• No results found

Hoofdstuk 2: Het Westen en het Oosten als beschaving en cultuur

4. Onafhankelijkheid, communisme en het Oosten

In 1949 publiceerde Van Mook zijn herinneringen aan de rol die hij in de dekolonisatie van Indonesië had gespeeld. Hij stelde dat het tijd werd om het koloniale stelsel dood te verklaren. Als het Westen zijn hogere doel van democratie en vrijheid wilde kunnen volhouden en verdedigen tegen de totalitaire bedreiging van de Sovjet-Unie, moest het deze waarden ook aan de bevolking van Zuidoost-Azië gunnen. De tijd was gekomen om de beloften van vrijheid die ooit gedaan waren, nu in te lossen. ‘Men besefte niet, dat de bevrijding van koloniën, de verheffing van de gekleurde volkeren ook gepredikt worden door de moderne imperialisten [de Russen], die hun beste kansen zien waar onder de vaan der vrijheid verarming, verzwakking en burgeroorlog te verwachten zijn. Hun doel is geen bevrijding, maar uitdrijving van het Westen, dat de democratische vrijheid verdedigt.’134

Van Mooks verwijzing naar Rusland toont hoe kolonialisme en de Koude Oorlog aan het eind van de jaren veertig ideologisch met elkaar verstrengeld raakten. Deze verstrengeling maakte twee

132 Wertheim, ‘De neergang’, 38.

133 Bijv. Kraemer, ‘Oost en West’, 141; Verdoorn, ‘Oostersch nationalisme’, 148; Wertheim, Nederlandse

cultuurinvloeden, 9-10; Van Asbeck, ‘Indonesië in Azië’.

134 H.J. van Mook, Indonesië, Nederland en de wereld (Amsterdam: De Bezige Bij 1949) 11; zie voor vrijwel exact

hetzelfde argument het stuk van de oud-minister van overzeese gebiedsdelen J.H.A. Logemann, ‘Indonesië’, Socialisme en Democratie 6 (1949) 3-11; zie ook A.B. Cohen Stuart, ‘Communistische actie in China’, Indonesië. Tijdschrift gewijd aan het Indonesische cultuurgebied 2 (1948/1949) 39-63, aldaar 38-40.

belangrijke, aan elkaar verbonden claims mogelijk. Ten eerste konden communistische sympathieën en Russische banden als het werkelijke imperialisme worden geplaatst. Dit maakte vervolgens de tweede claim mogelijk dat het Westen democratische vrijheid representeerde tegenover deze Russische imperialisten, omdat zij nu dekolonisatie konden gunnen nadat de waarden van vrijheid en democratie aan de gekoloniseerde bevolking was geleerd.135 De morele positie van het Westen

verschoof zo van kolonisatie – het brengen van de waarden en voordelen van moderniteit omdat “zij er zelf nog niet klaar voor zijn” – naar dekolonisatie – de toepassing van westerse waarden waar men er eindelijk klaar voor is. Zo schrijft Alastair Bonnett over de Zuid-Afrikaanse president Harold MacMillon die in 1960 een speech hield voor het Britse parlement om (de)kolonisatie van Afrika te bespreken: ‘His speech exemplifies how Westernisation and decolonisation could be combined by construing the former as the source of political and intellectual liberty that had led to the latter.’136 De

invloed van de westerse politieke en intellectuele vrijheid leidde dus ook niet-westerse gebieden tot het ideaal van vrijheid en dekolonisatie. De Koude Oorlog leverde een goed argument om verdere aanwezigheid te bepleiten om de maar zeer zwak gevestigde westerse idealen nog te blijven beschermen.137

Bonnett beschrijft hier een belangrijke overgang waarin verwestersen als de voorwaarde voor dekolonisatie wordt geconstrueerd, terwijl dekolonisatie tegelijk de aanleiding was om het Westen opnieuw te definiëren. Het was, zoals Bonnett het noemt, een ‘victory in defeat’: het succes van het kolonialisme werd bewezen met de weerstand tegen kolonialisme; het bewees de succesvolle opvoeding van de koloniale bevolking.138 Hoewel Bonnett een proces in de jaren zestig beschrijft – de

onafhankelijkheid van Azië en Afrika van de Britten en Fransen – is het begin daarvan al te vinden in de jaren veertig. Het roept bovendien vragen op over een proces dat op de langere termijn plaatsvond, waarbij de vrijheid die gegeven werd met dekolonisatie kon functioneren als een argument voor hernieuwde westerse aanwezigheid in de oud-koloniën in bijvoorbeeld modernisatietheorieën.139

135 Zie ook bijv. Andriessen, ‘Katholieke volkspartij en communisme’; zie bijv.: J. de Kadt, ‘Kroniek. Opstand der

belastingbetalers?’, Libertinage 1 vol.3 (1948) 63-68, aldaar 67; J.de Kadt, ‘Kroniek. Naar een tweede München?’, Libertinage 1 vol.4 (1948) 64-70.

136 A. Bonnett, ‘Occidental utopia. The neo-liberal West’, in: idem, The idea of the West. Culture, politics and

history (Basingstoke en New York: Palgrave MacMillan 2004), aldaar 129 [cursief van de auteur].

137 Hulshoff Poll, ‘Het communisme’, 216-217; Van Mook, The stakes of democracy, 229-263. 138 Bonnett, ‘Occidental utopia’, 128–130.

139 Zie voor deze kritiek bijvoorbeeld in 1973: D.C. Tipps, ‘Modernization theory and the comparative study of

societies. A critical perspective’, Comparative Studies in Society and History 15 (1973) 199-226; Zie over het langere termijn proces in Nederland bijv. M. Bloembergen en R. Raben, ‘Wegen naar het nieuwe Indië, 1890- 1950’, in: idem ed., Het koloniale beschavingsoffensief. Wegen naar het nieuwe Indië, 1890-1950 (Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal- Land en Volkenkunde 2009) 7–24, aldaar 8–19; M.T. Berger, ‘Decolonisation, modernisation, and nation-building. Political development theory and the appeal of communism in Southeast Asia, 1945-1975’, Journal of Southeast Asian Studies 34 (2003) 421–448, aldaar 421–426.

De veranderende ideeën rond de Ethische Politiek, waarvan Van Mook als een van de belangrijkste uitdragers wordt gezien, zou kunnen worden beschouwd als deel van dit proces. Door de smet van het kolonialisme op het imperialisme bij de communisten te plaatsen en het westerse project als de verspreiding van democratie en vrijheid voor te stellen, konden kolonisatie en dekolonisatie binnen het raamwerk van de beginnende Koude Oorlog worden begrepen. De vrijheid, democratie en (economische) ontwikkeling van het Westen werd zo de bescherming tegen het communistische gevaar.140 Op die manier werd bovendien ook dekolonisatie een westers proces: de “Oosterling”

figureerde amper in zijn eigen bevrijding van het Westen. Het streven naar onafhankelijkheid was vrij letterlijk een westerse politieke beweging. Deze “redenatie” kan vervolgens (gedeeltelijk) verklaren waarom samenwerking van Soekarno met de Japanners een zeer heftige reactie opwekt en hij vergeleken werd met Mussert.141 De Japanners hadden expliciet hun expansie geframed als een

oosterse vorm van bevrijding van het imperialistische Westen. Het portretteren van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging als extremistisch en van Japanse oorsprong paste hier ook in. Indonesiërs hadden blijkbaar zelf nog niet het geestelijk vermogen om voor onafhankelijkheid te strijden.142 Zo kon

men het Oosten als (relatief) hiërarchisch en lethargisch blijven voorstellen, bleef de vrijheid een westers ideaal en de geschiedenis van kolonialisme en dekolonisatie een westers verhaal.

Met de komende onafhankelijkheid zag ook Gottfried Locher een einde komen aan de westerse overheersing van het Oosten. Hij schreef in ‘Indonesië en Azië’: ‘Wat aan Amerika niet duidelijk behoeft gemaakt te worden is het feit dat Rusland het in beweging gekomen Azië als een instrument tracht te hanteren in zijn strijd tegen het Westen en voor de doorzetting van het communisme. Amerika aanvaardt echter niet, dat de doelbewuste beweging van het Aziatische

140 J. Barents betoogt bovendien dat ook het kapitalisme van Amerika een vorm van imperialisme is. West-

Europa zit dus vrij letterlijk tussen twee imperialistische machten gevangen, ‘De Truman-politiek’, De Gids Tweede deel 110 (1947) 182-188, aldaar 186-188; zie ook: J. Barents, ‘Het aanbod van Marshall’, De Gids Derde deel 110 (1947) 78-87, aldaar 80-85.

141 Bijv. ‘Soekarno de Javaanse Mussert’, De Uitkijk, 27 juli 1946, 7; ‘"Democratische Liga" in Indonesië. Gericht

tegen Soekarno', Het Parool, 17 januari 1946, 1; J.P.B. de Josselin de Jong, 'Wat is er gaande in Indonesië', De Groene Amsterdammer, 20 oktober 1945, 1; ‘Britten roepen Soekarno ter verantwoording’, Het Vrije Volk, 9 oktober 1945, 1; ‘Nieuwe beschuldigingen van Djokja’, Trouw, 15 januari 1947, 1; Gerretson, Indië onder dictatuur, 36-39, 53-77 en 140-152 .

142 d.K.‘Nederland kan’, 5; Van Mook, The stakes of 13-19; W.K.H. Feuilletau de Bruyn, Welk aandeel heeft Dr.

van Mook gehad in de gezagsschemering in Nederlands-Indië (Den Haag: W.P. van Stockum & zoon 1946) passim; E.G.M. Roolvink,‘Parlementaire kroniek betreffende het Indonesische vraagstuk’, Katholiek Staatkundig Maandblad 1 (1947) 49-58, aldaar 49 en 51-52; Gerretson, Indië onder dictatuur, 7-9; Voor het tegenargument zie bijv.: J.P.B. de Josselin de Jong, ‘Het Indonesische nationalisme’ De Nieuwe Stem 1 (1946) 114-125; W. Middendorp, ‘Indonesië 1946. De politieke les der laatste dertig jaren’, in: Indonesië. Eerst weten dan oordelen (Amsterdam: Vrij Nederland z.j. (1946/1947?)) 5-19; R.J. Ismael, ‘De ontwikkeling der gebeurtenissen in Indonesië van de Japanse capitulatie tot december 1946’, in: Indonesië. Eerst weten dan oordelen (Amsterdam: Vrij Nederland z.j. (1946/1947?)) 40-55; W.F. Wertheim, ‘Linggadjati', De Nieuwe Stem 2 (1947) 1-6, aldaar 2; B.H.M. Vlekke, ‘Indonesië en de publieke opinie in de Verenigde Staten’, Indonesië. Tweemaandelijks tijdschrift gewijd aan het Indonesische cultuurgebied 1 (1947/48) 397-408, aldaar 406.

nationalisme verklaard is.’143 Nogmaals werd het Oosten een speelbal zonder veel eigen inbreng in het

eigen nationalisme dat volgens hem westers geïnspireerd was maar nu door Rusland werd gebruikt.144

Vergelijkbaar schetste de premier in oorlogstijd, Pieter Gerbrandy, in 1950 voor een Amerikaans publiek de visie op de verhoudingen tussen het Westen en het Oosten die hij al jaren aan het Nederlandse publiek had verkondigd.145 Met de onafhankelijkheid lag nu de kolonie open voor de

invloed van Rusland, die onmiddellijk de kant van de Republiek koos om de eigen macht te vergroten. Zo kon ook een rassenoorlog uitgelokt worden:

‘There is an awakening in the Netherlands Indies, but it is early dawn and full awakening is still a long way off. There are also raucous cries of Merdeka!, but although Merdeka! means “freedom” this is not a simple cry for freedom alone; it embodies hate, enmity and a declaration of war against the white race and all that white Westerners stand for.’146

Gerbrandy presenteerde een versie van het Westen dat tegelijk superieur was en werd bedreigd door de niet-blanke wereld. Voor hem stond het Westen tegenover een wereld, met Rusland aan de leiding, die fundamenteel tegen de waarden van het Westen gekant was. Hoewel zijn interpretatie van de situatie in het Oosten eigenzinnig was, maakte hij gebruik van dezelfde retorische strategie als die ik in de rest van dit hoofdstuk centraal heb gezet: de niet-westerse vrijheid was geen echte vrijheid. Met deze aanname kon de oud-premier een agressieve houding tegenover Rusland en de rest van de wereld bepleiten.147

143 Locher, ‘Indonesië en Azië’, 118. 144 Ibid., 116-118.

145 Bosma, Terug uit de koloniën, 17–19.

146 Ibid., 119-120; Zie ook: Van Asbeck, ‘Indonesië in Azië’, 12; Van Mook, ‘Stakes of democracy’, 16-23. 147 Buettner, Europe after empire, 78–80.