• No results found

In het PBL onderzoek naar langer zelfstandig wonen is de functionele geschiktheid van de woonomgeving geoperationaliseerd als het vanuit de woning binnen een (wandel)afstand van maximaal 500 meter over de weg hebben van primaire voorzieningen, waaronder een ov- halte. De aanwezigheid van een ov-halte zegt echter nog niets over het type openbaar ver- voer, noch de frequentie en hoeveelheid reisrichtingen.

In deze bijlage bekijken we het type ov-halte en de ritfrequentie naar stedelijkheidgraad in 2015. De stedelijkheidsgraad is gebaseerd op de CBS omgevingsadressendichtheid en de ov- informatie is afkomstig van de REISinformatiegroep. Deze stelt, namens de OV-bedrijven, de Openbaar Vervoer Data volgens het zogenaamde Open Data Model en onder de CC0 voor- waarden ter beschikking (https://reisinformatiegroep.nl/ndovloket/ ).

De meeste ov-haltes liggen in sterk stedelijk en weinig stedelijk gebied. Metro, tram en in- tercity-station zijn in zeer sterk stedelijk gebied aanwezig. Naarmate de stedelijkheid af- neemt, daalt de hoeveelheid modaliteiten alsook de ritfrequentie bij de ov-haltes: in niet stedelijk gebied stopt bij tweederde van de ov-haltes minder dan 2 keer per uur een bus.

Bijlage

woonzorglocaties

Conform de gehanteerde methode in het PBL onderzoek naar maatschappelijk vastgoed (Tennekes et al. 2017), is van alle ouderenzorglocaties nagegaan in hoeverre er nevenactivi- teiten op hetzelfde adres zijn gehuisvest.

Uit LISA vestigingenregister (jaar 2015 uit levering t/m 2017) met in totaal 1.444.908 vesti- gingen zijn alle vestigingen geselecteerd met SBI2008 activiteitencode “8710 Verpleeghui- zen” (599 stuks) en “87302 Verzorgingshuizen” (1.557 stuks).

Bij selecties uit LISA op basis van individuele activiteitencodes blijkt vaak dat deze codes niet altijd even zorgvuldig zijn toegekend. Er zijn vestigingen die met een andere (foutieve) acti- viteit zijn ingeschreven. En soms klopt de zorg-activiteit niet met de werkelijkheid en bevindt zich op de locatie bijvoorbeeld uitsluitend de administratie van een zorginstelling. Op basis van een controle op de naam van LISA-vestigingen zijn netto nog eens 204 ouderenzorgloca- ties aan de selectie toegevoegd. Van deze in totaal 2.360 LISA-vestigingen zijn de bijbeho- rende BAG-verblijfsobjecten (=adressen) bepaald. Voor 2.342 vestigingen is een geldig verblijfsobject gevonden, bij 18 is dit niet gelukt.

In totaal zijn er 2264 unieke verblijfsobjecten gevonden (Er kunnen zich meerdere LISA- vestigingen op hetzelfde adres bevinden); de ouderenzorgadressen.

Vervolgens zijn alle LISA-vestigingen geselecteerd die op een ouderenzorgadres zitten. Daar- mee zijn overzichten gemaakt van adressen met uitsluitend ouderenzorg-vestigingen en die waar ook andere functies aanwezig zijn. Hierbij is ook onderscheid gemaakt naar de CBS- stedelijkheid van de gemeente (indeling 2017).

Opvallend is dat naarmate de omgeving sterker is verstedelijkt, functiemenging in een woon- zorglocatie vaker voorkomt. In landelijke gebieden hebben woonzorglocaties veelal geen an- dere functies in huis.

Kijken we naar het type functies in woonzorglocaties dan lijkt de onderlinge relatie voor de hand te liggen. Het betreft veelal functies in de persoonlijke verzorging, zoals kappers, pedi- cures en fysiotherapeuten, die mede invulling kunnen geven aan de buurtfunctie van de woonzorglocaties voor omwonenden.

Tabel: top 15 van functies op hetzelfde adres als een woonzorglocatie.

Omschrijving aan-

tal

Haarverzorging 373

Praktijken van fysiotherapeuten 100

Thuiszorg 79

Overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie, psych.)

75

Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures 71

Kinderopvang 51

Praktijken van med. specialisten en med. dagbehandelcen- tra

39

Praktijken van huisartsen 31

Maatschappelijk werk 18

Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen 18

Welzijnswerk voor ouderen 17

Praktijken van tandartsen 16

Algemene ziekenhuizen 14

Apotheken 13

Preventieve gezondheidszorg (geen arbobegeleiding) 13

Bron: LISA 2017, bewerking PBL.

Kanttekening is dat de relatie tussen de woonzorglocatie en functie op hetzelfde adres niet is aangetoond. Daarvoor zou aan de betreffende ondernemers moeten worden nagevraagd in hoeverre hun locatiekeuze en bedrijfsvoering verband houdt met de woonzorglocatie op dat- zelfde adres.

Ook kan de relatie tussen de woonzorglocatie en andere functie indirect zijn: we zien bijvoor- beeld veel paramedische praktijken en dagbehandelcentra op hetzelfde adres als een woon- zorglocaties. Maar deze behandelcentra en woonzorglocaties kunnen ook beiden toebehoren aan het algemene ziekenhuis (14 stuks). Bovendien zijn niet alles verpleeghuizen per defini- tie bedoeld als intramurale opvang voor ouderen, maar mogelijk voor andere doelgroepen zoals mensen met aangeboren hersenletsel.

Bijlage

gesprekspartners

Deskundigen eerste ronde kwalitatief veldwerk

Naam Organisatie

Gea Sijpkes Actiz

Cees van Boven Woonzorg Nederland

Marjolein Broese van Groenou Vrije Universiteit

Danielle Harkes Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg

Pieter van Hulten Aedes

Dort Spierings HAN / Civil Society Lab

Bart Terpstra AMVEST

Pien van Langen ROS Netwerk

Masi Mohammadi TU/e (en HAN)

Henk Langes Provincie Gelderland

Atie Schipaanboord Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen Lucas Harms Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Niels Kortleve Pensioenfonds PGGM

Dirk Pons DSW Zorgverzekeraar

Suzanne Goedoen DSW Zorgverzekeraar

Anja Machielse Universiteit van Humanistiek Cretien van Campen Sociaal en Cultureel Planbureau Evert Pommer Sociaal en Cultureel Planbureau Peteke Feijten Sociaal en Cultureel Planbureau Inger Plaisier Sociaal en Cultureel Planbureau

Jan Rouwendal Vrije Universiteit

Jannie Komduur Woonbond

Reinhilde van den Brand Ziveren Kruis Otto Sander van der Veen Ziveren Kruis

George de Kam Rijksuniversiteit Groningen

Maarten Allers COELO

Gerard van den Bos ANWB

Kars Hazelaar Opella

Netty van Triest Platform31

Jeroen de Leede Vereniging Nederlandse Gemeenten

Ali Rabarison Vereniging Nederlandse Gemeenten

Clasien Ouderdorp Vereniging Eigen Huis Michel Ligtlee Vereniging Eigen Huis Geert van der Heijden Rabo Research Nederland

Corine van der Schoot-Flendrie Ministerie van Infrastructuur en Milieu