• No results found

Onduidelijke verantwoordelijkheid in maatschappelijke opgave van LZW

4 Knelpunten bij beleid en institutionele

4.2 Attitudes van professionals

4.2.2 Onduidelijke verantwoordelijkheid in maatschappelijke opgave van LZW

Naast bovengenoemde verkokering, blijkt dat de rollen en verantwoordelijkheden ten aan- zien van het langer zelfstandig wonen van ouderen onduidelijk zijn. Professionals mogen zich niet zomaar ongevraagd achter de voordeur begeven, dus kunnen veelal pas in actie komen op het moment dat er reeds problemen zijn. Maar bij onduidelijke taakverdeling in de op- gave, is het afhankelijk van de persoon in hoeverre vervolgens actie wordt ondernomen. Vaak is dit weinig of niets: actoren trekken zich liefst terug tot het doel en werkveld dat dat

90 Zorginstellingen maken steeds vaker huurcontracten waarin wonen en zorg onlosmakelijk met elkaar verbon-

den zijn. Je mag dan alleen in een extramuraal appartement van de zorginstelling wonen als je bij de zorgin- stelling zorg inkoopt. In dergelijke situaties worden de huurovereenkomst en individuele zorg-overeenkomst middels een koppelbeding met elkaar verbonden. In dat koppelbeding wordt dan nadrukkelijk vastgelegd dat wonen bij de zorgorganisatie alleen mogelijk is gedurende de looptijd van de zorg-overeenkomst. Als de zorg- overeenkomst beëindigd wordt of als de bewoner zich onttrekt aan zijn/haar plicht tot het aanvaarden van pro- fessionele begeleiding komt ook de huurovereenkomst ten einde.

met zekerheid het hunne is. Toch eenmaal achter de voordeur blijkt afstemming tussen on- dersteunende partijen niet vanzelfsprekend: er is tijd dus geld mee gemoeid en het delen van dossiers is privacygevoelig dus complex (AVG). Dit vereist wilskracht en daadkracht van de professionals en het roept op dit huishoudensniveau de vraag op bij wie de regie ligt (zie ook Kromhout et al. 2018). Laat staan dat innovaties tot stand komen.

Wie zou het voortouw moeten nemen in e-health of domotica toepassingen? En wie is er ver- volgens verantwoordelijk bij mogelijk optredende storingen of fouten in de uitvoering: de ou- dere gebruiker, de technisch leverancier, de aankopende corporatie, de zorginstelling of zorgverzekeraar? Ander voorbeeld is dat een oudere vanwege toenemende zorgbehoefte een Wlz-indicatie krijgt, op een wachtlijst terecht komt en vanwege verschillen in zorgnormen, thuis tijdelijk minder ondersteuning ontvangt dan voorheen via de Wmo of Zvw (Monitor 2017, MEE Noordwest-Holland 2015). Gevolg van ‘handelingsverlegenheid’ is dat de oudere tussen wal en schip blijft hangen. Anderzijds zoeken sommige actoren graag de grenzen van het toelaatbare op, benutten de speelruimte ten volle. Zo durfde een zorginstelling het kunstbudget voor verschillende vestigingen te besteden aan een experimentele, interactieve fietsinstallatie voor inactieve en dementerende ouderen (Poissonnier 2017). Neemt niet weg dat ook in dit geval bezwaren tegen de bestedingsrichting denkbaar zijn of – erger- dat een gebruiker geblesseerd raakt. Dus zowel bij risicomijdend gedrag als initiërend gedrag spelen kwesties als verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid evenzeer.

Zelfs als de rollen wel verdeeld zijn, is de invulling niet vanzelfsprekend voldoende belegd. Zo blijkt de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk in de praktijk problematisch: de uit- voering van het beleid tot langer zelfstandig wonen is goeddeels neergelegd bij gemeenten en zorgverzekeraars. Daardoor heeft het Rijk weinig sturingsmogelijkheden op lokale proble- men, maar zij wordt wél aangesproken wanneer dingen niet goed lopen. Tegelijkertijd heb- ben gemeenten een sterke regisseursrol verkregen in het sociaal domein waar het langer zelfstandig wonen toebehoort. Maar deze is niet of nauwelijks met verve te vervullen: naast het ontbreken van eigen kennis (met grote verschillen tussen gemeenten) is de regierol las- tig, omdat de gemeente nu eenmaal niet veel te zeggen heeft over de inzet van marktpar- tijen of actoren met een doelstelling over een ruimer werkgebied of doelgroep (zie ook Lijzenga et al. 2015). Regisseren komt dan aan op het kunnen mobiliseren van de goede wil van alle betrokkenen.

Samenwerking tussen professionals: Achterhoek versus Amsterdam

Het schaalniveau van de opgave van langer zelfstandig wonen heeft ook gevolgen voor het schaalniveau waarop actoren effectief (kunnen) samenwerken. De gedachte van de landelijke professionals en actoren in de Achterhoek is dat in de stad zoveel partijen ac- tief zijn dat het afstemming en samenwerking onvermijdelijk complexer maakt. Maar in Amsterdam wordt deze indruk toch niet gedeeld: op lokale schaal –wijk of buurt- weten de partijen elkaar goed te vinden. Overigens vindt men in beide regio’s het schaalniveau van samenwerking wel belangrijk om effectief te kunnen zijn; er wordt unaniem gedeeld dat de zorgverzekeraar op een dermate hoog schaalniveau opereert (vaak landsdeel of zorgkantoorregio (32) dat er weinig of geen ruimte is voor overleg of lokaal maatwerk. Wel geldt dat het succes van de samenwerking op het lokale niveau sterk afhankelijk is van de mentaliteit van actoren en de mate van problematiek in de wijk (met name in wij- ken met veel corporatiebezit is soms sprake van stapeling van problematiek). Overigens roept het samenwerken aan de beoogde doelstelling van langer zelfstandig wonen de vraag op naar de grenzen van het langer zelfstandig wonen. Volgens de meeste professi- onals en regionale actoren hangen deze sterk samen met de veiligheid in de dagelijkse leefomgeving, dus op het lokale schaalniveau. Zodra iemand een gevaar is voor zichzelf en omgeving, dan is langer zelfstandig wonen niet houdbaar.

4.2.3 Geen domein-overstijgend perspectief, dus geen gedeelde visie of