• No results found

4. Resultaten 1 Codeboom

4.8 Omgevingsfactoren 1 Ouders

Het overgrote deel van de jongeren heeft geen educatie ontvangen van hun ouders over internet en cyberpesten. Volgens de meeste jongeren heeft dit als reden dat zij meer mediawijs dan hun ouders zijn. Het grootste deel van de ouders maakt gebruik van Facebook, Whatsapp, email en het bezoeken van sites op de computer of smartphone. Voor hulp bij het gebruik van internet gaan de meeste ouders in eerste instantie naar hun zoon of dochter of naar hun partner. Een klein deel van de jongeren geeft aan dat hun ouders geen gebruik maken van het internet. Het grootste gedeelte van de ouders kijkt niet mee met de online activiteiten van de jongeren.Meer dan de helft van de jongeren geeft aan dat tenminste 1 ouder op de hoogte is van wat zij op het internet doen.

4.8.1.1 Relatie en communicatie met ouders en broers en zussen

Bijna alle jongeren beoordeelden de relatie en communicatie met hun ouders als goed. Twee jongeren hadden geen goede relatie met hun ouders en hadden weinig contact. Over het algemeen beoordeelden de jongeren de relatie met hun broers en zussen als goed met af en toe wat ruzie. Een enkeling zei altijd ruzie met broers/ zussen te hebben of gepest te worden door zijn of haar broers/ zussen.

Nou niet echt over school of over internet, maar meer als ik terug kom van de X dat ik

daarover praat maar verder ook niet. Ja dan vraagt zij meestal hoe het was, en dan zeg ik af en toe wat over, denk dat het drie minuten duurt en dan ben ik alweer boven. (Jongere betrokken als slachtoffer)

4.8.1.2 Internetgebruik door ouders

Een klein deel van de jongeren gaf aan dat hun ouders geen internet gebruikten. Sommige van deze ouders waren wel van plan om gebruik te gaan maken van nieuwe media en social media. Van de ouders die wel gebruik maakten van internet deden dit met name op de computer en op hun

smartphone. Zij maakten voornamelijk gebruik van social media als Facebook en Whatsapp en gebruikten daarnaast e-mail en gebruiken het internet om sites te bezoeken.

4.8.1.3 Mediawijsheid ouders

Het overgrote deel van de jongeren begon te lachen op de vraag of hun ouders een beetje verstand hadden van internet. Zij omschreven hun ouders als niet mediawijs, een aantal jongeren vonden hun ouders een beetje mediawijs, gevolgd door het antwoord dat één ouder mediawijs was. Er werd daarbij wel benadrukt dat ouders steeds mediawijzer worden, maar dat de ouders hun wijsheid voornamelijk bij hun kinderen vandaan hadden. De meeste jongeren vonden zichzelf mediawijzer dan hun ouders. Voor hulp bij het gebruik van internet ging een ouder naar hun kinderen of naar hun partner aldus de geïnterviewde jongeren.

Mijn vader eigenlijk helemaal niks, want hij kan er zelf ook niet met de computer omgaan. Mijn moeder eigenlijk ook niet. Maar ze weten wel dat ik Facebook en Instagram heb. (…) Nee, mijn moeder weet niet eens hoe het werkt. (…) Ik leer het zelf aan haar maar. (Jongere betrokken als dader-slachtoffer.

Nee ik moet het eerder voor mijn ouders doen dan eh (lacht) die snapte er eerst nog helemaal niks van. (…) Ja, maar nu weten ze het wel. Maar twee jaar geleden kregen ze ook zo’n telefoon. En toen heb ik alles wel beveiligd. (…) Instagram, volgens mij weten ze niet eens wat het is. (Jongere betrokken als slachtoffer)

4.8.1.4 Hulp en educatie internet en cyberpesten

Het overgrote deel van de jongeren gaf aan geen educatie te hebben ontvangen van hun ouders over internet in het algemeen. Volgens de jongeren had dit als reden dat ouders gewoonweg niet konden helpen, de jongeren waren mediawijzer dan hun ouders. Ouders die wel educatie gaven aan hun kinderen informeerden hen over privégegevens. Daarin werd duidelijk gemaakt dat je je adres en telefoonnummer niet zomaar aan iemand online geeft. Verder werd er bij een enkeling over het internet gesproken als een jongere iets niet begreep of werd er (samen) gekeken naar de privacy instellingen op social media (Facebook).

Nee, nou toen, ooit van Habbo [Hotel] gehoord, ik was toen denk iets van 9 of 10 jaar toen ging ik voor het eerst mijn eerste online spel spelen. (…) Mijn moeder die was daar echt héél waaks over ik mocht eigenlijk niet eens mijn naam, nou dat gewoon wel, want mijn naam van mijn poppetje was ook gewoon mijn naam. Maar ik mocht niet vertellen waar ik woonde ik mocht niet vertellen wat mijn nummer was. (Jongere betrokken als dader)

Het topic cyberpesten werd bij het overgrote deel van de jongeren thuis niet besproken. De meeste jongeren hadden geen educatie over cyberpesten ontvangen van hun ouders. Bij de jongeren waar dit wel het geval was gebeurde dit in een deel van de gevallen nadat een cyberpest incident had

plaatsgevonden. De educatie die de jongeren daarbij ontvingen was de uitleg dat cyberpesten niet leuk is en het slachtoffer zich naar kan voelen en de opmerking uit te kijken voor pesten. Verder bood de ouder sociale en technische copingstrategieën aan het bespreken van het cyberpesten met de ouders en de optie een cyberpestdader te blokkeren.

4.8.1.5 Monitoring internetgebruik jongeren door ouders

Het grootste gedeelte van de jongeren gaf aan dat hun ouders niet meekeken met hun online activiteiten. De ouders van een aantal jongeren keken wel mee, vaak tijdens een online game dat in de huiskamer gespeeld werd. Een enkeling gaf aan dat hun ouders vaak mee keken tijdens online

activiteiten en geregeld checkten wat hun kind op het internet deed. Ouders pakten dit verschillend aan. Waar bij de ene ouder de nadruk lag op samen met de jongere kijken wat wel en niet kan op het internet. Lag bij de andere ouder de nadruk op controle; zij lazen de gesprekken van de jongeren na als consequentie op cyberpesten. Sommige ouders checkten soms vluchtig het internetgebruik van de jongere door het te vragen, daarbij keken ze niet mee op de digitale media.

Op de vraag of de ouders van de jongeren weten wat zij op het internet doen werd verschillend gereageerd. Meer dan de helft van de jongeren gaf aan dat hun ouders of een van hun ouders op de hoogte was van wat zij op het internet deden. Een klein deel van de jongeren gaf aan dan hun ouders gedeeltelijk op de hoogte waren en een enkeling gaf aan dat ouders niet op de hoogte waren van het internetgebruik van hun kinderen of gaven aan dit niet te weten.

4.8.1.6 Ouders informeren over internetgebruik

De ene helft van de jongeren gaf aan ouders niets te vertellen over hun internetgebruik en daarnaast ook niks te laten zien. De andere helft van de geïnterviewde jongeren gaf aan hun ouders af en toe over hun internetgebruik te vertellen en ouders dit ook te laten zien. Redenen die de jongeren gaven om hun internetgebruik wel te laten zien waren; als ouder vraagt wat jongere aan het doen is, als er iets grappigs is, wanneer er een aanbieding is en bij iets naars/ als er iets is. Redenen voor een deel van de jongeren om ouders niks te laten lezen en ook niks te laten zien waren de angst voor

bemoeienis van ouders, vanwege desinteresse bij de ouders of de jongere vond het internetgebruik niet de moeite waard om te laten zien.

4.8.2 School

Cyberpesten vindt nauwelijks plaats op deze school vanwege het verbod op smartphones tijdens de schooluren. Het (cyber) pesten wordt op school aangepakt doormiddel van gesprekken. De jongeren ontvangen één keer per jaar social-media-lessen. Leerkrachten zijn volgens de jongeren mediawijs.

4.8.2.1 Beleid digitale media en cyberpesten

Het gebruik van smartphones was verboden tijdens schooltijd op de praktijkschool waar het onderzoek plaatsvond, volgens de jongeren vond er dan ook weinig cyberpesten plaats op de school zelf. Als de jongeren de copingstrategieën sociaal school hanteerden en ervoor kozen de mentor of leerkracht in te lichten over het cyberpesten vond er vervolgens de jongeren met alle betrokkenen een gesprek plaats over het cyberpesten. Daarbij werden er afspraken gemaakt met de betrokken leerlingen om het zo het cyberpesten een halt toe te roepen.

4.8.2.2 Educatie en communicatie mediawijsheid en cyberpesten

De meeste jongeren gaven aan dat de leerkrachten mediawijs waren en de jongeren wat kunnen leren over het internet. Op de praktijkschool waar dit onderzoek plaatsvond, krijgen de jongeren een keer per jaar social-media-les. Op social-media-les leren de jongeren over netiquette, krijgen zij informatie over het beveiligen van social media en over cyberpesten. Het overgrote deel van de jongeren gaf aan deze lessen leerzaam en goed te vinden en vaker van dit soort lessen te willen krijgen. Lessen over cyberpesten zouden volgens de meeste jongeren het pesten tegen kunnen gaan. Verder krijgen de slachtoffers hulp en informatie over hoe zij het cyberpesten aan kunnen pakken en kunnen deze lessen de sfeer op school verhogen. Een enkeling gaf aan niks nieuws te leren op social media les en alles al te weten over het beveiligen van social media. Volgens de jongeren werd er buiten de social media lessen niet over cyberpesten in de klas gesproken.

Dan ga je praten over wat je wel en wat je niet kan doen op internet. Voor mij wel ja, dan weet ik tenminste wat ik niet kan doen en wat ik wel kan doen. (…) Met hoofdletters dat je dan alleen als je boos bent, dan mag je hoofdletters gebruiken en anders niet. Anders komt het zo boos over als je niet helemaal boos bent. Ja, en dan met uitroeptekens en dan lijk je helemaal boos. Dat heb ik daar wel van geleerd. (Jongere betrokken als slachtoffer)

4.8.2.3 Schoolplezier en klassenklimaat

Het overgrote deel van de jongeren gaf aan school leuk of heel leuk te vinden, een klein deel vond school niet leuk als gevolg van pesten, lastige vakken en omdat school saai was. Een enkeling gaf aan de school goed te vinden, maar moeite te hebben met de medeleerlingen. De jongeren vonden dat er sprake is van een positief klassenklimaat in de klas. Wel gaven zij aan dat er soms sprake is van ruzie, plagen en/ of pesten.

4.8.3 Peers

In de onderlinge omgang tussen de jongeren is er vaak sprake van buitensluiten, roddelen en bemoeienis. Bij de meeste jongeren is er onderling sprake is van een sterk groepsgevoel. Zij geven aan zich te bemoeien met elkaar om elkaar te helpen of voor elkaar op te komen bij

onenigheid, roddels, ruzie en pesten. Er ontstaan daardoor snel misverstanden of problemen die zich uiten in ruzie of (cyber)pesten. Daders van cyberpesten kunnen ook vrienden zijn. Deze ruzies en pesterijen kunnen in de meeste gevallen niet zelfstandig opgelost worden, tussenkomst van een ouder mentor of rector is nodig om het pesten te stoppen.

4.8.3.1 Omgang en communicatie

Een deel van de jongeren vond dat zij zich snel met elkaar bemoeiden en dat er veel geroddeld werd, daarnaast vond het buitensluiten van medeleerlingen snel plaats. Door het buitensluiten,

veelvuldige roddelen en het bemoeien met elkaar ontstonden er sneller misverstanden of problemen die zich uitten in ruzie of (cyber)pesten. Er werd snel agressief gereageerd op een opmerking of roddel, bijvoorbeeld door het sturen van een vervelende emoticon. Deze ruzies en pesterijen konden volgens een deel van de jongeren in de meeste gevallen niet zelfstandig opgelost worden, tussenkomst van mentor of rector was nodig om de boel te sussen en het pesten te stoppen. Het cyberpesten kon dan al lange tijd bezig zijn. Het pesten werd getracht gestopt te worden door middel van een gesprek met de betrokkenen en het maken van afspraken om zo weer zo normaal mogelijk tegen elkaar te doen.

En op deze school is dat natuurlijk veel erger, omdat ze ja weet ik veel, gewoon nooit ruzies kunnen oplossen. Dus op deze school is dat veel erger dat ze zoveel roddelen, dat is echt heel erg. (…) Na twee weken pas ja [oplossen cyberpesten], nadat meneer X zich ermee bemoeit heeft ofzo. Dat is altijd zo. (Jongere betrokken als slachtoffer)

4.8.3.1.1 Praten met peers over internet en (cyber)pesten

De jongeren gaven aan dat wanneer er over internet werd gesproken dit voornamelijk ging over tips voor leuke apps, spelletjes etc. De meeste jongeren praatten nooit met hun leeftijdsgenoten over cyberpesten. Een enkeling gaf aan wel eens met een vriendin of andere leerlingen te praten over gevoelens bij cyberpesten. Het overgrote deel van de jongeren praatte niet met peers over traditioneel pesten, een enkeling gaf aan samen met een ander slachtoffer van dezelfde dader te praten over een plan van aanpak om het pesten te stoppen.

4.8.3.2 Groepsgevoel

Uit de gesprekken met de jongeren kwam naar voren dat er onderling sprake was van een sterk groepsgevoel. Zij gaven aan zich te bemoeien met elkaar om elkaar te helpen of voor elkaar op te komen bij onenigheid, roddels, ruzie en pesten.

We [deelnemers Whatsapp-groep] zeiden altijd als je met één fokt, dan fok je met ons allemaal.

(

Jongere betrokken als dader)

En dan heeft die weer dat gezegd, en dan komt die ander weer voor die op. (…) Dat ze er zelf ook mee willen bemoeien maar ik denk dan zelf hou je er buiten. Ik vertel je iets maar hou je er buiten. (Jongere betrokken als dader-slachtoffer)

De hoge mate van bemoeienis tussen de jongeren en het sterke groepsgevoel vertaalde zich bij cyberpesten in een online variant via één-op-één pesten door onbekenden via Whatsapp, via de pest- Whatsapp-groep en via de buitensluit-Whatsapp-groep. Dit opkomen voor elkaar kwam volgens een deel van de jongeren vaker voor via het internet dan face-to-face. Een paar jongeren gaven aan dat er wel eens sprake was (geweest) van een buitensluit-Whatsapp-groep. Deze groep werd aangemaakt wanneer er sprake was van pesten of een ruzie tussen jongeren. De gehele klas zat dan in de Whatsapp-groep min het slachtoffer. De klas werd via Whatsapp geïnstrueerd het slachtoffer te negeren in de klas.

4.8.3.3 Interpretatie vriendschap

Het begrip vriendschap leek ruim geïnterpreteerd te worden door de jongeren. Vriendinnen konden ook dader zijn van cyberpesten. Uit de gesprekken bleek dat slechts enkele jongeren steun zochten bij vrienden wanneer het over cyber- en traditioneel pesten ging.

De ene keer is die de pispaal en dan weer die de pispaal en dan weer die. Dus ik weet niet of je het echt vriendinnen kan noemen ofzo. (Jongere betrokken als slachtoffer)