• No results found

5 Gevolgen van langer zelfstandig wonen

6.2 Eigen regie

6.2.1 Aanpassen of verkassen

Het merendeel van Nederlandse huishoudens van 65 jaar en ouder woont op dit moment in een woning die geschikt (te maken) is om ook bij een toename van de zorgbehoefte thuis te

blijven wonen (De Groot et al. 2019; zie ook paragraaf 5.2.1). Deze woningen kunnen óók op het moment dat de bewoners worden geconfronteerd met ‘fysieke handicaps of chroni- sche ziekten’ (Stavenuiter & Van Dongen 2008 p. 15) prettig bewoond worden of zijn in dat geval tegen ‘geringe’ kosten (maximaal 10.000 euro108F

109) aan te passen (Leidelmeijer et al.

2017; De Groot et al. 2019). Denk hierbij aan een nultredewoning, waarbinnen de bewoner geen trap(je) op of af hoeft om bij de voordeur te komen en waarbinnen de ‘primaire ruim- ten’, zoals de woonkamer, keuken, minimaal één slaapkamer en het sanitair, allen op de- zelfde woonlaag gesitueerd zijn (De Groot et al. 2019). Niet alle woningen zijn aanpasbaar zodat aan deze laatste voorwaarde wordt voldaan. Voor bijvoorbeeld appartementen zonder lift, eengezinswoningen met een wenteltrap en eengezinswoningen met een smalle beukmaat is dit niet mogelijk (Leidelmeijer et al. 2017; De Groot et al. 2019). In 2015 waren de wonin- gen van ongeveer 140.000 65-plushuishoudens niet aanpasbaar. Dit komt neer op een kleine 7 procent van alle woningen die in dat jaar bewoond werden door huishoudens van 65 jaar en ouder. Als de ouderen die in zo’n woning woonachtig zijn geen actie ondernemen, kunnen zij bij toenemende gezondheidsproblemen te maken krijgen met een problematische woonsi- tuatie. Hetzelfde geldt voor ouderen die weliswaar woonachtig zijn in een woning die ge- schikt te maken is om langer zelfstandig te wonen, maar hiertoe op het moment dat zij geconfronteerd worden met gezondheidsproblemen nog geen actie hebben ondernomen. Het is ouderen dus aan te raden om ervoor te zorgen dat zij in een geschikte woning wonen nog voordat eventuele gezondheidsproblemen optreden. Ouderen die woonachtig zijn in een woning die geschikt te maken is om langer zelfstandig te blijven wonen, kunnen ervoor kie- zen om relatief kleine woningaanpassingen – zoals wandbeugels, douchestoelen, drempelhul- pen, een traplift, en/of een tweede toilet – te (laten) installeren (De Groot et al. 2019). Dit is niet de enige optie die zij hebben om hun woning beter af te stemmen op hun toekomst. Net als ouderen die in een ongeschikte woning wonen, kunnen zij er ook voor kiezen om te ver- huizen naar een woning die reeds geschikt (gemaakt) is om langer zelfstandig te blijven wo- nen. Dit kan zowel een ‘reguliere woning’ als een specifieke ‘ouderen(zorg)woning’ zijn. De afgelopen jaren zijn specifiek voor ouderen verschillende nieuwe woon(zorg)concepten ont- wikkeld die voorzien in de behoefte tussen thuis en het verpleeghuis. De idee hierachter is dat er ouderen zijn die niet en in hun eigen woning oud willen worden vanwege bijvoorbeeld (mogelijke toekomstige) gebreken of vanwege de behoefte aan gezamenlijkheid bij (het anti- ciperen op) toenemende kwetsbaarheid, maar tegelijkertijd nog te vitaal zijn voor een ver- blijfsplaats binnen een klassieke 24-uurs zorginstelling (zie o.a. De Groot et al. 2019; Eimers 2015; Van Klaveren et al. 2018). Voorbeelden van nieuwe woonvormen zijn: thuishuizen, zorghofjes, kleinschalige woonvoorzieningen en kangoeroewoningen.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat nieuw lang niet altijd helemaal nieuw is. Zo staan hof- jeswoningen momenteel (weer) in de belangstelling, terwijl welgestelde ouderen al eeuwen terecht kunnen in vergelijkbare woonvormen, zoals begijnhofjes (vrouwen) en proveniershui- zen (mannen) (De Groot et al. 2019; Van Twist et al. 2016). Het komt geregeld voor dat een ‘nieuw’ woon(zorg)concept eigenlijk een bestaand concept is dat opnieuw, eventueel in aan- gepaste vorm, onder de aandacht van het grotere publiek wordt gebracht. De laatste jaren wordt hierbij vooral ingezet op gemeenschappelijkheid. De gedachte hierachter is dat oude- ren behoefte hebben aan gemeenschappelijk wonen, mits hun privésfeer in zekere mate ge- waarborgd blijft (De Groot et al. 2019; Dijkman 2017; Van Klaveren et al. 2018). Net als binnen de meer traditionele ouderenzorgwoningen, zoals aanleunwoningen en serviceflats, is ook voor ouderen die woonachtig zijn in nieuwere woon(zorg)concepten de zorg vaak nabij. In figuur 6.1 is een aantal nieuwe woon(zorg)concepten waarnaartoe ouderen kunnen ver- huizen, weergegeven langs twee (tot op heden veelal los van elkaar gebruikte) assen: de

109 Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat veel gemeenten een maximale grens van 10.000 euro hante-

ren voor vergoedingen van woningaanpassingen via de Wmo. Als het bedrag de 10.000 euro over- schrijdt, dan is vanuit die optiek verhuizen naar een geschikte woning een betere optie. Een uitgebreide toelichting op de methodiek achter deze indicator is terug te vinden in de rapportage ‘Monitor Investeren voor de Toekomst’ (MIT) Ouderen en langer zelfstandig wonen’ die het RIGO in opdracht van het Minis- terie van BZK heeft uitgevoerd (Leidelmeijer et al. 2017).

mate van gezamenlijkheid en de afstand tot zorg109F

110. Hierdoor ontstaat een beter beeld van

de nieuwe woon(zorg)vormen waar hedendaagse ouderen uit kunnen kiezen.

Figuur 6.1

Vanuit maatschappelijk oogpunt is het langer zelfstandig wonen van ouderen van invloed op de in- en doorstroom op de woningmarkt. Als ouderen naar nieuwe woonzorgconcepten ver- huizen, levert dit – naast een geschikte woonsituatie voor ouderen – op korte termijn een bijkomend voordeel op voor de instroom van starters en de doorstroom van huishoudens die willen verhuizen naar een andere woning (Clark & Deurloo 2006). De woningen die door de verhuizing van ouderen vrijkomen, kunnen immers bewoond worden door andere huishou- dens die op zoek zijn naar woonruimte. Zeker voor gezinnen kan dit zeer interessant zijn, aangezien ouderenhuishoudens steeds vaker woonachtig zijn in eengezinswoningen (Van Ier- sel et al. 2009; De Groot et al. 2013). De woningvoorraad die beschikbaar komt op het mo- ment dat ouderen verhuizen naar nieuwe woonconcepten zal regionaal verschillen in kwantiteit en kwaliteit (zie hoofdstuk 5). Met name binnen gespannen woningmarkten kan

110In figuur 6.1 worden nieuwe woon- en woonzorgvormen getoond die onder andere terug te vinden

zijn op de website Stijlvol Ouder. Dit overzicht is aangevuld met informatie die is ontleend aan de publi- catie ‘Bouwstenen voor de toekomst’ van Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg in Harkes en Witter (2018). Wij pretenderen nadrukkelijk niet dat de in figuur 6.1 opgenomen woonvormen een volledig beeld schetsen van alle keuzemogelijkheden die hedendaagse ouderen tussen thuis en het verpleeghuis hebben. Integendeel, er zijn erg veel voorbeelden en er worden nog steeds vernieuwende

het op korte termijn vrijkomen van de woningen van ouderen de kans op een relatieve ver- stopping verkleinen.