• No results found

Nieuwe producten/diensten

De hiervoor beschreven prijsstructuur geeft het bestaande pakket van medische ingrepen en goederen weer als discrete inputs in de productiefunctie voor gezondheidszorg. Een dusdanige prijsbepaling van inputs met afzonderlijke elementen heeft echter tot nadeel dat de mogelijkheid tot substitutie tussen diverse inputs niet in aanmerking genomen wordt voor de behandeling van patiënten met een specifieke aandoening. Treffende voorbeelden hiervan zijn de inwisselbaarheid

van chirurgische ziekenhuisverblijven met dagchirurgie of de vervanging van psychotherapeutische sessies door medicinale behandeling bij depressies. Dit komt overeen met de substitutie van goederen tussen verschillende strata in prijsindex. Deze substitutie wordt niet in beschouwing genomen bij de standaard prijsbepaling, in het bijzonder als de gebruikte gewichten niet frequent herijkt worden. Een manier om dit substitutieprobleem op te vangen, bestaat erin niet langer een prijsindex te berekenen per elementair productaggregaat zoals b.v. per C-code, maar door prijsindices op te maken per pathologie of per diagnose adhv de beschikbare MKG en gedetailleerde factuurgegevens die in België beschikbaar zijn sinds 1996-1998.

Kwaliteitsverbeteringen in de inputs van gezondheidszorg zijn courant in sectoren die snelle technologische vooruitgang kennen zoals diagnostische testen, beeldvorming, implantaten en tot op zekere hoogte geneesmiddelen en chirurgische technieken. Bijgevolg zal een prijsindex voor bijvoorbeeld een prothetisch implantaat de reële prijsevolutie overschatten indien deze prijstoename samengaat met kwaliteitstoename van het middel of de ingreep (duurzaamheid, comfort, kans op verwikkelingen, enz.).

Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij heel wat medische producten en procedures. Dit maakt de toekomstige opname noodzakelijk van kwaliteitsverbeteringen in de medische prijsindices waarbij een aantal beproefde methodes aangewend worden. Ruim genomen bestaan er 5 methoden die aangewend worden in de klassieke prijsindices (doorgaans op producten gebaseerde) zoals de CPI en PPI.

Deze zijn (Triplett, OESO, 2004):

x de afwezigheid van kwaliteitscorrecties voor beperkte wijzigingen die geen uitwerking hebben op het productgebruik (bijvoorbeeld een wijziging in kleur of een aangepast extern ontwerp van een omhulsel);

x de waargenomen prijs verminderen met de kost voor de producent (geschat door de producent) om de kwaliteit van het product of de dienst te verhogen (dit houdt een wijziging in van de reële prijs voor de eindgebruiker die vergelijkbaar is met de waargenomen productiekostenwijziging van de producent);

x aannemen dat het verschil tussen de oude en nieuwe prijs geheel te wijten is kwaliteitswijzigingen (dit houdt geen wijziging in in de reële prijs voor de eindgebruiker);

x „„parallelle‰‰ prijsreeksen voor zowel oude en nieuwe producten vergelijken indien deze naast mekaar in de tijd voortbestaan en zo een correctiefactor bepalen; x „„hedonische‰‰ regressies (cf. „„hedonic regression‰‰) gebruiken voor prijsaanpassingen

waarbij prijzen en waarneembare product-/dienstkenmerken (op vergelijkbare wijze als b.v. bij „„conjoint analysis‰‰) met mekaar in verband gebracht worden om de „„impliciete‰‰ prijs te ramen van de kwaliteitsverbeteringen. Deze kunnen daarna afgetrokken worden van de nieuwe waargenomen prijzen.

Deze laatste techniek werd voornamelijk voor huishoudelijke elementen beproefd zoals computers, microgolfovens, diepvriezers, maar ook academische boeken, CT-scans (Traijtenberg, 1990) en geneesmiddelen (Berndt, 1993). Het zou echter niet zo evident zijn deze methode toe te passen op zuiver klinische ingrepen, waarbij kwaliteitsverbeteringen niet meteen tastbaar zijn en niet duidelijk meetbaar.

Volstrekt nieuwe goederen of elementen horen in de prijsindex opgenomen te worden zodra deze aanwezig zijn. Gesteld dat we nieuwe „„producten‰‰ gelijkstellen met nieuwe „„N-codes‰‰ en dat een regelmatige (jaarlijkse) herweging plaatsvindt van de elementaire prijzen (door bijv. budgettaire aandelen te hanteren) dient dit geen probleem te vormen zolang we terugbetaalde zorg in beschouwing nemen. Hetzelfde geldt voor bestaande N-codes die niet langer in gebruik zijn, hun gewicht zal tot nul herleid worden zodra ze niet langer gefactureerd worden. In deze zin is de invoering van een nieuwe N-code gelijk aan de verschijning van een nieuw „„revolutionair‰‰ product in de CPI, waardoor de productverzameling uitgebreid wordt.

Hierdoor wordt de productensample uitgebreid (dwz de populatie van N-codes) en wordt een bijkomende prijsreeks gevormd die geen gewichten heeft voor de basisperiode. Bijgevolg dienen oude en nieuwe prijzen met mekaar „„vervlecht‰‰ te worden op één of andere wijze, wat een herweging inhoudt in de berekeningen met de corresponderende C-codes.

Tabel 3. Voorbeeld Vervlechting (ÿ splice ŸŸ methode) Code N Gewichten

Basisperiode

Nieuwe Gewichten

Jaar 1 Prijs Jaar 2 Prijs Jaar 3 Prijs

A 0.60 0.50 100 101 101.5 B 0.40 0.30 100 102 102.5 C - 0.20 - (101.4) 98.5 GLOBALE INDEX 100 101.4 101.5

Code C wordt ingevoerd in Jaar 2, gewichten zijn bepaald door de waargenomen budgettaire aandelen in Jaar 1 en Jaar 2.

We nemen aan dat C dezelfde prijstrend volgt als de combinatie van A&B in het jaar van introductie:

Jaar 1= 100, Jaar 2 = (101 x 0.6) + (102 x 0.40) = 101.4

Vervolgens gebruiken we de nieuwe (vaste) basisgewichten voor Jaar 2 om de globale index op het niveau van de C-code te berekenen (elementair aggregaat)

(101.5 x 0.5) + (102x0.3) + (101.4x0.2) = 101.4

en vanaf Jaar 3 gebruiken we de geobserveerde prijzen voor C: (101.5 x 0.5) + (102.5x0.3) + (98.5x0.2) = 101.5

Bijgevolg hebben we de gewichten herijkt binnen het elementaire aggregaat (C-Code) zonder het gewicht van de C-code op zichzelf gewijzigd te hebben in de totale goederenkorf.

Op alternatieve wijze kan (jaarlijkse) ketening (Chaining) aangewend worden om nieuwe N-code te introduceren zodra gegevens beschikbaar zijn voor twee opeenvolgende periodes.

Tabel 4. Berekening van een geketende prijsindex

Voor elk product of element i, waarbij we bijvoorbeeld een Laspeyres index hanteren, definiëren we de directe ongeketende prijsindex tussen periode 0 en 1; periode 0 en 2 en periode 1 en 2 respectievelijk als:

LP01= wi0 (Pi1/Pi0); LP02= wi0 (Pi2/Pi0) en LP12= wi1 (Pi2/Pi1)

De geketende Laspeyres index voor prijswijzigingen tussen periode 0 en periode 2 is gelijk aan: LC02 = wi0 (Pi1/Pi0) x wi1 (Pi2/Pi1) 

= LP01 x wi1 (Pi2/Pi1) = LP01 x LP12

Indien we deze berekeningen toepassen op de Fisher index, bepalen we de Fisher index voor elke twee aansluitende perioden t, t+1 en ketenen we vervolgens de Fisher indices op dezelfde wijze om de geketende Fisher index te bekomen:

CF0t =ƒƒ3 0 T- 1 —( LP t, t+1 x PP t, t+1) voor periode t= 0 ..T Bijgevolg CFisher 1997, 2000= F(1997,1998 ) x F(1998,1999) x F(1999, 2000)