

Press 2003, pp. 13-14.

155

Ibid., pp. 16-17.

156 A. Huyssen, Twilight Memories: Marking Time in a Culture of Amnesia, New York: Routledge 1995, p. 254. 157 A. Huyssen, Present Pasts: Urban Palimpsests and the Politics of Memory, Stanford: Stanford University

Press 2003, p. 23.

50

exists only through its exterior scaffolding and outward signs.’159 In andere woorden, daar waar historisch bewustzijn afneemt, houden culturele reproducties herinneringen uit het ver- leden in leven.

3.1.2 Twijfels bij de kracht van een monument

Door critici werden er twijfels geplaatst bij het vermogen van culturele representaties tot het scheppen van historisch besef. Monumenten waren om dezelfde reden aan kritiek onderhevig. In het debat over de functie van monumenten komen we de quote ‘Es gibt nichts auf der Welt, was so unsichtbar wäre wie Denkmäler’160

[There is nothing in the world as invisible as mo- numents], geregeld tegen. Het welbekende citaat van de Oostenrijkse auteur Robert Musil impliceert de angst dat een levendige herinnering—door het realiseren van een monument— wordt vervangen door een herinnering in steen. In Het verleden onder ogen, het eerder ge- noemde boek waarin zesentwintig auteurs uit binnen- en buitenland zich buigen over de vraag op welke manier zowel Nederland als andere landen met een slavernijverleden hun verleden onder ogen kunnen komen, komt de twijfel bij de kracht van een monument meerdere malen naar voren. Jude Kehla, deelraadwethouder namens de PvdA in Amsterdam Zuidoost, schrijft in zijn essay bijvoorbeeld:

Domweg een monument oprichten en dan weglopen van de geschiedenis, de handen in onschuld wassen als Pontius Pilatus, zou gevaarlijk zijn. […] Wat we nodig hebben is een vorm om de ge- schiedenis van de slavernij zodanig in het nationaal bewustzijn te griffen dat deze deel gaat uitmaken van ons collectief bewustzijn. […] de Nederlandse geschiedenis herschrijven […] of een museum ontwerpen.161

Willen we dat het slavernijverleden een plaatst krijgt binnen het nationaal bewustzijn, dan is er—aldus Kehla—meer nodig dan louter het ontwikkelen van een monument. Ook Hugo Pos, een in Suriname geboren jurist en auteur, is sceptisch over het effect van een monument. Hij vreest dat een monument al gauw een plek wordt waar eens per jaar een paar hoogwaardig- heidsbekleders een krans komen leggen.162 Dat er voor het scheppen van historisch bewustzijn meer nodig is dan een monument alleen, meent ook Jeroen Trommelen. De redacteur van de

Volkskrant betitelde het idee van een nationaal slavernijmonument in de Volkskrant van 13

159 P. Nora, ‘Between Memory and History: Les Lieux de Mémoire’, Representations, nr 26 (1989), p. 13. 160

R. Musil, Prosa, Dramen, späte Briefe, Hamburg: Rowohlt Verlag 1957, p. 480.

161 J. Kehla, ‘De last van de tijd’, in: G. Oostindie ed., Het verleden onder ogen: Herdenking van de slavernij,

Amsterdam: Arena 1999, p. 30.

162

H. Pos, ‘Verzoendag’, in: G. Oostindie ed., Het verleden onder ogen: Herdenking van de slavernij, Amster- dam: Arena 1999, p. 44.

51 juli 1999 als een ‘leeg en zinloos initiatief’.163

Een monument—zo schrijft hij in het artikel— heeft weinig zin als het is ingegeven door vluchtige electorale motieven en verandert boven- dien weinig aan het onrecht dat de slaven in het verleden is aangedaan.164 Tot slot sluit ook historicus Emmer zich aan bij de gedachtegang van Musil. Hij vreest dat een paar jaar na de totstandkoming van een slavernijmonument iedereen vergeet waarom het er staat.165

Een kunstwerk ter herinnering aan de slavernij zou volgens voorgaande sceptici aldus gauw onzichtbaar worden. De obsessie met het verleden heeft daarentegen wel geleid tot de oprichting van vele monumenten. Huyssen benadrukt dat het statische aspect van een gedenk- teken in plaats van een nadeel, ook een voordeel kan zijn:

The permanence of the monument and the museum object, formerly criticized as deadening reifica- tion, takes on a different role in a culture dominated by the fleeting image on the screen and the im- materiality of communications. It is the permanence of the monument in a reclaimed public space, in pedestrian zones, in restored urban centers, or in pre-existing memorial spaces that attracts a public dissatisfied with simulation and channel-flicking.166

In tegenstelling tot bijvoorbeeld audiovisuele cultuur, is een gedenkteken permanent aanwezig en niet onderhevig aan de tijdelijkheid waar massamedia mee te maken hebben. In de huidige postmoderne tijd is er aldus ruim plaats voor de traditionele herinneringsvorm van het monu- ment. Wat betreft het slavernijverleden ontwikkelde Wayne James begin jaren negentig het eerder genoemde, op de bodem van de oceaan geplaatste, Middle Passage Monument. Ver- volgens kwamen in Engeland en Frankrijk gedurende de eenentwintigste eeuw verscheidene slavernijmonumenten tot stand. Ook binnen de Nederlandse context alleen, staat het nationale slavernijmonument niet op zichzelf. In Middelburg werd ter beëindiging van het Zeeuwse ‘slavernij-jaar’ op 1 juli 2005 het Zeeuws Slavernijmonument onthuld. Het monument bestaat uit twee zwarte en twee witte granieten zuilen (de zwarte en de witte mens) die worden door- trokken door rode aders. Deze rode aders stellen bloed voor en symboliseren de gelijkheid van de mens.167 Het Zeeuwse monument is te vinden voor het oude hoofdkwartier van de Middel- burgsche Commercie Compagnie. Ook in de Rotterdamse haven, waar slavenhandel gedreven werd, is op de Lloydpier een monument opgericht. Het Rotterdamse monument verbeeldt een muzieksleutel, in de vorm van een slavenschip, waarop vier dansende slaven te zien zijn. Vlak

163 J. Trommelen, ‘Slavenmonument leeg en zinloos initiatief’, de Volkskrant, 13 juli 1999, p. 9. 164 Ibid.

165

M. Hoogers, ‘Nederland zelf had geen slavernij. Niet iedereen ziet nut in van monument wegens ons zwarte verleden’, De Telegraaf, 24 juni 2000.

166 A. Huyssen, Twilight Memories: Marking Time in a Culture of Amnesia, New York: Routledge 1995, p. 255. 167

G. Oostindie, H.S. Nordholt en F. Steijlen, Postkoloniale monumenten in Nederland, Leiden: KITLV Press 2011, p. 82.

52

na de inhuldiging van het Rotterdamse slavernijmonument in juni 2013, kondigde wethouder Marnix Norder de komst van een slavernijmonument in het Zuiderpark te Den Haag aan. Daarnaast is er in 2006 een standbeeld van de Surinaamse auteur en nationalist Anton de Kom onthuld op het naar hem genoemde Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost.